Verdrongen herinneringen

Klinische praktijk
W.A. Wagenaar
H.F.M. Crombag
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:1275-80

In een toenemend aantal strafzaken komen ‘verdrongen’ en later hervonden herinneringen aan de orde.1 Het gaat daarbij vrijwel altijd om herinneringen aan seksueel misbruik, die er jarenlang niet waren, maar die weer opduiken, meestal in het kader van een psychologische of psychiatrische therapie die er speciaal op gericht is om verdrongen herinneringen toegankelijk te maken. Wordt in het kader van een strafzaak een beroep gedaan op zulke hervonden herinneringen, dan is de vraag wat rechters daarmee aan moeten, een vraag die zij dikwijls niet op eigen kracht durven te beantwoorden. Raadplegen zij daartoe getuigen-deskundigen, dan kan het gemakkelijk gebeuren dat zij worden geconfronteerd met tegenstrijdige verklaringen.

Maar de discussie blijft niet beperkt tot de rechtszaal. Ook in de wetenschappelijke literatuur twist men over de vraag of zulke herinneringen teruggaan op werkelijke ervaringen of dat ze het produkt zijn van suggestie en inbeelding. Aan de ene kant staan zij die…

Auteursinformatie

Rijksuniversiteit, vakgroep Psychologische Functieleer en Theoretische Psychologie, Postbus 9555, 2300 RB Leiden.

Prof.dr.W.A.Wagenaar, psycholoog.

Rijksuniversiteit Limburg, faculteit der Rechtsgeleerdheid, Maastricht.

Prof.dr.H.F.M.Crombag, psycholoog.

Contact prof.dr.W.A.Wagenaar

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Wagenaar en Crombag tonen duidelijk aan dat met het begrip ‘verdrongen herinneringen’ grote voorzichtigheid is geboden (1995;1275-9). Hun opvattingen betreffende onwaarschijnlijke en onmogelijke herinneringen (bl. 1278) behoeven enige aanvulling. Dergelijke herinneringen zijn namelijk toch mogelijk.

Over patiënten met schizofrenie is ruimschoots bekend dat zij als gevolg van hallucinaties en wanen gebeurtenissen of herinneringen daaraan kunnen vermelden, die nimmer hebben plaatsgevonden. Ook kunnen zij melding maken van de meest bizarre of gruwelijke seksuele gedragingen en zichzelf of anderen daarvan beschuldigen. Het komt voor dat zij zeggen verkracht te zijn of jarenlang incest te ervaren zonder dat dit ooit feitelijk is gebeurd.1

In de huidige tijd bestaat het gevaar dat hulpverleners dergelijke patiënten als incestslachtoffer beschouwen. Het is voorgekomen dat een rechter een zeer bizar verhaal geloofwaardig achtte, aannemend dat iemand dit onmogelijk kan bedenken.

G.D.
de Jong

Leiden, juli 1995,

De patiënt bedènkt het ook niet; hij erváárt het door en tijdens de ziekte.

Afgezien van de mogelijkheid van valse aangiften, waarschuwen de gerechtelijke geneeskundigen duidelijk voor confabulatie en onware bekentenissen. Personen met pseudologia phantastica zijn in staat enorme aandacht te trekken met verhalen over incest bedreven door de hele familie of over onoorbaar gedrag van vele notabelen in hun woonplaats.2

Onware bekentenissen kunnen bij mensen met een mentale retardatie of alcoholisme worden verkregen door intensief of nachtelijk verhoor.3

Een gereserveerde opstelling bij justitie wordt door sommige hulpverleners omzeild door met aangifte te wachten totdat een als meegaand bekend staande officier dienst heeft.4 Het lijkt gewenst dat justitie steeds nagaat of degene door of namens wie wordt geklaagd, ook psychiatrisch patiënt is en of de betrokken hulpverleners competent zijn zich zelfstandig met deze problemen te bemoeien.

G.D. de Jong
Literatuur
  1. Bleuler E, Bleuler M. Lehrbuch der Psychiatrie. 7e Auflage. Berlin: Springer, 1943:301.

  2. River JP de. The sexual criminal. Springfield: Thomas, 1951:240-1.

  3. Guilty innocents: the road to false confessions [editorial]. Lancet 1994;344:1447-50.

  4. Kloosterman W. De stand van zaken van politie en justitie. In: Bonink M, Faber L, Mijlof B, Rümke C, redacteuren. Incest en hulpverlening. Amersfoort: Acco, 1990:249.

W.A.
Wagenaar

Leiden, augustus 1995,

Wij danken De Jong zeer hartelijk voor zijn reactie naar aanleiding van ons artikel over verdrongen herinneringen. ‘False confessions’ vormen weliswaar een ander onderwerp, maar hebben ook mijn belangstelling. In dit verband verwijs ik naar hoofdstuk 7 in het boek Dubieuze zaken.1

W.A. Wagenaar
Literatuur
  1. Crombag HFM, Koppen PJ van, Wagenaar WA. Dubieuze zaken. Amsterdam: Contact, 1992.