Variatie in het fertiliteitsonderzoek in Nederland

Onderzoek
F.M. Helmerhorst
S.G. Oei
K.W.M. Bloemenkamp
M.J.N.C. Keirse
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:2088-91
Abstract

Samenvatting

Doel

Vaststellen in hoeverre het standaard-infertiliteitsonderzoek wordt uitgevoerd en op welke wijze de verschillende tests worden toegepast, in relatie tot de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).

Opzet

Enquête-onderzoek.

Plaats

Landelijk onderzoek.

Methode

Een enquête-onderzoek werd verricht onder de hoofden van alle 8 universitaire en 20 niet-universitaire afdelingen Obstetrie en Gynaecologie of van de respectievelijke subafdelingen voor infertiliteit. Van 1 niet-universitaire subafdeling werden geen gegevens verkregen.

Resultaten

De door de WHO aanbevolen onderzoeken (algemeen lichamelijk onderzoek, andrologisch en gynaecologisch onderzoek, semenanalyse, ovulatiedetectie, passageonderzoek) werden in grote lijnen gevolgd, maar algemeen lichamelijk onderzoek bij de man werd meestal slechts op indicatie verricht. Populaire routineonderzoeken die niet door de WHO worden aanbevolen, waren de post coitum-test en hysterosalpingografie. Bij de post coitum-test varieerden het tijdsinterval na de coïtus en de normen voor motiliteit van de spermatozoën.

Conclusie

Oriënterend fertiliteitsonderzoek is veelal gebaseerd op empirie en traditie, ook het door de WHO aanbevolen onderzoek.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Obstetrie, Gynaecologie & Voortplanting. Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

Dr.F.M.Helmerhorst en prof.dr.M.J.N.C.Keirse, vrouwenartsen; S.G.Oei, assistent-geneeskundige; mw.K.W.M.Bloemenkamp.

Contact dr.F.M.Helmerhorst

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties