Verergering van schizoaffectieve stoornis door interactie tussen haloperidol en carbamazepine

D. Cohen
W.L. Diemont
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:1942-4
Abstract

Samenvatting

Een 40-jarige vrouw met een schizoaffectieve stoornis werd aanvankelijk behandeld met lithium en haloperidol, maar na 3 jaar werd de lithium vervangen door carbamazepine. Hierna trad in de loop der jaren een verdergaande achteruitgang van het klinisch beeld op, ondanks verhoging van de haloperidoldosering. Na staking van het carbamazepinegebruik trad een opmerkelijk herstel in. Dit beeld kan goed worden verklaard door een farmacokinetische interactie tussen carbamazepine en haloperidol, waarbij carbamazepine leidt tot een lagere haloperidolspiegel. Deze klinisch relevante interactie dient te worden opgenomen in bewakingssystemen van geneesmiddelen.

Auteursinformatie

Rijngeest Groep, Langevelderweg 27, 2211 AB Noordwijkerhout.

D.Cohen, psychiater.

Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb, 's-Hertogenbosch.

W.L.Diemont, internist.

Contact D.Cohen (dcohen@rijngeestgroep.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

T.
Schalekamp

Utrecht, december 2002,

Cohen en Diemont melden dat de interactie tussen haloperidol en carbamazepine (2002:1942-4) niet is opgenomen in bewakingsbestanden van geneesmiddelen. Namens de medicatiebewakingscommissie Pharmacom-Medicom – verantwoordelijk voor de invulling van de medicatiebewaking in het apotheeksysteem Pharmacom en het huisartsensysteem Medicom – meld ik dat een interactie tussen antipsychotica en enzyminductoren sinds 2002 door het Pharmacom-Medicom-systeem wordt bewaakt. Nagenoeg alle antipsychotica zijn gezien hun lipofiliteit en (hierdoor) metabolisering via enzymsystemen in de lever gevoelig voor een versnelde afbraak via enzyminductie. Onder de enzyminductoren is ook carbamazepine opgenomen, zodat de combinatie tussen het antipsychoticum haloperidol en carbamazepine wel degelijk in ons systeem wordt bewaakt.

T. Schalekamp

Noordwijkerhout, januari 2003,

Wij zijn verheugd om van collega Schalekamp te vernemen dat de interactie tussen haloperidol en carbamazepine sinds 2002 in de medicatiebewakingssystemen Pharmacom en Medicom is opgenomen. Wij hebben in ons artikel gerefereerd aan de Pharmacom-Medicom-versie van 2001, het jaar van vervaardiging van het manuscript. Op dit moment is de interactie niet opgenomen in de geneesmiddelendatabank van het Wetenschappelijk Instituut Nederlandse Apothekers (WINAP). Dat impliceert dat bij vele andere medicatiebewakingssystemen bij apothekers en huisartsen deze interactie niet wordt bewaakt. Het WINAP heeft ons echter laten weten dat het de interactie in behandeling heeft genomen.

D. Cohen
W.L. Diemont

's-Gravenhage, maart 2003,

Cohen en Diemont meldden onlangs (2003:365) dat de interactie tussen haloperidol en carbamazepine niet is opgenomen in de geneesmiddelendatabank van het Wetenschappelijk Instituut Nederlandse Apothekers (WINAp), maar dat WINAp de interactie in behandeling heeft genomen. De literatuur over deze interactie is inmiddels beoordeeld door de werkgroep voor Farmacotherapie en Geneesmiddelinformatie. Hierbij is gebruikgemaakt van het door de werkgroep ontwikkelde systeem waarbij de ‘onderbouwing van de bewijslast’ en de ‘ernst van het potentiële effect’ worden aangegeven met een alfanumerieke code.1

De categoriale indeling voor de beschikbare onderbouwing bestaat uit 5 categorieën, van 0 tot en met 4, oplopend naar de mate van onderbouwing (tabel 1). De categoriale indeling van effecten bestaat uit 6 categorieën, van A tot en met F, oplopend in ernst (tabel 2). De samengestelde alfanumerieke codering kan uiteenlopen van 0A (geen relevante onderbouwing aanwezig; onbeduidend effect) tot 4F (goed gecontroleerde humane interactiestudie met klinisch relevant eindpunt; zeer ernstig, irreversibel effect).

De interactie tussen haloperidol en enzyminductoren (carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine) is per 1 april 2003 opgenomen in het interactiebestand van de G-standaard. De interactie is beoordeeld als ‘3D’. De ‘3’ betekent dat er qua onderbouwing interactiestudies met relevante surrogaateindpunten zijn. De ernst van het potentieel effect, verergering van de psychose en hallucinaties, is beoordeeld als ‘D’.

M. le Comte
B. Wensveen
T. Kreutzkamp
Literatuur
  1. Roon EN van, Kerremans A, Flikweert S. Van 0A tot 4F. Gestructureerde beoordeling van geneesmiddeleninteracties. Pharm Weekbl 2002;137:255-60.