artikel
Gezondheidszorg en marktwerking. Het is en blijft een onmogelijke combinatie. Hoewel er al uit diverse hoeken kritiek is geleverd op het zorg-marktprincipe, verwacht men nog steeds van ons dat wij dit zogenaamde ideaal blijven najagen. Er is overigens geen enkel bewijs dat de patiënt daar ook beter van wordt; sterker nog, het pakt voor de patiënt juist vaak slechter uit. Het meest recente voorbeeld van marktwerking die zijn doel voorbijschiet, betreft het experiment in de tandheelkundige zorgsector. Hoewel er zeker nuances zullen zijn die meegewogen moeten worden bij de beoordeling van de oplopende tandartstarieven, is het wel duidelijk dat de proef de harde economische realiteit pijnlijk heeft blootgelegd. Wie het in Den Haag allemaal bedacht heeft, weet ik niet, maar wat er gebeurd is, was volkomen voorspelbaar op basis van economische principes die zelfs voor een leek te begrijpen zijn. En dit alles speelt zich af in een tijd waarin het handelen op grond van door onderzoek verkregen bewijs in de tandheelkunde nog ver te zoeken is en doelmatigheid en standaardisatie hun intrede nog niet hebben gedaan. Het zou dan ook veel beter geweest zijn als de minister haar experiment had gericht op het stimuleren van onderzoek in de tandheelkunde en op de implementatie van relevante behandelmethoden. Hopelijk zal het recente advies van de Gezondheidsraad ‘De mondzorg van morgen’ de verantwoordelijke bewindslieden de ogen openen. In dit nummer van het Tijdschrift licht Soete dit advies toe (A4977) en levert Reijneveld er commentaar op (A5046). Men kan uit hun bijdragen niet anders concluderen dan dat de aandacht in de tandheelkundige zorg veel meer patiëntgeoriënteerd en doelmatiger zal moeten worden. Niettemin moet ook het begrip ‘doelmatigheid’ met de nodige omzichtigheid worden bekeken. U vindt in dit nummer namelijk ook een pro-contradebat dat doelmatige zorg bij het preoperatieve consult als onderwerp heeft. Waar Bucx, Wolff en Scheffer (A3848) ervoor pleiten om – waar dit mogelijk is – het consult ‘op papier’ te laten plaatsvinden, menen Van der Meer, Timmer en Marcus juist dat het altijd beter is om de patiënt daadwerkelijk te zien (A5140). Toch hebben de auteurs van beide kampen dezelfde doelstelling, namelijk het laag houden van de zorgkosten. Zolang wij het zelfs nog niet eens kunnen worden over dit soort problemen, lijkt het er toch wel sterk op dat wij als dokters inderdaad op de markt staan om onze specifieke waar aan te prijzen. En dat wilden we toch eigenlijk niet?
Tandheelkunde in Nederland
Geachte dames en heren,
Met enige verbazing neem ik kennis van de door uw tijdschrift gepubliceerde artikelen.
De standaard verzekerde in Nederland heeft een jaarlijks verzekeringsbudget van ongeveer EURO300 tot EURO400. Op basis daarvan kan een tandarts per jaar enkele MOD- vullingen of een endodontische behandeling bij drie kanalen uitvoeren, al heel snel is voor patient de koek gewoon op bij welke prijsstelling men ook werkt.
Wie jaren niet naar de tandarts gaat betaald gewoon jaarlijks premie, maar verliest in die jaren gewoon zijn budget omdat behandeling niet waargenomen wordt. Op moment dat patient inzichtelijk wordt door opgelopen nood, staat patient én het tandartsteam met de mond vol tanden, vaak is in die situatie maar een enkele noodgreep financieel mogelijk. Het treft natuurlijk ook steeds de zwaksten in de samenleving en dat is evident de grootste groep patienten.
Onzinnig is het dan ook om tandartsen jarenlang om de oren te slaan met medisch ethische koek en verdere gezondsheidsraad- richtlijnen. Wie verzint het ook dat een tandarts niet puur individueel zijn patient zelf diagnosticeert? Wat lost het bovenstaande probleem op indien derden een eerste diagnose en behandelplanning vooraf uitvoeren? Vertrouwen in behandelend tandarts is er hierbij ook niet meteen. Wie betaald ook weer deze zoveelste managementgreep?
Een nader in uw artikelen niet benoemd probleem in Nederlandse tandheelkunde is een grote groep ouder wordende tandartsen die tot op heden de kar nog trekken en in vervanging zijn door universitair afgespekte nieuw opgeleide tandartsen die niet werklijk klaar zijn de boel op te vangen. Dát is misschien nog de grootste waarheid bij dit alles.
Mijn conclusie is dat patienten recht hebben op hun individuele tandheelkundige verzorging, juist ook in geval men jarenlang de boel heeft laten sloffen. Dit desnoods inderdaad gecontroleerd en begeleid door derden, daar zijn verzekeringsmaatschappijen goed in, niet voor niets is een patient ook verzekert in waarste zin van dit begrip.
In Nederkandse tandheelkunde is gewoon de boor én endovijl én bracket én tang én laboratorium hoognodig. Nu nog gewoon allemaal aan het werk zonder de zoveelste prietpraat.
Nederlandse tandheelkunde doet mijn persoon ondertussen niet weer, sluitstuk van een volstrekt onvoldoende sociaalgeneeskundige politiek moeten anderen doen.
Salzburg, 18.07.2012, tandarts Drs. Sjaak Fioole