Ziekteclusters, 'de eigen achtertuin' en demografische synchronisatie

Klinische praktijk
J.G.J. Huurman
M. Drijver
D.H.J. van de Weerdt
H.M.J.A. Loenen
K.B. Yap
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:817-9

Dames en Heren,

De aandacht voor invloed van milieuverontreiniging op gezondheid is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen. De ‘Zorgen voor morgen’, zoals verwoord door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne,1 vertalen zich regelmatig in onrust voor het heden. Als gevolg van deze ontwikkeling wordt sneller dan voorheen een oorzakelijk verband gelegd tussen opmerkelijke clusters van ziektegevallen en mogelijke bronnen van milieuvervuiling in de directe omgeving. In het bijzonder huisartsen worden daardoor niet alleen geconfronteerd met genoemde gevallen zèlf, maar tevens met de psychosociale onrust die in het spoor van de somatische problematiek de kop opsteekt. Het is dan zaak onderscheid te maken tussen ‘pluis’ en ‘niet-pluis’.

Aan de hand van de beschrijving van 3 clusters van aandoeningen willen wij u attent maken op mogelijke valkuilen op dit grensvlak van milieu en (on)gezondheid.

Cluster 1

De moeder van een 5-jarige jongen belt de sociaal-geneeskundige van de regionale Gezondheidsdienst (GGD) en…

Auteursinformatie

Huurman Consult BV, Van Brienenlaan 16, 2244 BP Wassenaar.

J.G.J.Huurman, sociaal-geneeskundige.

GGD Zuid-Kennemerland, Haarlem.

Mw.M.Drijver, medisch milieukundige.

GGD Regio IJssel-Vecht, Zwolle.

D.H.J.van de Weerdt, medisch milieukundige.

GGD West-Holland, Voorburg.

Mw.H.M.J.A.Loenen, epidemioloog; K.B.Yap, sociaal-geneeskundige.

Contact J.G.J.Huurman

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Heerlen, mei 1995,

Wij delen de zorg voor het heden met collega Huurman et al., de auteurs van de klinische les over ziekteclusters (1995;817-9). Met het advies van de auteurs zijn wij het volledig eens: kijk kritisch naar de casuïstiek en pas op voor valkuilen. Helaas blijven de auteurs niet bij hun eigen les. Bij het volgen van ziektespoor en milieuspoor worden wel erg weinig zijsporen ingeslagen, die kunnen leiden tot een conclusie die afwijkt van de in de titel verwoorde hypothese; er wordt niet erg diep gespit in de eigen achtertuin. In het bijzonder worden verklaringen van overheidsinstanties, die vaak ook andere belangen vertegenwoordigen, niet kritisch tegen het licht gehouden. Bij elk van de 3 door auteurs beschreven casussen blijft voor ons een aantal vragen onbeantwoord.

Cluster 1

Luchtwegklachten bij 5 gezinnen in dezelfde straat en ook elders in een nieuwbouwwijk in een voormalig poldergebied. Dampen uit bodem of vervuilde sloot als mogelijke oorzaak? ‘Onwaarschijnlijk’ op grond van de opinie van één huisarts (‘wel veel luchtwegklachten in wijk, maar niet onrustbarend’) en een geruststellend verslag van de milieudienst. Het betreft hier waarschijnlijk het verplichte summiere routine-onderzoek vóór het bouwrijp maken (waarmee?) van de poldergrond. Conclusie zonder verder onderzoek hiernaar: de oorzaak van dit ziektecluster moet in de vochtige nieuwbouwhuizen gezocht worden. Nieuwbouwhuizen zijn immers de eerste jaren extra vochtig en dit leidt tot luchtwegsensibilisering van jonge kinderen. Als dit aantoonbaar het geval is, dan overstijgt dit probleem de achtertuin. Is het wel verantwoord om jonge gezinnen te laten wonen in één van de 800.000 nieuwbouwhuizen die dit jaar worden gebouwd?

Cluster 2

Bij een industrieterrein met onder andere een metaalbewerkingsbedrijf ligt een duidelijk afgegrensd deel van een 4 jaar bestaande nieuwbouwwijk, waar binnen één jaar 5 kinderen worden geboren met een aangeboren afwijking van het centrale zenuwstelsel (totaal 97 geboorten op 3702 inwoners). Twee kinderen met spina bifida, terwijl de verwachte incidentie 5,7-7,9 per 10.000 levendgeborenen is.1 De les behandelt alleen de 2 spina bifida-gevallen: de ongeveer 25 maal verhoogde incidentie kan nog door het toeval verklaard worden. De 3 andere gevallen in hetzelfde jaar bij dezelfde 97 geboorten zijn op een zijspoor gezet. De verantwoordelijke instanties verklaren dat er geen aanwijzing is voor een causale relatie. Conclusie: demografisch verklaarbare onrust.

Cluster 3

In een 12 jaar oude wijk dichtbij een vuilstort, ontstaat onrust over toegenomen kankerincidentie. Het is niet duidelijk of de kankerpatiënten allemaal ouder zijn dan 40 jaar, hoewel dit voor het verdere betoog zeer essentieel is. Bodemonderzoek zou niets hebben opgeleverd. Waar werd naar gezocht? Is voormalig illegaal storten van gevaarlijk afval uitgesloten? Is luchtonderzoek overwogen?

Mogelijk is ons belangrijke aanvullende informatie onthouden in het kader van een compacte presentatie en is ons commentaar niet terecht. Kleinschalige geleidelijke veranderingen in de eigen achtertuin zijn moeilijker op te sporen. Demografisch gesynchroniseerde alertheid op ziekteclusters dient onzes inziens positief beoordeeld te worden. Het is een voor de betrokkenen vaak pijnlijk, maar efficiënt middel om de overheid te dwingen tot een op preventie gericht beleid.

P. Höppener
J. Höppener-Helmich
Literatuur
  1. Een cluster van geboorten van kinderen met anencefalie en spina bifida. Amstelveen: GGD Amstelland-de Meerlanden, 1994.

Wassenaar, mei 1995,

In het slot van hun brief geven de collegae Höppener en Höppener-Helmich zelf de verklaring voor het feit dat in onze klinische les weinig zijsporen zijn ingeslagen. Het doel van een klinische les is lezers attent te maken op potentiële diagnostische en therapeutische valkuilen en daarom moet informatie beknopt worden gepresenteerd. De gegevens van elk van onze 3 clusters zijn afkomstig uit gedegen en diepgravende rapporten, waarin de door briefschrijvers gemiste informatie wèl is opgenomen. Graag maak ik nog een aantal kanttekeningen.

Het vermelde getal van 800.000 nieuwbouwwoningen zal zeker niet dit jaar nog worden gebouwd. Niettemin is het verstandig alert te zijn op luchtwegproblemen bij jonge kinderen in zojuist opgeleverde woningen.

Er is een onderscheid gemaakt tussen ‘echte’ neurale buisdefecten en andersoortige aandoeningen, omdat alleen op deze manier een mogelijke relatie kan worden gelegd tussen oorzaak en gevolg.

In cluster 3 waren inderdaad alle kankerpatiënten ouder dan 40 jaar; dat komt wellicht onvoldoende duidelijk in de tekst naar voren.

Medisch milieukundigen zijn ook in dienst van overheidsinstanties, maar trachten (toch) kritisch en onafhankelijk naar de feiten te kijken. Daarbij worden andere overheidsinstanties niet gespaard.

J.G.J. Huurman