Moet ik mijn patiënt wijzen op de gevaren van roken?

Perspectief
A.C. (Aart) Hendriks
Brigit C.A. Toebes
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2017;161:D1869

In de serie ‘Juridische vraag’ geeft een jurist antwoord op een vraag waarvoor artsen in de praktijk vaak worden gesteld.

In deze serie publiceren wij artikelen over roken. De onderwerpen lopen uiteen van de gezondheidseffecten van roken tot de kosten voor de samenleving en de preventie van roken onder jongeren.

Vraag

Moet ik patiënten wijzen op de gevaren van roken?

Juridische achtergrond

Dat roken schadelijk is voor de gezondheid is algemeen bekend. Dat roept de vraag op of artsen hun patiënten moeten wijzen op de gevaren van tabaksconsumptie. Of moeten zij dat overlaten aan de overheid? Hoe ver gaat de verantwoordelijkheid van artsen, ook gelet op een eventuele aansprakelijkstelling?

De Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) verwacht van behandelend artsen dat zij een patiënt met een hulpvraag op duidelijke wijze informeren over zijn gezondheidstoestand en de bijbehorende behandelmogelijkheden. Deze informatieplicht is bedoeld om de patiënt in staat te stellen een behandelbeslissing te nemen. Het betreft hier nadrukkelijk geen algemene informatieplicht, laat staan een plicht de patiënt te wijzen op het belang van leefstijlverandering.1 Dat is aan onze overheid, die volgens de Grondwet ook de verplichting heeft de volksgezondheid te bevorderen. Hieruit volgt dat behandelend artsen op grond van de…

Auteursinformatie

Universiteit Leiden, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, departement Publiekrecht, Leiden.

Prof.mr.dr. A.C. Hendriks, jurist.

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Groningen.

Contact prof.mr.dr. A.C. Hendriks (a.c.hendriks@law.leidenuniv.nl)

Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Roken
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Lucas
van der Hoeven

Een week geleden bij de kaasboer vroeg een gepensioneerde dame om brokkelkaas voor haar moeder. Nieuwsgierig vroeg ik naar de leeftijd van haar moeder. Zij zei dat die inmiddels 103 jaar was en nog altijd helder van geest. Ook vermeldde zij dat haar moeder een kettingrookster was en zo'n vijf pakjes per dag rookte. Ja, zij was gaan roken nadat haar man was overleden toen zij omstreeks 50 jaar oud was. Haar huisarts had haar tijdens het spreekuur aangeraden om maar even mee naar de keuken te gaan. Om haar verdriet te minderen had hij haar aangeraden om een sigaret op te steken. Sindsdien was zij verslaafd geraakt. Het heeft haar een vermogen aan rookwaren gevergd, maar zij blijkt daarnaast wel over een 'ijzeren gestel' te beschikken. De kaasboer concludeerde: "Zie je nou wel roken is nog niet zo gevaarlijk!"     

Lucas van der Hoeven, promovendus farmaciebeleid

Robert
van de Graaf

Het roken van tabak is ook anno 2017 nog dé belangrijkste te voorkomen oorzaak van ziekte en vroegtijdig overlijden in ons land. Roken wordt vooral gezien als een risicofactor voor het ontstaan van allerlei lichamelijke ziekten. Bij veel rokers ontstaat echter al lang voordat lichamelijke ziekten ontstaan een in potentie dodelijke ziekte, namelijk tabaksverslaving. Dit is wellicht zelfs de meest voorkomende ziekte ten gevolge van het roken, maar wordt veelal vergeten in de lijst met gezondheidsgevolgen. Dit komt waarschijnlijk omdat velen (ook dokters) tabaksverslaving niet als een ziekte beschouwen, maar als een ongezonde gewoonte. Het woord tabaksverslaving wordt geregeld als synoniem gebruikt voor het roken van tabak, maar gedrag is niet hetzelfde als een verslavingsziekte. Niet elke roker is een tabaksverslaafde net zo goed dat niet elke gebruiker van alcohol een alcoholverslaafde is.

Tabaksverslaving is een verslavingsziekte welke net als alcoholverslaving behandeld kan worden; bij voorkeur in een zo vroeg mogelijk stadium van de ziekte. In Nederland maakt een grote meerderheid van de rokende tabaksverslaafden (ook degenen die een stopwens hebben of een daadwerkelijke stoppoging doen) géén gebruik van de bewezen effectieve behandelmogelijkheden, en zeker niet in een vroeg ziektestadium. Mede hierdoor lukt het de meeste tabaksverslavingspatiënten niet om te stoppen met roken.

Dokters zien relatief veel rokers op hun spreekuur. Deze contactmomenten zijn zeer geschikt om te screenen op het bestaan van een tabaksverslaving. Is het bekend dat een patient rookt dan is dit een belangrijke aanwijzing. Andere signalen kunnen zijn: ruiken naar tabaksrook, gele vingers, zichtbaar bezit van tabaksproducten of rokende familieleden. Op basis van deze aanwijzingen kan informatie gegeven worden over nadere verslavingsdiagnostiek en eventueel al over behandelopties.

Collega’s Hendriks en Toebes beantwoorden de vraag: “Moet ik mijn patiënt wijzen op de gevaren van roken?” Ze schrijven: “Bij aan roken gerelateerde gezondheidsklachten is het de professionele plicht van artsen tabaksconsumptie aan de orde te stellen, los van de vraag of de patiënt daar zelf om vraagt. Er bestaat geen algemene wettelijke plicht voor artsen om álle patiënten te wijzen op de gevaren van rookgedrag.”

Zeer veel tabaksrokers ontwikkelen de potentieel dodelijke, maar behandelbare ziekte tabaksverslaving. Is een arts niet verplicht om juist wel bij alle patiënten bij wie het vermoeden bestaat dat er sprake is van een tabaksverslaving dit vermoeden uit te bespreken? En is een arts dan niet verplicht om nader te informeren over verdere verslavingsdiagnostiek en eventuele behandelopties, zodat een patiënt in staat is om goed geïnformeerd keuzes te maken?

Robert van de Graaf, verslavingsarts