‘Pluis/niet-pluis’: een valide denkmethode

Opinie
Jos W. Snoek
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A1766
Abstract

In dit tijdschrift vragen Stolper et al. aandacht voor de betekenis van het ‘pluis/niet-pluis’-gevoel in de dagelijkse praktijk van de huisarts.1 De auteurs hebben de dappere stap genomen om dit moeilijk te grijpen, maar in de dagelijkse praktijk van artsen veel voorkomende fenomeen, aan wetenschappelijk onderzoek te onderwerpen.

Heel lang zijn de niet of nauwelijks te expliciteren ‘gut feelings’, die – zoals elke ervaren arts weet – in de dagelijkse praktijk een belangrijke rol vervullen, als te zacht onderzoeksmateriaal opzij geschoven. De aandacht was gericht op normatieve besliskunde, op onderzoek naar algemeen probleemoplossende vaardigheden en naar verschillen in het gebruik van medische kennis door artsen en studenten. Pas in de laatste jaren is er meer belangstelling gekomen voor vormen van denken en beslissen die niet of maar zeer gedeeltelijk bewust meegemaakt worden.2

Hoe denken artsen eigenlijk?

Inmiddels bestaat er een redelijke overeenstemming over een gelaagd kennismodel.3 De…

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum Groningen, afd. Onderwijsinstituut, en Martini Ziekenhuis Groningen, afd. Neurologie.

Contact Prof.dr. J.W. Snoek, neuroloog (j.w.snoek@med.umcg.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 20 januari 2010

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Willem J.
van der Krol

Ik zou het helemaal eens kunnen zijn met dit commentaar ware het niet dat ik het door elkaar gebruiken van de begrippen “pluis en niet pluis” en “intuïtie” niet juist vind. Het is terecht om het “pluis niet pluis”gevoel te zien als een bijzondere vorm van denken. Daarbij is het begrip “patroonherkenning” essentieel. Een ervaren dokter zal een bepaalde complexe situatie bewust of onbewust vergelijken met andere situaties die eerder in het persoonlijke geheugen waren opgeslagen. Het gaat hierbij niet om de afzonderlijke details maar om een complex patroon van details dat onderling vergeleken wordt. Afhankelijk van hoe die vergelijking uitvalt zal er vervolgens een “pluis of niet pluis gevoel” ontstaan. Doordat dit proces grotendeels onbewust plaats vindt wordt de uitkomst ervaren als een gevoel hoewel het in wezen een cognitief proces betreft. Bij intuïtie is er per definitie geen sprake van een denkproces. Intuïtie is een vorm van direct inzicht bij daartoe begaafde mensen. Het lijkt uit het niets te komen en doet zich onafhankelijk van ervaring of opleiding voor. Van veel fundamentele doorbraken in de wetenschap is bekend dat er een vorm van intuïtie bij de onderzoeker aan vooraf is gegaan. Alleen bij een vrij en open bewustzijn krijgt intuïtie een kans. Het is niet mogelijk om intuïtie bewust op te roepen of anderszins te manipuleren. Het valt dus ook niet te leren. Het zou zeker een stap voorwaarts zijn als in het medische denken het “pluis en niet pluis gevoel” een grotere plaats zou krijgen. Maar het zou nog een stap verder zijn als ook de stem van de intuïtief begaafde dokter erkenning zou krijgen.
 

Willem van der Krol, arts complementaire geneeswijze Leeuwarden

Ik dank collega van der Krol voor zijn commentaar. Ik deel echter zijn opvatting niet dat “er bij intuïtie per definitie geen sprake is van een denkproces”. Het ligt maar helemaal aan de definitie van intuïtie die gehanteerd wordt. Collega van der Krol beschouwt intuïtie als een gave, die bij de gelukkige eigenaar daarvan leidt tot direct inzicht, onafhankelijk van ervaring en opleiding. In zijn afscheidscollege op 10 september 1985 met als titel “Over intuïtie” behandelt de psycholoog A.D. de Groot de verschillende betekenissen van intuïtie: “intuïtie kan tot een intuïtie leiden – bij een persoon met intuïtie” en hij vervolgt: “in deze zin staan drie betekenis-soorten bijeen: ‘intuïtie’ als iets dat mentaal gebeurt, dus als proces of geestelijke activiteit; ‘een’ intuïtie als produkt of resultaat daarvan; en intuïtie als een eigenschap die mensen al dan niet, of meer of minder, geacht worden te kunnen hebben. Dit laatste begrip is een dispositiebegrip dat een vermogen aanduidt.” Van der Krol gaat uit van intuïtie in de laatste betekenis, een gave die je nu eenmaal hebt of niet hebt.

In de literatuur wordt over medisch probleemoplossen wordt meestal het mystieke, ongrijpbare karakter van intuïtie benadrukt. Intuïtie is volgens de meeste auteurs iets dat in de dagelijkse praktijk zeker een plaats heeft, maar dat de clinicus ‘overkomt’: een niet-rationeel, ongrijpbaar en in ieder geval als proces niet-analyseerbaar gebeuren. In mijn beschrijving van het ‘pluis-niet pluis’-gevoel als een schoolvoorbeeld van intuïtief redeneren ga ik juist uit van de betekenis van intuïtie als een alom voorkomende, deels geautomatiseerde, doelgerichte en doorgaans effectieve denkmethode, die in kracht toeneemt bij toenemende ervaring. Het feit dat intuïtief redeneren moeilijk te onderzoeken is, omdat het om niet of slechts gedeeltelijk verwoordbare denkmethoden gaat, is geen reden om dat niet te proberen en om die reden heb ik het onderzoek van Stolper cs., waar mijn Commentaar betrekking op had, toegejuicht.

 

Jos Snoek