artikel
In 2000 heeft Wim Kayzer een interview met Rutger Kopland, in het kader van een serie gesprekken over de schoonheid en de troost. Hierin vertelt Kopland over de dood van zijn moeder. Zij had de wens dat er een obductie zou worden verricht en zo geschiedde. Kopland vroeg of hij het obductieverslag mocht lezen. Dat mocht, maar hij kon het niet uitlezen. Ook al was hij arts, ook al kende hij alle woorden, ook al kende hij de hersenen, het lezen veroorzaakte een ervaring van paniek, angst en vervreemding. Zijn moeder was van stof en in die hersenen, die nu verdwenen waren, had hij gewoond. Hij keek niet alleen naar zijn moeders verdwijnen, maar ook naar zijn eigen definitieve afwezigheid.
Rutger Kopland is het pseudoniem van Rudi van den Hoofdakker, emeritus hoogleraar biologische psychiatrie in Groningen. Onder de naam Rutger Kopland is hij uitgegroeid tot een van Nederlands belangrijkste dichters van de 20e eeuw. Voor zijn poëzie kreeg hij de P.C. Hooftprijs en de VSB poëzieprijs en zijn werk is in veel talen vertaald.
Als hem wordt gevraagd wat poëzie en psychiatrie met elkaar te maken hebben, dan is zijn eerste antwoord altijd: ‘Psychiatrie en poëzie zijn geheel verschillende ambachten met heel verschillende doelen en heel verschillende werkwijzen.’ Maar uit wat dan volgt, wordt duidelijk dat er ook overeenkomsten zijn. Een belangrijk voorbeeld is zijn ontdekking dat in wetenschappelijk onderzoek het niet de werkelijkheid is die de vragen dicteert, maar andersom: de vragen bepalen wat hij van de werkelijkheid te zien krijgt. Hij schrijft dat toen hij dat eenmaal inzag, hij ook andere gedichten ging maken. De scheiding tussen de objectieve wereld van de wetenschap en de subjectieve wereld van de poëzie vervaagde. Beide benaderingen zijn mogelijkheden om de wereld te lezen en werkelijkheid te maken. Soms voldoet de ene benadering beter dan de andere. Waar de wetenschappelijke benadering hem het lezen van het obductieverslag van zijn moeder onmogelijk maakte, biedt de poëzie hem uitkomst, zoals te lezen is in dit gedeelte van het gedicht Het anatomisch verslag.
Ik lees het verslag van de patholoog-anatoom
in patiëntes hersenen trof hij de bij dit beeld
gebruikelijke afwijkingen aan
hij beschrijft uitvoerig en zorgvuldig hoe hij
met mes en microscoop door haar hersenen
is gewandeld en wat hij tegenkwam
ik wandel mee, ik ken het landschap uit het handboek
cortex, thalamus, limbische gebieden
en zie de verwoestingen
in deze verlaten wereld heeft ze gewoond
en ook ik woonde hier
ik moet wegkijken van het verslag
in mijn hoofd een leegte niet te beschrijven
alsof ook ik mijn lichaam had verlaten
Reacties