Psychische gezondheid van 13-14-jarigen voor en na de cafébrand in Volendam; een prospectief onderzoek met gegevens van de getroffenen en van een controlepopulatie

Onderzoek
S.A. Reijneveld
M.R. Crone
F.C. Verhulst
S.P. Verloove-Vanhorick
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:1785-92
Abstract

Samenvatting

Doel

Nagaan van de effecten van een ramp op de psychische gezondheid van kinderen, gebruikmakend van prospectieve gegevens van voor en na de ramp.

Opzet

Prospectief, vergelijkend.

Methode

De Volendamse cafébrand verwondde ongeveer 250 jongeren, van wie er 14 overleden. In september en oktober 1999, 15 maanden voor de ramp, werden alle leerlingen in klas 2 van de grootste Volendamse school voor voortgezet onderwijs (van wie er 31 bij de brand waren) en van twee andere scholen als controlegroep in een onderzoek betrokken. Zij rapporteerden toen over gedragsproblemen en emotionele problemen (via de ‘Youth self-report’-vragenlijst; YSR) en over middelengebruik. Conform het protocol werden in mei 2001, 5 maanden na de ramp, follow-upgegevens verzameld van 91 van de 124 Volendamse kinderen (leeftijd: 13-14 jaar) van wie een voormeting beschikbaar was (73,4) en van 643 van de 830 controlekinderen (77,5).

Resultaten

Volendamse kinderen hadden een sterkere toename in de proportie klinische scores op de YSR-schaal ‘totale problemen’ (oddsratio: 1,82; 95-BI: 1,01-3,29; p = 0,046) en in excessief gebruik van alcohol (4,57; 2,73-7,64; p < 0,0001), maar niet in roken (0,87; 0,48-1,56; p = 0,63) en niet in gebruik van marihuana, ecstasy en slaapmiddelen. De toenamen op de YSR waren het grootst voor de syndroomschalen ‘angstig/depressief’ (2,85; 1,23-6,61), ‘denkproblemen’ (2,16; 1,09-4,30) en ‘agressief gedrag’ (3,30; 1,30-8,36). ‘Intention to treat’-analysen – waarbij alle uitgevallenen hun oorspronkelijke uitgangswaarden hielden – lieten statistisch significante effecten zien voor excessief drinken en de YSR-syndromen. De effecten waren vrijwel hetzelfde voor de slachtoffers en hun klasgenoten.

Conclusie

Interventies na een ramp moeten gericht zijn op angst, depressie, denkproblemen, agressie en alcoholgebruik van slachtoffers en hun vriend(inn)en.

Auteursinformatie

TNO Preventie en Gezondheid, Postbus 2215, 2301 CE Leiden.

Dr.S.A.Reijneveld, sociaal-geneeskundige/epidemioloog; mw.drs.M.R. Crone, gezondheidswetenschapper; mw.prof.dr.S.P.Verloove-Vanhorick, kinderarts/epidemioloog.

Erasmus Medisch Centrum, locatie Sophia Kinderziekenhuis, afd. Psychiatrie, Rotterdam.

Prof.dr.F.C.Verhulst, kinder- en jeugdpsychiater.

Contact dr.S.A.Reijneveld (sa.reijneveld@pg.tno.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties