artikel
Medische fouten horen niet in het strafrecht. Als een Duitse arts een fout maakt, loopt hij de kans voor de rechter te worden gedaagd wegens ‘Körperverletzung’, het toebrengen van lichamelijk letsel. Sterker, dat geldt ook als een arts zijn patiënt onvoldoende heeft voorgelicht. Op een recent symposium noemden vooral de aanwezige jonge artsen dit een belediging: je probeert alleen maar mensen te helpen en zodra dat misgaat, heb je opeens lichamelijk letsel toegebracht (Süddeutsche Zeitung, 9 maart 1998).
De jurist prof. Hans-Ludwig Schreiber, voorzitter van de universiteitsraad in Göttingen, schetste op het symposium wat hij noemde ‘de lijdensweg van strafrechtplannen’. Het gegeven dat een in principe levensreddende ingreep bestempeld kan worden als het toebrengen van lichamelijk letsel, berust op een gerechtelijke uitspraak uit 1894. Een arts had toen bij een meisje met bottuberculose een deel van de voet geamputeerd een in die dagen zeer gebruikelijke aanpak. De operatie verliep goed en het leven van het meisje was gered. Desondanks daagde de vader de arts voor het gerecht. Deze had hem namelijk niet van tevoren van de amputatie op de hoogte gesteld. De rechters gaven de vader gelijk: ook al weet iemand het beter, dan nog heeft hij niet het recht over het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt heen te stappen en diens lichaam tot een doelwit te maken van goedbedoelde ‘geneespogingen’. Alleen de toestemming van de vader had het toegebrachte lichamelijke letsel kunnen rechtvaardigen en daarmee straffeloos kunnen maken. De arts werd derhalve veroordeeld.
Al meer dan een eeuw verzetten de Duitse artsen zich ertegen dat zij op een lijn gesteld kunnen worden met moordenaars en messentrekkers. Patiënten moeten vóórdat tot een ingreep overgegaan wordt volledig en diepgaand geïnformeerd worden over alle alternatieven en alle aan de ingreep verbonden risico's, maar een volmaakte voorlichting over de consequenties van een behandeling is nu eenmaal niet altijd mogelijk. Tijdens een operatie bijvoorbeeld moet een arts vaak bliksemsnel beslissingen nemen over zaken waarmee hij vooraf niet of nauwelijks rekening heeft kunnen houden.
Het probleem is dat het verhoudingsgewijs eenvoudig is een arts een gebrek aan voorlichting te verwijten, terwijl een kunstfout vaak moeilijk te bewijzen is. In beide gevallen dreigt echter een veroordeling wegens het toebrengen van lichamelijk letsel. Duitse artsen zijn dan ook in civiele procedures niet gauw bereid enige fout toe te geven, ook niet die van een collega. Voor benadeelde patiënten heeft deze ‘Verschwörung des Schweigens’ ernstige gevolgen. Schadevergoeding of smartengeld krijgen zij pas na een hevige juridische strijd.
Om de problemen met het strafrecht te bezweren, pleiten nogal wat Duitse artsen voor de invoering van een apart medisch tuchtrecht (zoals dat in Nederland bestaat). Omdat de artsen daarmee als enige beroepsgroep een speciale rechtspraak zouden verwerven, lijkt het echter niet waarschijnlijk dat dit ervan zal komen. Als alternatief zou er een nieuw strafbaar feit ingevoerd kunnen worden: de ‘eigenmachtige geneeskundige ingreep’. Daarmee zou een inbreuk op voorlichtingsplicht worden tot wat het is, namelijk een schending van het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt.
Reacties