Zie ook het artikel op bl. 2511.
Operatieve ingrepen gaan gepaard met een verhoogd risico op veneuze trombose van de beenvaten en longembolie. Het risico op een veneuze trombo-embolie in aansluiting op een chirurgische ingreep (zonder tromboseprofylaxe) varieert van 15-40 bij algemene chirurgie tot 40-60 bij patiënten die een grote orthopedische ingreep ondergaan.1 Het risico op postoperatieve veneuze trombo-embolie is vooral hoog als er bijkomende omstandigheden zijn die het tromboserisico doen verhogen, zoals trombofilie (een aangeboren of verworven afwijking in het bloed die de stolbaarheid van het bloed verhoogt), de aanwezigheid van een maligniteit en het gebruik van orale anticonceptiva.
Toepassing van perioperatieve tromboseprofylaxe, bijvoorbeeld in de vorm van subcutane toediening van (laagmoleculaire) heparine (LMWH), geeft een drastische reductie van het vóórkomen van symptomatische veneuze trombo-embolie tot circa 0,5 na algemene chirurgie en tot 2 na orthopedische ingrepen.2 3 Indien echter, bijvoorbeeld in het kader van wetenschappelijk…
Reacties