Multimorbiditeit en comorbiditeit in de Nederlandse bevolking – gegevens van huisartsenpraktijken

Onderzoek
Sandra H. van Oostrom
H. Susan J. Picavet
Boukje M. van Gelder
Lidwien C. Lemmens
Nancy Hoeymans
Robert A. Verheij
François G. Schellevis
Caroline A. Baan
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2011;155:A3193
Abstract
Download PDF

Samenvatting

Doel

Een overzicht geven van het voorkomen van multimorbiditeit en comorbiditeit van chronische ziekten in de Nederlandse bevolking.

Opzet

Data-analyse.

Methoden

De gegevens van het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH), een groot representatief netwerk van huisartspraktijken, over een periode van 7 jaar (2002-2008) werden geanalyseerd. Multimorbiditeit werd gedefinieerd als het voorkomen van 2 of meer van 29 chronische ziekten bij een patiënt in het elektronisch medisch dossier van de huisarts. De prevalentie van chronische ziekten en multimorbiditeit werd berekend voor de totale bevolking en uitgesplitst naar geslacht en leeftijd. Voor een selectie van 10 belangrijke ziekten bij ouderen werden clustering en comorbiditeit van chronische ziekten geanalyseerd bij personen van 55 jaar en ouder.

Resultaten

Bijna 13% van de totale bevolking en 37% van de 55-plussers had 2 of meer chronische ziekten. Van patiënten van 55 jaar en ouder met 1 van de 10 geselecteerde ziekten had ruim 70% ten minste ook 1 andere ziekte. Vrijwel alle combinaties van ziekten kwamen vaker voor dan op basis van onafhankelijkheid mocht worden verwacht (clustering), met name de combinaties depressie en angststoornis, coronaire hartziekte en hartfalen, en COPD en hartfalen. De 5 meest voorkomende combinaties van ziekten bij een specifieke ziekte omvatten slechts een beperkt deel (30%) van alle comorbiditeit bij die ziekte. Dat betekende dat 70% van de personen met een chronische ziekte 1 of meerdere extra ziekten had die niet tot de 5 meest voorkomende ziekten behoren.

Conclusie

Multimorbiditeit kwam voor bij ruim twee derde van de ouderen met veelvoorkomende chronische ziekten. Comorbiditeit omvatte veel verschillende combinaties van chronische ziekten. Er zal in toenemende mate met multimorbiditeit rekening moeten worden gehouden binnen de gezondheidszorg, in onderzoek en in volksgezondheidbeleid.

artikel

Inleiding

Door de vergrijzing van de bevolking, maar ook door een verbeterde overleving, zal het aantal mensen met een chronische aandoening toenemen en daarmee ook het aantal mensen met meerdere chronische ziekten, ofwel multimorbiditeit. De term ‘comorbiditeit’ wordt gebruikt om bij een specifieke aandoening extra ziekten aan te duiden. Multimorbiditeit maakt de gezondheidszorg complexer doordat bij verschillende ziekten verschillende behandelaars betrokken zijn of verschillende behandelingen nodig zijn.1 Dit kan leiden tot tegenstrijdige behandelingen en adviezen.2

Gegevens over het vóórkomen van multimorbiditeit in Nederland zijn schaars.3 Wij onderzochten het voorkomen van multimorbiditeit op basis van gegevens uit het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH). Doel was een antwoord te krijgen op de volgende vragen:

  • Hoe vaak komt multimorbiditeit voor en wat is de prevalentie naar leeftijd en geslacht?

  • In welke mate is er sprake van clustering van ziekten?

  • Hoe vaak is er sprake van comorbiditeit bij patiënten met een specifieke ziekte?

  • Welke ziekten komen het vaakst voor in combinatie met 10 belangrijke ziekten bij ouderen en hoe groot is de bijdrage van deze ziekten aan comorbiditeit?

Data en methode

Gegevensbron

Gegevens waren afkomstig uit de routinematig bijgehouden elektronische patiëntendossiers van ruim 350.000 patiënten uit 92 huisartsenpraktijken die deelnemen aan het LINH.4 De huisartsenpraktijken zijn verspreid over Nederland. De leeftijd- en geslachtsverdeling van de ingeschreven patiënten in de LINH-praktijken vormt een goede afspiegeling van de Nederlandse bevolking;4 er is een lichte ondervertegenwoordiging van mensen van 65 jaar en ouder en een lichte oververtegenwoordiging van vrouwen van 15-44 jaar.

Huisartsenpraktijken aangesloten bij LINH leggen op continue basis gegevens vast over diagnoses, contacten, geneesmiddelvoorschriften en verwijzingen in het kader van hun dagelijkse zorgverlening. Diagnoses worden geregistreerd volgens de ‘International Classification of Primary Care’ (ICPC), een classificatiesysteem voor klachten, symptomen en aandoeningen in de huisartspraktijk.5 Gegevens over verschillende contacten vanwege eenzelfde gezondheidsprobleem en gegevens over medicatie, verwijzingen en diagnostiek worden met behulp van een algoritme gegroepeerd tot een ziekte-episode met 1 diagnose.6 Voor deze studie werden de LINH-gegevens van 2002-2008 gebruikt.

Multimorbiditeit en comorbiditeit

Multimorbiditeit is gedefinieerd als het vóórkomen van 2 of meer chronische aandoeningen bij 1 persoon binnen een bepaalde periode.7 Een aandoening is als ‘chronisch’ gedefinieerd als deze irreversibel is zonder uitzicht op volledig herstel of als deze een relatief lange ziekteduur heeft. Voor de schatting van het aantal mensen met multimorbiditeit in Nederland maakten wij gebruik van een selectie van 29 chronische ziekten, die geselecteerd waren op basis van een hoge prevalentie, een chronisch karakter en de ernst van de aandoening (tabel 1).

Voor de analyses van comorbiditeit werden de volgende 10 specifieke ziekten geselecteerd op basis van de relatief hoge prevalentie in de oudere populatie: diabetes mellitus, coronaire hartziekte, artrose, COPD, chronische nek- en rugaandoeningen, kanker, beroerte, depressie, hartfalen en angststoornissen.

Figuur 1

Analyse

Voor de analyses selecteerden wij patiënten die minimaal 3 volledige en aaneengesloten jaren bij een aan LINH deelnemende huisartsenpraktijk waren ingeschreven. Dit om te komen tot betere schattingen van de prevalenties van ziekten waarvoor mensen niet ieder jaar bij de huisarts komen. De gegevens uit de LINH huisartspraktijken moesten voldoen aan kwaliteitscriteria gedurende deze 3 jaren. Ten eerste moest minimaal 60% van alle bestanden een geldige ICPC-code hebben ten tweede moest de registratie van morbiditeit en medicatievoorschriften gedurende hele jaren plaatsgevonden hebben.4 Dit leidde tot een studiepopulatie van 59 huisartspraktijken en 212.902 ingeschreven patiënten. Om rekening te houden met leeftijdsverschillen werden de prevalentiecijfers gestandaardiseerd naar geslacht en leeftijd van de Nederlandse bevolking in 2008 (http://statline.cbs.nl).

Multimorbiditeit De prevalentie van chronische ziekten en multimorbiditeit werd bepaald door het aantal patiënten met respectievelijk 1 of meer chronische ziekten te delen door het totaal van 212.902 patiënten. Een aanname hierbij was dat wanneer een diagnose van een chronische ziekte is gesteld deze prevalent blijft gedurende opeenvolgende jaren in de registratie.

Clustering De analyses van clustering en comorbiditeit werden alleen uitgevoerd bij patiënten van 55 jaar en ouder omdat comorbiditeit vooral in de oudere populatie voorkomt. In totaal waren er 52.014 patiënten van 55 jaar en ouder in de studiepopulatie. Clustering van ziekten betekent dat ziekten vaker samen voorkomen dan op basis van onafhankelijkheid het geval zou zijn. De mate van clustering van 2 ziekten kan bepaald worden met de verhouding van de werkelijke prevalentie en de verwachte prevalentie.8 De mate van clustering tussen de 10 geselecteerde ziekten werd berekend met logistische regressieanalyses waarin gecorrigeerd werd voor leeftijd en geslacht.

Comorbiditeit Bij de 10 geselecteerde ziekten werd berekend hoe vaak er sprake was van comorbiditeit. Daarnaast werd bij ieder van de 10 geselecteerde ziekten een top 5 van de extra ziekten uit de andere 28 ziekten bepaald.

Resultaten

Een derde van alle in de LINH-praktijken ingeschreven personen (alle leeftijden) had minimaal 1 chronische ziekte van de selectie van 29 ziekten uit tabel 1 en bij ongeveer 13% was er sprake van multimorbiditeit (tabel 2). Chronische ziekten en multimorbiditeit kwamen relatief vaker voor bij vrouwen en de prevalentie was hoger in de hogere leeftijdsgroepen. Bij personen van 75 jaar en ouder had 84% ten minste 1 chronische ziekte en 59% meerdere chronische ziekten. Voor alle personen van 55 jaar en ouder was de prevalentie van multimorbiditeit 37%.

Figuur 2

De frequentie van het gezamenlijke voorkomen van 2 specifieke ziekten bij personen van 55 jaar en ouder staat vermeld in tabel 3. De prevalentie van de combinatie van diabetes mellitus en coronaire hartziekte was bijvoorbeeld 3,6%, die van COPD en artrose 1,7%. Bijna alle combinaties van 2 ziekten kwamen statistisch significant vaker voor dan op basis van de afzonderlijke prevalenties (onder assumptie van onafhankelijkheid) verwacht mocht worden. De hoogste oddsratio’s werden gevonden voor de combinaties depressie en angststoornis, coronaire hartziekte en hartfalen, en COPD en hartfalen.

Figuur 3

Bij meer dan 70% van de patiënten van 55 jaar en ouder met een van de 10 geselecteerde ziekten was er minimaal 1 extra chronische ziekte, oftewel comorbiditeit (figuur). Hartfalen had het hoogste percentage comorbiditeit namelijk 92%, dus slechts 8% van de mensen met hartfalen had alleen deze ziekte. Ongeveer een kwart van de mensen met hartfalen had 1 extra chronische ziekte, 23% 2, 21% 3 en 22% 4 of meer.

Figuur 4

Diabetes mellitus, artrose en coronaire hartziekte kwamen bij alle 10 geselecteerde ziekten in de top 5 van meest voorkomende bijkomende ziekten voor (tabel 4). Bij personen met kanker en ten minste 1 andere chronische ziekte had 26% diabetes, 24% coronaire hartziekte, 23% artrose, 19% chronische nek- en rugaandoeningen en 18% COPD als extra ziekte. Een derde van alle personen met kanker en comorbiditeit had alleen maar ziekten uit deze top 5, de overige twee derde had tenminste 1 extra chronische ziekte die niet in de top 5 van kankerpatiënten stond. Dit beeld gold ook bij de andere 9 ziekten: de ‘top 5-ziekten’ kwamen weliswaar frequent voor, maar omvatten in totaal slechts rond de 30% van de totale comorbiditeit. Met andere woorden: circa 70% van de personen met een chronische ziekte had nog 1 of meerdere extra ziekten die niet in de top 5 vielen.

Figuur 5

Beschouwing

Analyse van landelijke gegevens uit Nederlandse huisartsenpraktijken liet zien dat chronische ziekten vaak samen voorkwamen en ook vaker dan op basis van onafhankelijkheid mocht worden verwacht. De top 5 van veelvoorkomende extra ziekten bij 10 chronische ziekten bestond vaak uit dezelfde ziekten (zoals diabetes mellitus, coronaire hartziekte en artrose) – de meest voorkomende ziekten komen tenslotte ook vaak voor als extra ziekte bij personen met verschillende ziekten. Echter, de top 5 vertegenwoordigde slechts een beperkt deel van de comorbiditeit, ofwel: alle ziekten kwamen met veel verschillende andere ziekten samen voor.

Vergelijking met literatuur

Dat multimorbiditeit veel voorkomt, is in enkele Nederlandse studies aangetoond en internationale studies bevestigen dit beeld.9-14 Op basis van zelfrapportage blijkt dat bij bijna een kwart van de totale Nederlandse bevolking sprake is van multimorbiditeit.12 In Australisch onderzoek onder huisartsen werd gevonden dat 26% van de gehele bevolking meer dan 1 chronische ziekte heeft.13 In vergelijking met deze studie vinden wij een lage prevalentie van 13% multimorbiditeit in de Nederlandse bevolking. Cijfers uit verschillende studies zijn echter beperkt vergelijkbaar vanwege verschillen in populaties, de definities van chronische ziekten, het aantal en de aard van de onderzochte chronische ziekten, de verschillen in de representativiteit en kwaliteit van de registraties, de wijze van registreren en de follow-upduur.8,15,16

Consequenties voor onderzoek en zorg

De omvang van multimorbiditeit in de Nederlandse bevolking vraagt om heroverwegingen in de opzet van wetenschappelijk onderzoek en hervormingen in de organisatie van de gezondheidszorg. De reikwijdte van onderzoek naar nieuwe behandelingen is vaak zeer beperkt doordat patiënten met multimorbiditeit worden geëxcludeerd. Echter, multimorbiditeit bij ouderen is eerder regel dan uitzondering. Een verschuiving van studies bij patiënten met enkelvoudige ziekten naar onderzoek waarin veel meer rekening wordt gehouden met multimorbiditeit is nodig.

De Gezondheidsraad signaleerde recentelijk dat de zorg voor mensen met multimorbiditeit tekortschiet.10 Multimorbiditeit beïnvloedt de zorgbehoefte en leidt tot complexere zorg waarin veel zorgverleners betrokken zijn met mogelijk tegenstrijdige adviezen of medicatie tot gevolg. Zorgverleners moeten alert zijn op meerdere verschillende combinaties van ziekten en samenwerken met andere zorgverleners, om op die manier zo goed mogelijk zorg op maat te leveren. Niet ‘de ziekte’ moet centraal staan in de zorg maar ‘de zieke’. De recent ontwikkelde zorgstandaarden en de integrale bekostiging van chronische zorg door middel van keten-diagnosebehandelcombinaties (keten-dbc’s) zijn echter gericht op enkelvoudige chronische aandoeningen. Op dit moment zijn zorgstandaarden beschikbaar voor diabetes mellitus, COPD en cardiovasculair risicomanagement. Bij deze nieuwe ontwikkelingen is er nog onvoldoende aandacht voor multimorbiditeit en dat kan leiden tot versnipperde zorg voor patiënten met meerdere ziekten.17,18 Een simpele oplossing lijkt niet voorhanden nu de cijfers laten zien dat multimorbiditeit heel divers is. Het gaat niet om enkele combinaties van ziekten die vaak samen voorkomen want uit onze studie blijkt juist dat alle ziekten vaak met veel andere ziekten voorkomen. Voorkómen van versnippering van de zorg vraagt om een ziekteoverstijgende aanpak bij patiënten met multimorbiditeit waarbij overzicht van alle verleende zorg en goede samenwerking en informatie-uitwisseling tussen zorgverleners cruciaal is.

Methodologische overwegingen

Landelijke gegevens van huisartsenpraktijken die aangesloten zijn bij het LINH blijken een geschikte databron vanwege de spreiding van registrerende huisartsen over Nederland, de lange looptijd van de registratie en de standaard-registratieprocedures. Gegevens uit de huisartsenpraktijk hebben ten opzichte van studies met zelfrapportage van chronische ziekten als voordeel dat ze gediagnosticeerde ziekten betreffen. Een nadeel is dat de huisartsenregistratie geen ziekten omvat waarvoor mensen niet naar de huisarts gaan, bijvoorbeeld omdat er uitsluitend zorg in de tweede lijn geleverd wordt en dat geïnstitutionaliseerde personen (bijvoorbeeld omdat zij verblijven in een verpleeghuis) niet zijn ingeschreven bij een huisartspraktijk. Deze exclusies kunnen leiden tot een onderschatting van de prevalentie van chronische ziekten. Onderdiagnose en -rapportage van ziektebeelden zoals depressie, leidt ook tot onderschatting van de prevalentie van multimorbiditeit.

De duur van de follow-up beïnvloedt de hoogte en betrouwbaarheid van prevalenties op basis van huisregistraties.15 Patiënten met artrose komen bijvoorbeeld over het algemeen niet jaarlijks bij de huisarts voor deze aandoening, waardoor de kans op onderschatting van artrose in een registratie met een 1-jarige follow-up groot is. Bij een langere follow-up spelen andere selectie-effecten een rol, zoals verhuizing en huisartsenpraktijken die vanaf een bepaald moment niet meer deelnemen.

Uiteraard wordt de prevalentie van multimorbiditeit volledig bepaald door de selectie van 29 chronische ziekten. Meer ziekten betrekken in de analyses leidt tot hogere prevalenties, minder ziekten tot een lagere prevalentie. Met de selectie van 29 ziekten menen wij echter een belangrijk deel van de chronische morbiditeit te omvatten.

Conclusie

De Nederlandse volksgezondheid wordt in toenemende mate gekarakteriseerd door multimorbiditeit. Het feit dat veel verschillende combinaties van ziekten vaak samen voorkomen, maakt de zorg voor mensen met multimorbiditeit complex. Alle reden om hier meer aandacht aan te besteden in de gezondheidszorg zelf, in onderzoek en in het volksgezondheidbeleid.

Leerpunten

  • Met de vergrijzing van de bevolking neemt het aantal mensen met chronische aandoeningen en multimorbiditeit toe.

  • Multimorbiditeit maakt de gezondheidszorg complex door verschillende behandelaars, behandelingen en medicatie.

  • Uit onderzoek blijkt dat bijna 13% van de totale bevolking en 37% van de 55-plussers 2 of meer chronische ziekten heeft.

  • Ruim 70% van de 55-plussers met een chronische ziekte heeft 1 of meer extra chronische ziekten.

  • Bijna alle combinaties van chronische ziekten komen vaker samen voor dan op basis van onafhankelijkheid van ziekten verwacht mag worden, bijvoorbeeld: depressie en angststoornis, coronaire hartziekte en hartfalen, en COPD en hartfalen.

  • Alle chronische ziekten komen met een grote diversiteit aan andere chronische ziekten samen voor.

Literatuur
  1. Westert GP, Satariano WA, Schellevis FG, van den Bos GA. Patterns of comorbidity and the use of health services in the Dutch population. Eur J Public Health. 2001;11:365-72 Medline. doi:10.1093/eurpub/11.4.365

  2. Boyd CM, Darer J, Boult C, Fried LP, Boult L, Wu AW. Clinical practice guidelines and quality of care for older patients with multiple comorbid diseases: implications for pay for performance. JAMA. 2005;294:716-24 Medline. doi:10.1001/jama.294.6.716

  3. Fortin M, Lapointe L, Hudon C, Vanasse A. Multimorbidity is common to family practice: is it commonly researched? Can Fam Physician. 2005;51:244-5 Medline.

  4. Verheij RA, van Dijk CE, Abrahamse H, et al. Landelijk Informatienetwerk Huisartsenzorg (LINH). Kerncijfers 2008. Utrecht: NIVEL; 2010.

  5. Lamberts H, Wood M. The birth of the International Classification of Primary Care (ICPC). Serendipity at the border of Lac Leman. Fam Pract. 2002;19:433-5 Medline. doi:10.1093/fampra/19.5.433

  6. Biermans MC, de Bakker DH, Verheij RA, Gravestein JV, van der Linden MW, Robbe PF. Development of a case-based system for grouping diagnoses in general practice. Int J Med Inform. 2008;77:431-9 Medline. doi:10.1016/j.ijmedinf.2007.08.002

  7. Schellevis FG. Je gaat het pas zien als je het door hebt: multimorbiditeit in de huisartsenpraktijk. Oratie. Utrecht: Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL); 2006.

  8. Van den Akker M, Buntinx F, Roos S, Knottnerus JA. Problems in determining occurrence rates of multimorbidity. J Clin Epidemiol. 2001;54:675-9 Medline. doi:10.1016/S0895-4356(00)00358-9

  9. Van den Akker M, Buntinx F, Metsemakers JF, Roos S, Knottnerus JA. Multimorbidity in general practice: prevalence, incidence, and determinants of co-occurring chronic and recurrent diseases. J Clin Epidemiol. 1998;51:367-75 Medline. doi:10.1016/S0895-4356(97)00306-5

  10. Gezondheidsraad. Ouderdom komt met gebreken. Geneeskunde en zorg bij ouderen met multimorbiditeit. Den Haag: Gezondheidsraad; 2008.

  11. Uijen AA, van de Lisdonk EH. Multimorbidity in primary care: prevalence and trend over the last 20 years. Eur J Gen Pract. 2008;14(Suppl 1):28-32 Medline. doi:10.1080/13814780802436093

  12. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Gezondheid en zorg in cijfers 2009. Den Haag: CBS; 2009.

  13. Britt HC, Harrison CM, Miller GC, Knox SA. Prevalence and patterns of multimorbidity in Australia. Med J Aust. 2008;189:72-7 Medline.

  14. Wolff JL, Starfield B, Anderson G. Prevalence, expenditures, and complications of multiple chronic conditions in the elderly. Arch Intern Med. 2002;162:2269-76 Medline. doi:10.1001/archinte.162.20.2269

  15. Schram MT, Frijters D, van de Lisdonk EH, et al. Setting and registry characteristics affect the prevalence and nature of multimorbidity in the elderly. J Clin Epidemiol. 2008;61:1104-12 Medline. doi:10.1016/j.jclinepi.2007.11.021

  16. Van den Dungen C, Hoeymans N, Gijsen R, et al. What factors explain the differences in morbidity estimations among general practice registration networks in the Netherlands? A first analysis. Eur J Gen Pract. 2008;14(Suppl 1):53-62 Medline. doi:10.1080/13814780802436218

  17. Struijs JN, de Bruin SR, Baan CA. Vijf vragen over zorgstandaarden. Model van Coördinatieplatform is nog niet eenduidig. Med Contact (Bussum). 2010;65:1902-5.

  18. Van Dijk CE, Schellevis FG, Rijken PM, de Bakker DH, Verheij RA, Groenewegen P. Anders is niet per se beter. Kanttekeningen bij functionele bekostiging. Med Contact. 2009;64:973-6.

Auteursinformatie

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Centrum voor Preventie en Zorg Onderzoek, Bilthoven

Dr. S.H. van Oostrom, dr. B.M. van Gelder, dr. N. Hoeymans en dr. C.A. Baan, epidemiologen.

Dr. H.S.J. Picavet, gezondheidswetenschapper.

Dr. L.C. Lemmens, zorgonderzoeker.

Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg, Afdeling Huisartsgeneeskundige zorg, Utrecht.

Dr. R.A. Verheij, zorgonderzoeker.

Contact dr. S.H van Oostrom (sandra.van.oostrom@rivm.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 21 maart 2011

Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Astma en COPD
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties