Stand van zaken en preventieve strategieën

Verdrinking bij kinderen in Nederland

Onderzoek
Bregje A. Ramp
Mariët van ’t Klooster
Matthijs de Hoog
N.J.G. (Koos) Jansen
H.M. (Anne Marie) Oudesluys-Murphy
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A7396
Abstract

Dit artikel maakt deel uit van een serie artikelen in het NTvG over public health.

Samenvatting

Doel

Onderzoek naar de risicogroepen voor en risicofactoren van verdrinking van kinderen in Nederland, ter verbetering van preventiecampagnes.

Opzet

Prospectief en deels retrospectief.

Methode

Gegevens over verdrinkingsaccidenten in de jaren 2010 en 2011 werden op 2 manieren verzameld. In de eerste plaats werd verdrinking (met en zonder fatale afloop) toegevoegd aan de lijst van te melden aandoeningen van het Nederlands Signaleringscentrum Kindergeneeskunde (NSCK). Kinderartsen ontvingen een uitgebreide vragenlijst als zij een melding van verdrinking hadden gedaan. Ook werd aanvullende informatie over verdrinkingen verzameld in online media (nieuwssites en onlinekranten).

Resultaten

In totaal werden 82 meldingen van verdrinkingen geanalyseerd (63 ingevulde vragenlijsten van kinderartsen en 19 aanvullende verslagen uit online media). In 2010 en 2011 overleden in Nederland 23 kinderen aan de gevolgen van verdrinking. Bij 54% van alle verdrinkingen waren de kinderen jonger dan 4 jaar. In 71% van alle gevallen waren de slachtoffers jongens. De helft van de ongelukken (51%) vond plaats doordat kinderen uit het zicht van ouders of verzorgers waren geraakt. 27% van de ongevallen vond plaats in en rondom het huis. 21 kinderen (26%) hadden een verdrinkingsaccident in een openbaar zwembad; 5 van deze kinderen overleden als gevolg van de verdrinking.

Conclusie

Door beter en continu toezicht op jonge kinderen kunnen meer verdrinkingen worden voorkomen. Open water in en om het eigen huis moet zo veel mogelijk afgeschermd worden. Ook in een openbaar zwembad is goed toezicht essentieel.

Auteursinformatie

Leids Universitair Medisch Centrum, Willem-Alexander Kinderziekenhuis, Leiden.

Drs. B.A. Ramp, medisch studente (thans: arts-assistente SEH, MC Haaglanden, Den Haag); drs. M. van ’t Klooster, medisch studente (thans: arts-assistente kindergeneeskunde, Kinderkrankenhaus Auf der Bult, Hannover, Duitsland); prof.dr. H.M. Oudesluys-Murphy, kinderarts-sociale pediatrie.

Erasmus MC, Sophia kinderziekenhuis, afd. IC Kinderen, Rotterdam.

Prof.dr. M. de Hoog, kinderarts-intensivist.

UMC Utrecht, Wilhelmina kinderziekenhuis, afd. IC Kinderen, Utrecht.

Dr. N.J.G. Jansen, kinderarts-intensivist.

Contact prof.dr. H.M. Oudesluys-Murphy (h.m.oudesluys-murphy@lumc.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: ICMJE-formulieren zijn online beschikbaar bij dit artikel. Dit onderzoek werd financieel ondersteund door Stichting Kinderpostzegels Nederland. Veiligheid.nl heeft bij het onderzoek geadviseerd.

Auteur Belangenverstrengeling
Bregje A. Ramp ICMJE-formulier
Mariët van ’t Klooster ICMJE-formulier
Matthijs de Hoog ICMJE-formulier
N.J.G. (Koos) Jansen ICMJE-formulier
H.M. (Anne Marie) Oudesluys-Murphy ICMJE-formulier
Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Public Health
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties