Verzoek om labiumcorrectie: soms meer dan een simpele vraag

Klinische praktijk
J. de Waard
Ph.Th.M. Weijenborg
M.M. ter Kuile
F.W. Jansen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:1209-12
Abstract
Download PDF

artikel

Dames en Heren,

Op het huisartsenspreekuur kunnen patiënten zich presenteren met vulvaire klachten die zij toeschrijven aan te grote labia minora. In veel gevallen zullen zij vragen om een chirurgische correctie. Na een lichamelijk onderzoek verwijst u hen dan waarschijnlijk naar een gynaecoloog of plastisch chirurg, die vaak op hun verzoek in zal gaan. In deze klinische les willen wij dit op het eerste gezicht eenvoudige probleem bespreken. Met 3 casussen illustreren wij hoe lastig diagnostiek en behandeling in de praktijk kunnen zijn. Op basis van bevindingen uit de literatuur en onze eigen klinische ervaring doen wij een voorstel voor de aanpak van een dergelijk verzoek.

Patiënt A, een 19-jarige para 0, bezoekt onze polikliniek, omdat zij ontevreden is over het resultaat van de labiumcorrectie, die enige tijd geleden door een gynaecoloog elders was verricht. Zij was verwezen naar die kliniek in verband met klachten van te grote labia minora. Patiënte voelt zich hierdoor al jaren geremd, met name bij het aangaan van contacten met jongens. Ook zou fietsen pijnlijk zijn. Er was onder algehele anesthesie een correctie uitgevoerd van de labia minora door middel van een wigexcisie. Postoperatief was het rechter labium ontstoken geraakt en hadden de hechtingen losgelaten. Hoewel patiënte na genezing van haar pijnklachten af was, bleef zij ontevreden over het cosmetische resultaat. Zij komt nu voor een second opinion.

Onderzoek toont een fraai resultaat van de eerder uitgevoerde operatieve correctie. Er blijkt geen indicatie te bestaan voor opnieuw chirurgisch ingrijpen. Desgevraagd vertelt patiënte dat zij in haar puberteit haar ‘grotere’ labia had bemerkt. Dit bezorgde haar veel schaamte, waardoor zij activiteiten als zwemmen achterwege liet. Zij deed toiletpapier tussen haar labia om irritatie te voorkomen. Zij geeft aan dat er nooit seksueel of fysiek geweld is geweest. Na expliciete geruststelling onzerzijds op basis van het gynaecologisch onderzoek kan zij haar verzoek om verder ingrijpen laten rusten.

Patiënt B, een 50-jarige para 1, onderging in het verleden een mammasparende operatie aan beide mammae met een tussenpoos van 5 jaar, in verband met een mammacarcinoom. Zij verzoekt tijdens haar bezoek aan onze polikliniek om chirurgische correctie van haar ‘te grote labia minora’. Drie jaar eerder was dit haar opgevallen en nu beheerst het bijna haar hele leven. Zij had het gevoel dat iedereen kon zien dat haar schaamlippen te groot waren. Het weerhield haar van het aangaan van een nieuwe relatie na haar echtscheiding. In het eerste consult vertelde patiënte dat zij haar ‘lichamelijke onvolkomenheid’ had ontdekt in de periode waarin haar toenmalige partner haar bedroog met een andere vrouw en zij de relatie met hem verbrak.

Bij gynaecologisch onderzoek valt een lichte asymmetrie van de labia minora op; beide zijn echter niet duidelijk groot. In overleg wordt patiënte verwezen naar de polikliniek Psychosomatische Gynaecologie en Seksuologie, met het doel na te gaan of een operatieve labiumcorrectie de oplossing voor haar huidige problemen is. Tijdens de gesprekken daar wordt haar duidelijk dat achter haar eenvoudige verzoek andere problemen schuilgaan. Patiënte ziet af van de operatie en wordt op haar eigen verzoek via haar huisarts doorverwezen voor psychotherapeutische hulp.

Patiënt C, een 33-jarige para 0, bezoekt onze polikliniek in verband met klachten over te grote labia minora. Zij heeft met name tijdens de menstruatie veel irritatie aan haar schaamlippen. Onderzoek van de genitalia externa bevestigt dit beeld van de labia. Onder algehele anesthesie wordt een labiumcorrectie verricht, die ongecompliceerd verloopt. In de maanden na de ingreep meldt patiënte ernstige vulvaire pijnklachten. Bij onderzoek worden bij herhaling geen aanknopingspunten voor een lichamelijke oorzaak voor haar klachten gevonden. Wel komt naar voren dat er al langer seksuele problematiek bestaat. Deze is echter niet bepreekbaar en patiënte onttrekt zich vervolgens aan verdere controle.

Ongeveer een jaar later bezoekt zij opnieuw onze polikliniek vanwege bloedarmoede bij hevige menstruaties. Gynaecologisch onderzoek en met name speculumonderzoek blijkt niet mogelijk te zijn, omdat patiënte zeer angstig is en vaginistisch reageert. Zij meldt desgevraagd dat zij in het verleden seksueel misbruikt is. Verder onderzoek of behandeling wijst zij af.

Jaren later zien wij haar opnieuw op onze polikliniek. Zij vraagt nu om een tweede correctie van haar labia in verband met chronische pijnklachten van haar linker labium minus. De anamnese leert dat patiënte niet alleen pijn aan haar labia heeft, maar ook klachten over hoofdpijn, buikpijn en afname van energie. Zij is op dat moment onder behandeling bij diverse andere medische specialisten en alternatieve therapeuten. De gevolgen van de pijnklachten op haar seksualiteit zijn nog steeds niet bespreekbaar. Uitwendig gynaecologisch onderzoek toont normale genitalia externa. Aan patiënte wordt uitgelegd dat een operatieve ingreep geen oplossing is voor haar probleem. Zij geeft aan geen vrede te hebben met deze conclusie en haar heil elders te gaan zoeken. Er wordt geen vervolgafspraak meer gemaakt.

Wat is een normale grootte voor labia minora? Het fenomeen ‘te grote labia minora’, ook wel ‘hypertrofie van de labia minora’ genoemd, wordt in de literatuur zelden beschreven. Een zoekactie in Medline (1966-2000) met als trefwoorden ‘labia (minora)’, ‘hypertrophy’, ‘plastic surgery’ en ‘vulva surgery’ leverde 11 artikelen op die betrekking hebben op dit onderwerp. Naast casuïstische mededelingen1-6 worden, met name vanuit de plastische chirurgie, wel diverse operatietechnieken en resultaten daarvan gegeven,7-9 maar over maat en getal of standaardisering is geen valide informatie te vinden. De ervaringen van een groep vrouwen na een labiumcorrectie zijn slechts in één retrospectief onderzoek gerapporteerd.10 Een chirurgische reductie van de labia minora gaf daarin een hoge mate van tevredenheid bij patiënten. De auteurs benadrukken wel het belang van zorgvuldige counseling en selectie van patiënten vooraf. De ingreep is in deze studie alleen verricht bij een grootte van het labium van > 4 cm, gemeten tussen basis en vrije rand, waarmee de klachten, bijvoorbeeld van cosmetische aard of met betrekking tot vulvaire irritatie bij bepaalde kleding of activiteiten en dyspareunie, verklaard zouden kunnen worden. Deze referentiewaarde wordt echter in dat onderzoek niet nader onderbouwd, noch zijn hierover in de literatuurverwijzingen gegevens te vinden.

De vraag rijst hoe objectiveerbaar de klacht is waarmee een vrouw het spreekuur bezoekt. De drie beschreven casussen belichten ieder een ander facet van de mechanismen die een rol kunnen spelen bij het als abnormaal ervaren van de grootte van de kleine schaamlippen. Ten eerste kan kennis ontbreken over de normale hormonaal geïnduceerde fysiologische veranderingen aan de genitalia externa en over de variatie in grootte en vorm van de labia minora tussen vrouwen onderling. De bezorgdheid of onzekerheid van adolescente meisjes over de grootte van hun uitwendige geslachtsorganen komt onder meer naar voren in de vragenrubrieken van meisjes- en vrouwenbladen als Yes, Fancy, Santé en Marie Claire.11 12 Het betreft overigens niet alleen adolescenten, maar ook oudere vrouwen. Deze onzekerheid wordt nog versterkt door de benaming van de binnenste labia als de ‘kleine schaamlippen’, die vaak meer naar buiten steken en dus als groter worden gezien ten opzichte van de buitenste labia oftewel de ‘grote schaamlippen’. Patiënt A vertelde bij navraag hoe zij de fysiologische veranderingen als abnormaal geïnterpreteerd heeft. Zij raakte daar als het ware door geobsedeerd, wat leidde tot haar verzoek om chirurgische correctie.

Ten tweede kan er bij vrouwen onzekerheid bestaan over het functioneren als aantrekkelijke seksuele partner, ten gevolge waarvan irrationele gedachten kunnen ontstaan over het uiterlijk van de genitalia externa. Zo ontstond bij patiënt B de klacht op het moment dat haar toenmalige partner haar afwees als seksuele partner. Patiënte is hierna of ten gevolge hiervan haar geslachtsdeel als disfunctioneel gaan ervaren. In dezelfde lijn ligt de gedachte dat oppervlakkige dyspareunie te wijten zou zijn aan te grote kleine schaamlippen of de gedachte dat het abnormaal is dat de binnenste schaamlippen vaak iets gespreid dienen te worden voordat de penis bij de coïtus in de vagina kan worden gebracht.

Een derde mechanisme dat kan bijdragen aan het ontstaan van klachten van te grote labia minora is de aanwezigheid van seksueel geweld in de voorgeschiedenis. Zoals de casus van patiënt C illustreert, kan een dergelijke voorgeschiedenis vrouwen ertoe brengen aan te dringen op onnodige medische ingrepen.13 Helaas biedt deze casus weinig duidelijkheid over de gedachtegang van patiënte om tot een dergelijk verzoek te komen. De ervaring leert echter dat met name voor deze patiënten een ingreep vaak niet tot tevredenheid stemt, zij vaak langdurig pijnklachten houden en de ingreep op zichzelf voor enkelen zelfs een herhaling van het vroegere trauma betekent.

Culturele factoren zouden ook een rol kunnen spelen. Bij bepaalde Afrikaanse stammen zijn lange, soms tot de knie reikende labia een teken van volwassenheid.14 Dit staat in contrast met de uitspraak dat bij een toenemende welvaart de vraag om esthetische verkleining van de labia minora juist toeneemt.15 Het bijwerken van labia op foto's in pornografische bladen of het afbeelden van genitalia van prepuberale meisjes op het internet, waardoor iemands referentiekader van wat normaal is vertekend wordt, zou volgens anderen een belangrijke rol kunnen spelen bij een dergelijk verzoek.16 17

Voor het verkleinen van de labia minora zijn er verschillende technieken (figuur). Bij amputeren of ‘trimmen’ wordt het overmatige, buitenste deel van de labia verwijderd. Om cosmetische redenen wordt een wigexcisie aanbevolen, waarmee de natuurlijke contour en vooral de pigmentatie van de vrije rand van het labium beter behouden blijven.7 Een gedeëpithelialiseerde labiumplastiek spaart de neurovasculaire voorziening van de vrije rand van het labium.8 Recent is een w-vormige labiumresectie (ook wel ‘zig-zag’-techniek) beschreven om klachten op basis van littekencontractie te voorkomen.9

In het algemeen worden als complicaties genoemd: een nabloeding of infectie, met daardoor veelal te vroege loslating van de hechtingen met cosmetische gevolgen. Hoe vaak deze complicaties voorkomen is niet bekend.

In onze eigen kliniek proberen wij de vraag ‘Wilt u een stukje van mijn schaamlippen afknippen?’ in een breder kader te plaatsen, anticiperend op de eerder genoemde mechanismen. Alvorens te besluiten tot chirurgisch ingrijpen, inventariseren wij de klacht en de gevolgen van de klacht voor het dagelijks leven. Zo wordt specifiek aandacht besteed aan de reden voor patiëntes verzoek op dit moment, aan haar klachten, haar gedachten en gevoelens in relatie tot de klachten en aan de gevolgen ervan voor haar relaties met anderen en voor seksualiteit. Eventuele traumatische (seksuele) ervaringen in het verleden worden expliciet besproken. Ook de verwachtingen van patiënte over het resultaat van een ingreep komen aan bod. Tijdens het lichamelijk onderzoek kijkt patiënte mee met een spiegel. Voor sommige vrouwen is dat de eerste keer dat zij de grootte van hun labia zo bekijken. Vervolgens wordt patiënte geïnformeerd over datgene wat bekend is over labia, de variabiliteit in grootte en de leeftijdsafhankelijke fysiologische veranderingen. Zij krijgt uitleg over de eventueel uit te voeren correctie en de resultaten die daarvan te verwachten zijn. Het anamnestische traject wordt ondersteund door reguliere samenwerking met een psycholoog, die vanuit haar deskundigheid met patiënte nogmaals stilstaat bij de reeds genoemde items. Mogelijke problematiek achter het verzoek om labiumcorrectie kan zo in één tot twee consulten gesignaleerd worden. Omdat een causale relatie tussen de klachten van de vrouw en de grootte van haar labia niet eenduidig hoeft te zijn, heeft deze aanpak tot doel aanknopingspunten te vinden voor de meest gepaste behandeling voor de individuele patiënte. Het hanteren van het mes zal lang niet altijd een oplossing voor de klacht opleveren. Vaak zijn voorlichting en geruststelling door de gynaecoloog voldoende. Soms is seksuologische, in een enkel geval psychotherapeutische hulpverlening aangewezen.

Dames en Heren, een verzoek tot chirurgische correctie van de labia minora is een eenvoudige vraag. De ingreep zelf is vanuit chirurgisch oogpunt gezien ook niet ingewikkeld. Of operatief ingrijpen de vaak psychische en gedragsmatige gevolgen van de te grote labia voor de vrouw in kwestie oplost, is echter de vraag, zeker wanneer men de last van de te grote labia nader inventariseert en afzet tegen het feit dat ieder chirurgisch ingrijpen tot onvoorziene complicaties kan leiden en dat de patiënte daarmee niet geholpen zal zijn. Op grond hiervan willen wij pleiten voor een terughoudend beleid, met een open oor voor mogelijke problematiek die schuil kan gaan achter het verzoek om labiumcorrectie.

Literatuur
  1. Hodgkinson DJ, Hait G. Aesthetic vaginal labioplasty.Plast Reconstr Surg 1984;74:414-6.

  2. Gowen RM, Martin VL. Labia minora reduction in aniron-lung disabled woman. Obstet Gynecol 1988;71:488-9.

  3. Chavis WM, LaFerla JJ, Niccolini R. Plastic repair ofelongated, hypertrophic labia minora. A case report. J Reprod Med1989;34:373-5.

  4. Fliegner JRH. Vulval varicosities and labial reduction.Aust NZJ Obstet Gynaecol 1997;37:129-30.

  5. Radman HY. Hypertrophy of the labia minora. Obstet Gynecol1976;48:78-80.

  6. Honoré LH, O'Hara KE. Benign enlargement ofthe labia minora: report of two cases. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol1978;8:61-4.

  7. Alter GJ. A new technique for aesthetic labia minorareduction. Ann Plast Surg 1998;40:287-90.

  8. Choi HY, Kim KT. A new method for aesthetic reduction oflabia minora (the deepithelialized reduction labioplasty). Plast ReconstrSurg 2000;105:419-24.

  9. Maas SM, Hage JJ. Functional and aesthetic labia minorareduction. Plast Reconstr Surg 2000;105:1453-6.

  10. Rouzier R, Louis-Sylvestre C, Paniel BJ, Haddad B.Hypertrophy of labia minora: experience with 163 reductions. Am J ObstetGynecol 2000;182:35-40.

  11. Hudepohl D. I had cosmetic surgery on my genitals. MarieClaire 2000:169-70.

  12. Medisch Panel Santé. Volgende patiënt; kunnenmijn schaamlippen worden verkleind? Santé, maart 2000:54-5.

  13. Weijenborg PhThM. Moet ik er dan direct naar vragen? Degynaecoloog geconfronteerd met in het verleden seksueel misbruikte vrouwen.Ned Tijdschr Obst Gynaecol 1994;107:370-2.

  14. Gelland M. Gross enlargement of the labia minora in anAfrican female. Centr Afr J Med 1973;19:101.

  15. Hage JJ. Vijftig jaar plastische chirurgie in Nederland.III. Structieve chirurgie van de genitaliën.Ned Tijdschr Geneeskd2000;144:966-73.

  16. Poelsma MC, Erp L van, Lunsen R van. Vijftig jaarplastische chirurgie in Nederland. III. Structieve chirurgie van degenitaliën ingezonden.Ned TijdschrGeneeskd 2000;144:2281-2.

  17. Discrete schaamdelen. De Volkskrant, 9 januari2001.

Auteursinformatie

Leids Universitair Medisch Centrum, Polikliniek Gynaecologie, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

Mw.J.de Waard, assistent-geneeskundige; mw.Ph.Th.M.Weijenborg en dr.F.W.Jansen, gynaecologen; mw.dr.M.M.ter Kuile, psycholoog.

Contact mw.Ph.Th.M.Weijenborg (p.t.m.weijenborg@lumc.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Gouda, juli 2002,

In de klinische les van De Waard et al. heb ik me gestoord aan de introductie van de patiënten A, B en C (2002:1209-12). Zij worden alledrie gezien als ‘para’ (‘patiënt A, een 19-jarige para 0’), terwijl het naar mijn idee om vrouwen gaat. Het ware beter geweest de patiënten bijvoorbeeld te introduceren als ‘patiënt A, een 19-jarige vrouw, para 0’, et cetera. Laten wij niet meegaan in medisch-gynaecologisch taalgebruik dat vrouwen slechts beoordeelt op hun obstetrische kwaliteiten, maar dat hoef ik de drie vrouwelijke auteurs hopelijk niet uit te leggen. Het artikel was overigens interessant en ik dank de auteurs en redactie voor de plaatsing van dit meestal met taboe omgeven onderwerp.

P. Leusink
A.J.M.
de Ridder

Woerden, juli 2002,

In het artikel van De Waard et al. (2002:1209-12) wordt mijns inziens een gevoelig onderwerp genuanceerd belicht. Het is goed te constateren dat – alhoewel een relatief kleine ingreep – de auteurs terughoudend zijn met snel ingrijpen bij een verzoek om labiumcorrectie. Terecht wijzen zij op de psychologische achtergronden die bij een dergelijk verzoek aan de orde kunnen zijn. Helaas is hierbij een belangrijke psychiatrische diagnose niet vermeld, namelijk ‘body dysmorfic disorder’ (BDD) ofwel ‘stoornis in de lichaamsbeleving’ of ‘dysmorfofobie’ genaamd.1 Patiënten met een dergelijke stoornis gaan gebukt onder een vermeende uiterlijke afwijking zonder dat deze voor anderen herkenbaar is. In principe kunnen alle aspecten van het uiterlijk onderwerp van een dergelijke obsessie worden en dus zeker ook de genitaliën. Patiënten schamen zich vaak vreselijk over deze ‘afwijking’. In ernstige gevallen kan dit leiden tot verregaand sociaal vermijdingsgedrag met depressiviteit en soms zelfs suïcidaliteit.

Alhoewel er nog weinig echt vaststaat over de oorzaken van deze stoornis, zijn er inmiddels psychotherapeutische behandelmethoden beschikbaar die gunstige resultaten laten zien, evenals bepaalde psychofarmaca.2 3 Patiënt A en B zouden gezien de beschreven problematiek zeer wel aan de diagnose ‘BDD’ kunnen voldoen; echter, de auteurs noemen deze diagnose niet. Alhoewel het in lichte gevallen mogelijk volstaat om een patiënt gerust te stellen en voorlichting te geven over de normale anatomische verhoudingen, zal dit bij een ernstige BDD-patiënt vermoedelijk niet helpen. Intensievere psychiatrische behandeling is dan aangewezen. Vandaar het belang van herkenning van deze stoornis. Op het belang van goede samenwerking tussen somatisch specialist en psycholoog/psychiater bij BDD werd eerder in dit tijdschrift al eens gewezen.4 De samenwerking met een psycholoog die de auteurs in de beschreven casuïstiek vermelden, verdient dan ook zeker navolging.

A.J.M. de Ridder
Literatuur
  1. American Psychiatric Association (APA). Diagnostic and statistical manual of mental disorders. DSM IV. Washington, D.C.: APA; 1994.

  2. Phillips KA. The broken mirror: understanding and treating body dysmorphic disorder. New York: Oxford University Press; 1996.

  3. Bouman TK. Stoornis in de lichaamsbeleving. In: Spinhoven Ph, Bouman TK, Hoogduin CAL, redacteuren. Behandelstrategieën bij somatoforme stoornissen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum; 2001. p. 58-70.

  4. Ridder AJM de. ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet’. [LITREF JAARGANG="1997" PAGINA="225-7"]Ned Tijdschr Geneeskd 1997;141:225-7.[/LITREF]

Leiden, augustus 2002,

Wij waarderen de reactie van collega De Ridder ten zeerste. Zoals in ons artikel wordt beschreven, worden patiënten die verzoeken om een labiumcorrectie in principe verwezen voor een consult naar een ter zake kundig psycholoog. De mogelijkheid dat er sprake is van de psychiatrische diagnose ‘BDD’ wordt dan ook in overweging genomen.1 Tot op heden echter voldoen de ‘labiumvrouwen’ slechts zelden aan de criteria die een diagnose ‘BDD’ rechtvaardigen. Omdat wij in eerste instantie het artikel schreven voor de medicus practicus, zijn wij niet uitvoerig ingegaan op datgene wat bij de psycholoog naar voren kan komen. Achteraf gezien is het niet noemen van de mogelijkheid van BDD zeker een omissie, omdat voor de vrouwen eens temeer geldt dat een operatieve correctie van het als abnormaal ervaren lichaamsdeel geen oplossing voor hun problemen oplevert. Voorzover ons bekend is er tot op heden geen onderzoek gedaan naar het vóórkomen van de diagnose ‘BDD’ onder vrouwen die om labiumcorrectie verzoeken.

J. de Waard
Ph.Th.M. Weijenborg
M.M. ter Kuile
F.W. Jansen
Literatuur
  1. American Psychiatric Association (APA). Diagnostic and statistical manual of mental disorders. DSM IV. Washington, D.C.: APA; 1994.