Het klinkt als een sciencefictionverhaal: een pil die veroudering tegengaat. Toch is de laatste jaren duidelijk geworden dat metformine, het welbekende medicijn tegen diabetes mellitus type 2, gunstige effecten heeft op het verouderingsproces. Kunnen we veroudering en de daaraan gerelateerde ziekten nu een halt toeroepen?
Samenvatting
Metformine, het meest gebruikte geneesmiddel bij diabetes mellitus, staat de laatste jaren in het middelpunt van belangstelling: het middel vertraagt mogelijk het verouderingsproces. Door de directe invloed op verouderingsgerelateerde processen, zoals verminderde autofagie, de accumulatie van DNA-schade en ontsteking, kan metformine het risico op diverse aandoeningen reduceren, waaronder hart- en vaatziekten, kanker en neurodegeneratieve ziekten. In dit artikel worden de onderliggende moleculaire mechanismen vertaald naar het vooruitzicht op de klinische toepassing van metformine om verouderingsgerelateerde ziekten te voorkomen. Daarnaast worden overeenkomsten en verschillen met leefstijlinterventies, zoals sporten en therapeutisch vasten toegelicht. Na een zorgvuldige afweging van de bekende voor- en nadelen kan gekozen worden om specifieke patiënten preventief met metformine te behandelen.
artikel
Het anti-hyperglykemische geneesmiddel metformine werd voor het eerst gesynthetiseerd in 1922, geïnspireerd door moleculen met een anti-hyperglykemische werking in de Franse lelie (Galega officinalis). Inmiddels wordt het middel al meer dan 60 jaar klinisch gebruikt. Metformine vermindert primair de gluconeogenese in de lever door glycerofosfaat dehydrogenase en fructose-1-6-bisfosfatase te remmen.1,2 De bijkomende anti-hyperglykemische effecten van metformine berusten op een reductie van de opname van glucose in het maag-darmkanaal, het herstel van de insulinesecretie en de verhoging van de insulinegemedieerde glucoseopname in de perifere weefsels. Een recent onderzoek suggereert dat metformine ook via het microbioom de glucoseregulatie verbetert.3 Observationele studies laten zien dat metformine het verouderingsproces mogelijk gunstig beïnvloedt: patiënten met diabetes die metformine gebruiken hebben een lager risico op vervroegd overlijden, hart- en vaatziekten, dementie en kanker (met name borst-, long- en darmkanker) dan gezonde mensen of patiënten met diabetes die met een ander middel worden behandeld (insuline, sulfonylureumderivaten).4,5 Deze effecten kunnen niet enkel verklaard worden door de glykemische controle en zijn daardoor mogelijk van toepassing op personen zonder diabetes. De observaties zijn in lijn met resultaten uit proefdierstudies, die in veel gevallen laten zien dat metformine de gezonde levensduur verlengt.6,7
De invloed van metformine op verouderingsprocessen
Veroudering wordt gekenmerkt door een toenemende achteruitgang van de fysiologische functies van het lichaam op cel- en weefselniveau, die gepaard gaat met een verhoogd risico op verouderingsgerelateerde aandoeningen en geriatrische syndromen, zoals ‘frailty’. Biologisch gezien kan menselijke veroudering worden gevat in 9 van elkaar afhankelijke kenmerken (‘hallmarks of aging’), die alle positief worden beïnvloed door metformine.6
Hoe is dat moleculair gezien mogelijk? Er is overtuigend bewijs dat metformine diverse effecten bewerkstelligt, waarbij het soms lastig is om directe effecten van indirecte te onderscheiden (figuur 1). Primair beïnvloedt metformine onder meer de energieproductie in de mitochondriën, met als gevolg dat er minder adenosine-5’-trifosfaat(ATP)-moleculen en zuurstofradicalen worden geproduceerd. Dit leidt tot een energiedeficiënte toestand en tot de activatie van energiesensoren die aanpassing aan de nieuwe situatie in gang zetten. Deze aanpassing omvat remming van cellulaire processen die gericht zijn op groei en activatie van cellulaire processen die gericht zijn op herstel, zoals autofagie. Autofagie, het proces waarbij de cel beschadigde of defecte eiwitten en organellen opruimt, wordt gezien als één van de belangrijkste moleculaire mechanismen om veroudering te vertragen. Het afvalverwerkende mechanisme van autofagie is bijzonder belangrijk voor weefsels waarin weinig celdeling plaatsvindt, zoals de hersenen. Samen met een verminderde (neuro)inflammatie (zie hieronder), biedt de activatie van autofagie een mechanistische verklaring voor het verlaagde risico op neurodegeneratieve aandoeningen dat wordt gezien onder patiënten die metformine gebruiken. Daarnaast induceert metformine de mitochondriële biogenese, een toename van anti-oxidatieve enzymactiviteit en een toename van DNA-herstel.6 Samenvattend treedt door metformine een cellulaire verdedigingsmodus in werking via het principe van hormesis.
Metformine en hormesis
Hormesis is het fenomeen dat er na een lichte stressor – bij metforminegebruik: de remming van de mitochondriële energieproductie – een naar verhouding grote adaptatie optreedt met een netto positief effect op de gezondheid. Hormesis verklaart ook de positieve gezondheidseffecten van leefstijlinterventies, zoals sporten en therapeutisch vasten, waarbij ook gunstige cellulaire adaptaties betrokken zijn, hoewel de aard van de stress en de invloed op de onderliggende cellulaire processen verschillend zijn. In het geval van sporten leidt een kortdurende periode van oxidatieve stress tot activatie van fysiologische processen als autofagie, verbetering van de glucoseregulatie en mitochondriële biogenese.8,9 Ook calorische restrictie en therapeutisch vasten zijn gezondheidsbevorderend vanwege de gunstige adaptatie aan een energiedeficiënte toestand; therapeutisch vasten wordt daardoor zelfs gesuggereerd als maatregel voor de preventie van ziekte.10 De hormetische effecten zijn niet zonder meer additief; waar sport leidt tot een kortdurende verhoging van oxidatieve stress, induceert metformine juist een langdurige verlaging. Een kleine studie liet onlangs zien dat metformine de positieve effecten van duursport op de maximale zuurstofopname (VO2max) en de mitochondriële efficiëntie teniet kan doen,11 mogelijk doordat metformine de kortdurende verhoging van de oxidatieve stress voorkómt, net als de herstel- en opbouwrespons na duursportactiviteiten.12
Effect op DNA-schade en ontsteking
Mechanistische celkweekstudies en proefdierstudies laten zien dat metformine onder sommige omstandigheden een beschermende werking heeft op het DNA door de mindering van chronische oxidatieve stress en de activatie van DNA-herstelprocessen.13 Hoewel het belang van deze effecten bij mensen nog niet duidelijk is, zouden deze effecten de verlaging van het risico op kanker onder patiënten die metformine gebruiken kunnen verklaren.
Metformine remt ontsteking door de beperking van celschade en activatie van herstelprocessen. Daardoor activeert metformine de regulatoren van vele pro- en anti-inflammatoire cytokines, waaronder diverse interleukines (IL-6, IL-10) en tumornecrosefactor α (TNF-α). Een hypothese is dat metformine vooral voor ouderen gunstig kan zijn aangezien zij vaak een laaggradige steriele inflammatie hebben, die een causaal verband lijkt te hebben met de verouderingssnelheid en het risico op hart- en vaatziekten en neurodegeneratieve ziekten.14
Naast bovengenoemde effecten heeft metformine nog tal van effecten die, veelal indirect, het verouderingsproces kunnen vertragen. Zo verlaagt het middel de signaaltransductie via insulinereceptor of de ‘insulin-like growth factor 1’-receptor, die vaak laag is bij mensen die buitengewoon oud worden, en activeert het sirtuïnes, die betrokken zijn bij het onderhoud van het epigenoom.6,15
Bijwerkingen van metformine
De bijwerkingen van metformine zijn doorgaans licht, toch komen ze regelmatig voor en hebben ze een negatief effect op de therapietrouw van patiënten met diabetes type 2. Vooral gastro-intestinale klachten, zoals diarree, misselijkheid en braken, treden op wanneer met de behandeling wordt begonnen of de dosering wordt verhoogd. Naast de nierfunctie is het relevant om de vitamine B12-status te controleren, aangezien langdurig metforminegebruik kan leiden tot verminderde resorptie van vitamine B12.5 Een verlaagde vitamine B12-concentratie in het bloed wordt in verband gebracht met cognitieve beperkingen.
Metformine ter preventie van verouderingsgerelateerde aandoeningen
De studies waarin de anti-verouderingseffecten van metformine werden geobserveerd zijn meestal niet specifiek met dat doel opgezet. Het observationele karakter van die studies maakt dat er een reëel risico is op vertekening (confounding) wanneer groepen met elkaar worden vergeleken. Onlangs werd de gerandomiseerde placebogecontroleerde TAME-studie (TAME staat voor ‘Targeting Aging with MEtformin’) opgezet om deze tekortkomingen te omzeilen.16 In deze studie wordt metformine onderzocht als gerotherapeuticum onder 3000 deelnemers van 65-79 jaar, waarbij gekeken wordt naar de sterfte en de incidentie van diverse verouderingsgerelateerde aandoeningen. Uniek aan deze studie is dat wordt gekeken naar een gewogen gemiddelde van initiële diagnoses van een groot aantal verouderingsgerelateerde ziekten, waaronder hart- en vaatziekten, kanker en cognitieve beperkingen. Daarnaast wordt onder andere gekeken naar het fysiek functioneren, de gezondheid van de huid en de haarkleur, aspecten die doorgaans aan veroudering gekoppeld worden.
Ook vanuit de WHO is er aandacht voor medicijnen die door in te grijpen op het verouderingsproces mogelijk het risico op meerdere aandoeningen verminderen. In 2018 werd daarom een extensiecode toegevoegd aan de ‘International classification of diseases 11’(ICD-11)-classificatie. De extensiecode ‘ouderdomsgerelateerd’ (XT9T; ‘ageing related’) werd gedefinieerd als ‘veroorzaakt door pathologische processen die consequent leiden tot het verlies van de adaptatie en progressie van het organisme bij ouderdom’.
Ziektepreventie met metformine: voor wie?
De TAME-studie is opgezet om te onderzoeken of metformine daadwerkelijk veroudering kan vertragen, maar veel vragen zullen ook onbeantwoord blijven. Moeten we wachten op de perfecte studie, of kunnen we nu al een rationele inschatting maken van welke mensen zonder diabetes mogelijk baat hebben bij het gebruik van metformine? Een belangrijke factor is de overlap in mechanismes met een gezonde levensstijl: kunnen de positieve effecten van metformine even goed, of zelfs beter, worden bereikt door reguliere sportbeoefening, gezonde voeding of therapeutisch vasten? Momenteel is er overtuigender bewijs dat therapeutisch vasten en calorische restrictie leidt tot een reductie van DNA-schade en instabiliteit van het genoom. Kan metformine zelfs de positieve effecten van sportbeoefening onderdrukken? Is dit effect leeftijdsafhankelijk? Mogelijk spelen daarnaast ook genetische factoren een belangrijke rol. Zo is al bekend dat varianten in de cellulaire transporteiwitten ‘organic cation transporter 1’ (OCT1) en ‘multidrug and toxin extrusions protein’(MATE) 1 en 2 een rol spelen bij interindividuele variatie in het effect van metformine.17,18
Hoe ziet de toekomst eruit?
Het is niet realistisch om te wachten op een klinische studie die alle openstaande vragen beantwoordt. Is er een andere insteek mogelijk? Een denkbaar scenario is om personen bij wie metformine gunstige effecten kan hebben kortdurend te behandelen. Na deze eerste behandelperiode vindt dan een evaluatie plaats, waarna kan worden besloten om de behandeling voor een langere periode voort te zetten (figuur 2).
Hoe zou zo’n evaluatie eruit kunnen zien? Een relevante recente ontwikkeling is het onderzoek naar veroudering aan de hand van epigenetische klokken die op diverse plaatsen in het genoom de methyleringsstatus meten. Epigenetische klokken worden momenteel gezien als de meest accurate methode om sterfte te voorspellen en zijn daarmee een betere afspiegeling van de biologische leeftijd dan de kalenderleeftijd (zie ‘Biologische leeftijd versus kalenderleeftijd’). Op basis van deze methode blijken aspecten van een gezonde leefstijl, zoals een gezond voedingspatroon, sportbeoefening en het stoppen met roken, veroudering te vertragen. Een kleine klinische studie naar de veroudering van het immuunsysteem onder personen van 51-65 jaar liet onlangs zien dat behandeling met metformine, recombinant humaan groeihormoon en dehydro-epiandrosteron gedurende 1 jaar de biologische leeftijd met 2,5 jaar verlaagt.19
Een andere mogelijkheid is om patiënten te stratificeren voor de behandeling met metformine en de effecten te monitoren op basis van genexpressieprofielen. Recentelijk werden de effecten van metformine op de genexpressie in vet- en spierweefsel aangetoond in een kleine placebo-gecontroleerde cross-overstudie waarin 70-plussers met een verminderde glucosetolerantie gedurende 6 weken met metformine werden behandeld.20 Een analyse op basis van klassiekere ziektespecifieke risicofactoren, bijvoorbeeld met betrekking tot metabole gezondheid, behoort ook tot de mogelijkheden.
Tot slot
De identificatie van personen die baat kunnen hebben bij metformine zou een vorm zijn van ‘precision medicine’. De uiteindelijke vraag is of de verwachte voordelen op individuele basis opwegen tegen de verwachte nadelen. De beslissing om aan oudere individuen met een verhoogd risico op verouderingsgerelateerde aandoeningen metformine voor te schrijven zou bepaald moeten worden door de geobserveerde ziektepreventieve effecten, de uitgebreide ervaring met het middel, de relatieve veiligheid, de plausibiliteit van de werkingsmechanismes en de lage kosten. De komende jaren zal het steeds duidelijker worden of er naast gangbare adviezen voor gezond ouder worden (‘healthy aging’), zoals voldoende lichaamsbeweging, gezonder of minder eten en stoppen met roken, er ook een plaats is voor het gebruik van metformine.
Literatuur
Madiraju AK, Erion DM, Rahimi Y, et al. Metformin suppresses gluconeogenesis by inhibiting mitochondrial glycerophosphate dehydrogenase. Nature. 2014;510:542-6. doi:10.1038/nature13270. Medline
Hunter RW, Hughey CC, Lantier L, et al. Metformin reduces liver glucose production by inhibition of fructose-1-6-bisphosphatase. Nat Med. 2018;24:1395-406. doi:10.1038/s41591-018-0159-7. Medline
Wu H, Esteve E, Tremaroli V, et al. Metformin alters the gut microbiome of individuals with treatment-naive type 2 diabetes, contributing to the therapeutic effects of the drug. Nat Med. 2017;23:850-8. doi:10.1038/nm.4345. Medline
Campbell JM, Bellman SM, Stephenson MD, Lisy K. Metformin reduces all-cause mortality and diseases of ageing independent of its effect on diabetes control: A systematic review and meta-analysis. Ageing Res Rev. 2017;40:31-44. doi:10.1016/j.arr.2017.08.003. Medline
Campbell JM, Stephenson MD, de Courten B, Chapman I, Bellman SM, Aromataris E. Metformin use associated with reduced risk of dementia in patients with diabetes: a systematic review and meta-analysis. J Alzheimers Dis. 2018;65:1225-36. doi:10.3233/JAD-180263. Medline
Kulkarni AS, Gubbi S, Barzilai N. Benefits of metformin in attenuating the hallmarks of aging. Cell Metab. 2020;32:15-30. doi:10.1016/j.cmet.2020.04.001. Medline
Soukas AA, Hao H, Wu L. Metformin as anti-aging therapy: is it for everyone? Trends Endocrinol Metab. 2019;30:745-55. doi:10.1016/j.tem.2019.07.015. Medline
Schwalm C, Jamart C, Benoit N, et al. Activation of autophagy in human skeletal muscle is dependent on exercise intensity and AMPK activation. FASEB J. 2015;29:3515-26. doi:10.1096/fj.14-267187. Medline
Sylow L, Kleinert M, Richter EA, Jensen TE. Exercise-stimulated glucose uptake - regulation and implications for glycaemic control. Nat Rev Endocrinol. 2017;13:133-48. doi:10.1038/nrendo.2016.162. Medline
De Cabo R, Mattson MP. Effects of intermittent fasting on health, aging, and disease. N Engl J Med. 2019;381:2541-51. doi:10.1056/NEJMra1905136. Medline
Konopka AR, Laurin JL, Schoenberg HM, et al. Metformin inhibits mitochondrial adaptations to aerobic exercise training in older adults. Aging Cell. 2019;18:e12880. doi:10.1111/acel.12880. Medline
Powers SK, Deminice R, Ozdemir M, Yoshihara T, Bomkamp MP, Hyatt H. Exercise-induced oxidative stress: Friend or foe? J Sport Health Sci. 2020;9:415-25. doi:10.1016/j.jshs.2020.04.001. Medline
Vazquez-Martin A, Oliveras-Ferraros C, Cufí S, Martin-Castillo B, Menendez JA. Metformin activates an ataxia telangiectasia mutated (ATM)/Chk2-regulated DNA damage-like response. Cell Cycle. 2011;10:1499-1501. doi:10.4161/cc.10.9.15423. Medline
Ferrucci L, Fabbri E. Inflammageing: chronic inflammation in ageing, cardiovascular disease, and frailty. Nat Rev Cardiol. 2018;15:505-22. doi:10.1038/s41569-018-0064-2. Medline
Suh Y, Atzmon G, Cho MO, et al. Functionally significant insulin-like growth factor I receptor mutations in centenarians. Proc Natl Acad Sci USA. 2008;105:3438-42. doi:10.1073/pnas.0705467105. Medline
Barzilai N, Crandall JP, Kritchevsky SB, Espeland MA. Metformin as a tool to target aging. Cell Metab. 2016;23:1060-5. doi:10.1016/j.cmet.2016.05.011. Medline
Shu Y, Sheardown SA, Brown C, et al. Effect of genetic variation in the organic cation transporter 1 (OCT1) on metformin action. J Clin Invest. 2007;117:1422-31. doi:10.1172/JCI30558. Medline
Stocker SL, Morrissey KM, Yee SW, et al. The effect of novel promoter variants in MATE1 and MATE2 on the pharmacokinetics and pharmacodynamics of metformin. Clin Pharmacol Ther. 2013;93:186-94. doi:10.1038/clpt.2012.210. Medline
Fahy GM, Brooke RT, Watson JP, et al. Reversal of epigenetic aging and immunosenescent trends in humans. Aging Cell. 2019;18:e13028. doi:10.1111/acel.13028. Medline
Kulkarni AS, Brutsaert EF, Anghel V, et al. Metformin regulates metabolic and nonmetabolic pathways in skeletal muscle and subcutaneous adipose tissues of older adults. Aging Cell. 2018;17:e12723. doi:10.1111/acel.12723. Medline
Gedenk niet te sterven
Net als waarschijnlijk vele anderen las ik met veel fascinatie het artikel ‘Metformine en het verouderingsproces’. Een middel tegen veroudering, gaan we het dan nu eindelijk uitvinden? Het deed mij meteen denken aan levenselixers, waarmee heksen en andere schimmige figuren uit Middeleeuwse verhalen zichzelf het eeuwige leven konden schenken. Zo ver zijn we natuurlijk nog lang niet, maar de nieuwe inzichten over het anti-aging effect van metformine luiden wat mij betreft wel een nieuw tijdperk in. Een tijdperk waarin we gezonde mensen gaan ‘behandelen’. Met in dit geval als doel om directe invloed te hebben op de levensverwachting. De uiteindelijke vraag die de auteurs in de slotalinea aan het publiek voorleggen zou wat mij betreft dan ook moeten zijn: ‘moeten we dit willen?’. Is het een wenselijke ontwikkeling om bezig te zijn met een behandeling die zo direct ingrijpt op het natuurlijke proces van ons (al gezonde) lichaam?
In ons werk zou zijn we natuurlijk continu bezig met het beïnvloeden van het ‘natuurlijk beloop’, maar uiteindelijk is er altijd één zekerheid. Ongeacht hoe uitgebreid en geavanceerd de behandeling voor je patiënt is, één natuurwet blijft altijd overeind: uiteindelijk zal je sterven. Door behandelingen te ontwikkelen met als doel veroudering tegen te gaan, gaan we actief het gevecht aan met de enige zekerheid die we hebben in het leven.
De afgelopen eeuw zijn we dit gevecht al voorzichtig aangegaan. Hygiënemaatregelen, antibiotica, vaccinaties, chemotherapie en ga zo maar door. Vroeger lag de dood altijd op de loer en keek – gechargeerd gezegd – niemand er gek van op als er weer iemand overleed na twee dagen diarree. De dood was er altijd en was net zo goed deel van het leven als eten en slapen. Tegenwoordig is de dood iets wat we het liefst zo lang mogelijk ontkennen en uitstellen. We hebben de dood langzamerhand steeds meer in het verdomhoekje weten te stoppen. Het is iets waar we het liever niet over hebben en iets wat is omgeven met verdriet en somberheid. Hoe prachtig ik alle medische mijlpalen van de afgelopen eeuw ook vind, geeft deze ontwikkeling me toch ergens een unheimisch gevoel dat ik moeilijk onder woorden kan brengen. Wat voor precedent schept deze ontwikkeling? Hoe ver zijn we bereid te gaan om het onvermijdelijke te blijven vermijden? Lees bijvoorbeeld ook de ontwikkelingen over brain chips die hersenfuncties bij Alzheimerpatiënten zouden moeten overnemen.
Ik heb zelf de sterke neiging om te vertrouwen op de kracht van mijn eigen lichaam (zonder een alternatieve ondertoon). Ik vind het een mooi idee om op eigen kracht mezelf zo lang mogelijk zo gezond mogelijk te houden, met waar nodig hulp van de geneeskunde. En op een gegeven moment heb ik alles gedaan wat ik kon en is het mooi geweest. Een tablet die mijn levensverwachting verlengt voelt dan toch als een stap te ver. Wat dat betreft sluit deze ethische discussie goed aan bij het laatste themanummer ‘Wanneer en hoe te stoppen?’.
Voorlopig gaan we denk ik nog wel even door met dit soort ontwikkelingen. Toch hoop ik dat de eeuwenoude uitspraak Memento mori daarbij niet volledig uit het oog wordt verloren.
Djimme van Etten, anios ouderengeneeskunde, NoviCare Midden-Nederland
reactie auteur
Met interesse heb ik het commentaar van Djimme van Etten gelezen op mijn artikel over metformine. De gesuggereerde vraag voor de slotalinea, ‘moeten we dit willen’, is zeker een erg interessante vraag. Zoals terecht aangegeven, zijn we natuurlijk al zéér lang op dit vlak bezig als mensheid. Naast de effectieve methoden zoals hygiëne, sport en goede kwaliteit voeding, helaas ook veelal op niet-wetenschappelijke basis door tal van onbewezen (en dure of zelfs gevaarlijke) interventies. Dit is een voorname reden waarom ‘anti-aging’ een slechte reputatie heeft gekregen in de loop der jaren. De realiteit is dat de ontwikkelingen op dit vakgebied de laatste jaren in een stroomversnelling zijn geraakt, zowel op wetenschappelijk gebied als ook op commercieel gebied, met tal van respectabele bedrijven die ‘longevity drugs’ ontwikkelen die aangrijpen op verouderingsprocessen. De exponentiële groei van deze sector wordt verder geholpen door nieuwe technologieën die steeds beter de relevante ‘biologische leeftijd’ en dus de effecten van interventies kunnen meten, ook bij niet zieke personen. Met deze onstopbare globale ontwikkelingen, zou een wellicht een nog relevantere vraag in de slotalinea zijn: ‘hoe willen we hiermee omgaan’?
Gepopulariseerd door Richard Dawkins in zijn boek ‘The Selfish Gene’ uit 1976, evolutionair gezien is de huidige gemiddelde (en maximale) levensduur simpelweg een consequentie van het optimalisatieproces van het doorgeven van onze genen aan de volgende generatie. En hoewel we cultureel gewend zijn aan deze (gemiddelde) lengte van de levensduur, velen van ons zouden een aantal extra gezonde jaren om met vrienden en familie door te brengen verwelkomen. Als liberaal zou ik die keuze aan het individu laten. Misschien biedt de eerste generatie longevity drugs juist wel de kans aan iedereen om net zo lang te leven als sommige individuen die qua verouderingssnelheid van huis uit goede genen hebben meegekregen.
Naast het individuele aspect, is het als maatschappij relevant na te denken over maatschappijbrede effecten. Kan een langere healthspan bijdragen aan de houdbaarheid en betaalbaarheid van de zorg omdat men een kleinere fractie van het leven zorgbehoevend is? En hoe zit het met toegankelijkheid? Is er een risico dat deze toenemende kennis en mogelijkheden de gezondheidskloof tussen rijk en arm verergert? Hoe valt dit te voorkomen? Kortom, er zijn tal van onbeantwoorde vragen die de komende jaren in relevantie zullen toenemen. Nu is in ieder geval het moment om daar een open discussie over te houden die de verschillende zienswijzen aanwezig in onze diverse samenleving meeneemt.
Wouter Verdurmen, universitair docent/biochemicus