Vaccinatie tegen influenza, 1989/'90

C.A. Postema
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:1708-9

Met het oog op het influenzaseizoen 1989‘90 moge ik u herinneren aan een aantal groepen patiënten met ziektebeelden waarvan is vastgesteld dan wel op theoretische gronden wordt aangenomen dat zij een verhoogd risico ten aanzien van influenza inhouden. De volgende groepen patiënten komen in dit verband voor vaccinatie in aanmerking:

1. Patiënten voor wie jaarlijkse vaccinatie sterk wordt aanbevolen:

– Patiënten met afwijkingen en functiestoornissen van de luchtwegen en longen, zoals asthma bronchiale, chronische bronchitis, emfyseem, antracosilicose, longfibrose, mucoviscidose, alsmede ernstige vormen van kyfoscoliose, neurologische ademhalingsstoornissen, status na longresectie, status na laryngectomie en cheilognathopalatoschisis.

– Patiënten met afwijkingen die (kunnen)…

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Eindhoven, augustus 1989,

Zoals te doen gebruikelijk, heeft de hoofdinspectie van de volksgezondheid haar jaarlijkse advies inzake vaccinatie tegen influenza doen uitgaan (1989;1708-9). De nieuwe formulering van het advies en met name de afzonderlijke vermelding van diabetes mellitus als risicofactor zijn een duidelijke verbetering ten opzichte van de vorige versies. Op één punt hebben de wijzigingen onzes inziens geleid tot een onlogisch voorstel. In punt 1.3 van het advies wordt nu gesproken van ‘oudere patiënten met diabetes mellitus en jongere patiënten met een stofwisselingsziekte met name indien deze moeilijk te reguleren is’.

Het zijn echter juist (jonge) patiënten met een diabetes mellitus type 1 die het grootste risico lopen op metabole dysregulatie bij het doormaken van een influenza-infectie. Sterke toename van het aantal diabetes-patiënten met een keto-acidose in een periode van epidemische influenza is dan ook herhaaldelijk beschreven.1 Onlangs is gepubliceerd dat dit ook geldt voor Nederland waar de diabetesregulatie over het algemeen goed is.2 Van patiënten met diabetes mellitus is voorts bekend dat zij een verminderde afweer hebben tegen Staphylococcus aureus, de belangrijkste veroorzaker van de secundaire bacteriële pneumonie. In tegenstelling tot patiënten met diabetes mellitus type 2 is bij patiënten met diabetes mellitus type 1 een verminderde humorale immunorespons tegen influenza aangetoond.3 Deze patiënten de jaarlijkse influenzavaccinatie te onthouden, lijkt dan ook onjuist. Tevens is niet goed in te zien waarom een patiënt met bijvoorbeeld de ziekte van Addison op 20-jarige leeftijd wél en op 70-jarige leeftijd niet voor vaccinatie in aanmerking zou komen.

Wij zijn dan ook van mening dat de onder 1.3 genoemde leeftijdsindicaties in een volgend advies achterwege dienen te blijven. Voor het huidige seizoen zou een correctie op het huidige advies aan te bevelen zijn.

D.W. Erkelens
R.J.A. Diepersloot
K.P. Bouter
J.B.L. Hoekstra
Literatuur
  1. Watkins PJ, Soler NG, Fitzgerald MG, Malius JM. Diabetic ketoacidosis during the influenza epidemic. Br Med J 1970; IV: 89-91.

  2. Bouter KP. Studies on the immune response in diabetes mellitus. Utrecht, 1989. Proefschrift.

  3. Diepersloot RJA, Bouter KP, Beyer WEP, Hoekstra JBL, Masurel N. Humoral immune response and delayed type hypersensitivity to influenza vaccine in patients with diabetes mellitus. Diabetologia 1987; 30: 397-400.

Rijswijk, september 1989,

Jaarlijks wordt in Nederland door een commissie van de Gezondheidsraad een advies opgesteld inzake vaccinatie tegen influenza. Dit advies wordt meestal overgenomen door de Geneeskundige Hoofdinspectie van de Volksgezondheid en in een brief aan de artsen en apothekers in Nederland kenbaar gemaakt. In het op deze wijze tot stand gekomen advies worden drie categorieën patiënten onderscheiden: patiënten voor wie vaccinatie sterk wordt aanbevolen, patiënten voor wie vaccinatie gedurende enkele jaren wordt aanbevolen en ten slotte een categorie patiënten voor wie vaccinatie te overwegen is.

In de brief van collega Erkelens et al. wordt gerefereerd aan een subgroep uit de eerste categorie, die van de patiënten bij wie vaccinatie sterk wordt aanbevolen. In het voorliggende advies wordt vaccinatie sterk aanbevolen voor zowel oude als jonge patiënten met diabetes mellitus ongeacht het type diabetes dan wel de mate van regulatie. Hierover kan en dient geen misverstand te bestaan. De toevoeging ‘met name’ is meer gebaseerd op de wetenschap dat de vigerende vaccinatie-adviezen niet alom door de beroepsgenoten worden gevolgd. Het door Erkelens et al. aangehaalde onderzoek is een onderbouwing van de gekozen categorie-indeling en als zodanig niet strijdig met het gegeven advies.

In een volgend advies zal evenwel een zodanige formulering gekozen worden dat een meer eenduidige interpretatie optreedt.

C.A. Postema