Organisch-psychiatrische en psychoreactieve stoornissen bij AIDS

Klinische praktijk
H.P. America
F.J. Huyse
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:145-7

Dames en Heren,

In dit tijdschrift is reeds eerder aandacht besteed aan de psychosociale begeleiding van patiënten met AIDS en aan de psychiatrische symptomen die bij hen gevonden worden.12 Aan de hand van twee ziektegeschiedenissen zullen psychiatrische stoornissen en de gevolgen voor de somatische en psychosociale zorg besproken worden.

Patiënt A is een zakenman van middelbare leeftijd. Na een jarenlang verblijf in het buitenland keert hij onverwachts terug naar Nederland. Hij weet op dat moment dat hij seropositief is voor het humane immunodeficiëntievirus (HIV). De laatste tijd heeft patiënt zich ziek en vermoeid gevoeld. Hij maakt zich zorgen en wil zich in Nederland medisch laten begeleiden. Na aankomst trekt hij in bij zijn familie. De aanpassing verloopt slecht. Hij is onrustig, raakt soms de weg kwijt bij uitstapjes en belt aan bij ‘buren’ die hij niet kent. In gesprekken valt het de familieleden op dat hij vergeetachtig is…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, Psychiatrische Consultatieve Dienst, Amsterdam.

H.P.America, assistent-geneeskundige; F.J.Huyse, psychiater.

Contact H.P.America, Valeriuskliniek, Valeriusplein 9, 1075 BG Amsterdam

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, februari 1989,

Terecht vestigen collegae America en Huyse andermaal de aandacht op de psychiatrische complicaties van de HIV-infectie (1989;145-7). Met name de beschrijving van de eerste patiënt is zeer illustratief voor de na een sluipend begin, vaak snel progressieve achteruitgang van de cognitieve functies bij patiënten met een HIV-infectie. De nauwkeurigheid gebiedt echter ook enkele kanttekeningen te plaatsen.

Met het AIDS-dementiesyndroom wordt door de auteurs ten onrechte een nieuwe term ingevoerd voor een ziektebeeld dat in de internationale literatuur wordt aangeduid als het AIDS-dementiecomplex. Dit complex is een direct gevolg van het HIV en wordt naast cognitieve en gedragsstoornissen gekenmerkt door motorische stoornissen.12 Verschijnselen van dementie zijn zeker niet altijd een direct gevolg van het HIV. In dergelijke gevallen kan beter gesproken van een dementiesyndroom in het kader van een HIV-infectie.3

De auteurs zijn van mening dat het kenmerkend zou zijn voor patiënten met een HIV-infectie dat diverse stress-veroorzakende factoren zich gelijktijdig kunnen voordoen. Is het niet veel meer kenmerkend dat in het algemeen een psychiatrisch ziektebeeld multicausaal bepaald is en slechts bij uitzondering verklaard kan worden door een enkele stress-veroorzakende factor?4

Terecht leggen de schrijvers de nadruk op het belang voor de behandeling van het onderscheid tussen organische en wat zij noemen psychoreactieve complicaties, maar in de praktijk is differentiatie niet alleen moeilijk als gevolg van overeenkomstige symptomen. Niet zelden zullen aanvankelijk als psychogeen geduide verschijnselen later alsnog het gevolg blijken te zijn van een organisch psychosyndroom.5 Bovendien zou door het al te sterk de nadruk leggen op het onderscheid tussen organisch en psychogeen de indruk gewekt kunnen worden als zouden patiënten met een organisch psychosyndroom geen verwerkingsproblematiek kennen. Ook kan er sprake zijn van co-morbiditeit, dat wil zeggen organische psychiatrische complicaties kunnen ook gelijktijdig met psychogene verschijnselen optreden. Uiteraard wordt de behandeling van een dementerende patiënt bepaald door een verminderd integratief vermogen. Rekening houdend met dit verminderde vermogen, kan gerichte en voorzichtige aandacht voor verwerkingsproblemen echter ook bij deze patiënten een gunstig effect hebben op de symptomen.

H.N. Sno
J.G. Storosum
Literatuur
  1. Navia BA, Jordan BD, Price RW. The AIDS dementia complex: I. Clinical features. Ann Neurol 1986; 19: 517-24.

  2. Gans J de, Portegies P, Derix MMA, Troost D, Valk J, Goudsmit J. Het AIDS-dementiecomplex: een primaire infectie met humaan immunodeficiëntievirus type 1. [LITREF JAARGANG="1988" PAGINA="1570-5"]Ned Tijdschr Geneeskd 1988; 132: 1570-5.[/LITREF]

  3. Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing (CBO). Consensus diagnostiek bij het dementiesyndroom: resultaat van een consensusbijeenkomst gehouden op 4 november 1988 te Utrecht. Utrecht: CBO.

  4. Kuiper PC. Hoofdsom der psychiatrie. Utrecht: Bijleveld, 1973.

  5. Sno HN, Swinkels JA, Storosum JG. Humane immunodeficiëntievirus(HIV)-infectie: de psychiatrische aspecten. [LITREF JAARGANG="1988" PAGINA="1489-92"]Ned Tijdschr Geneeskd 1988; 132: 1489-92.[/LITREF]

Amsterdam, maart 1989,

Wij danken collegae Sno en Storosum voor hun waardevolle kritische kanttekeningen. Het kader van een klinische les leent zich niet voor uitgebreide beschouwingen, waardoor bepaalde aspecten gesimplificeerd worden danwel onderbelicht blijven.

Het is zinvol zoveel mogelijk aan te sluiten bij algemeen gangbare diagnostische terminologieën; het ware vanuit dat oogpunt verstandiger geweest te spreken van AIDS-dementiecomplex.

Niet alleen psychiatrische, doch veel ziektebeelden zijn multicausaal bepaald.1 Er zijn echter weinig ziekten waarbij tegelijkertijd zoveel stressoren van verschillende aard optreden als bij AIDS, te weten: lichamelijke stressoren (HIV-infectie leidend tot recidiverende ziekten en lichamelijke achteruitgang), psychologische stressoren (een levenbedreigende ziekte, bijkomende schuldgevoelens over de oorzaak van het verwerven en voor het risico van verspreiden, de angst dement te worden), sociale stressoren (het risico van uitstoting door familie of bekenden) en mogelijke problemen bij de benadering door medewerkers van de gezondheidszorg.2 Het leek zinvol op deze ernstige multipele implicaties nog eens de nadruk te leggen.

Met het onderscheid tussen organisch-psychiatrische en psychoreactieve stoornissen hebben wij slechts willen onderstrepen dat dit leidt tot verschillende uitgangspunten voor de behandeling. Beide beogen het herstel van de draagkracht en zijn in die zin ondersteunend; de eerste richt zich op het overnemen van uitgevallen functies, de tweede op emotionele ondersteuning. Dat het onderscheid tussen de behandelingsvormen in de praktijk minder stringent is, wordt onderstreept door de opmerkingen van Sno en Storosum.

F.J. Huyse
H.P. America
Literatuur
  1. Engel GL. The need for a new medical model: a challenge for biomedicine. Science 1977; 196: 129-36.

  2. Wolcott DL, Namir S, Fawzy FI, Gottlieb MS, Mitsuyasu RT. Illness concerns, attitudes towards homosexuality, and social support in gay men with AIDS. Gen Hosp Psychiatry 1986; 8: 395-403.