artikel
Bijna driekwart van de kinderen met een bipolaire ouder maakt vóór het 30e levensjaar een psychiatrische ziekte door. Het gaat vooral om depressies, die geregeld een recidiverend en complex karakter hebben. De bipolaire stoornis type I – depressieve en manische episoden – komt relatief weinig voor en trof 3% van het nageslacht.
Dat blijkt na de derde ronde van psychiatrische onderzoeken bij het ‘Dutch bipolar offspring’-cohort dat in 1997 met 140 adolescenten begon (Am J Psychiatry. 2013; epub 22 februari). Van de oorspronkelijke onderzoeksgroep ondervroegen de onderzoekers 108 jongvolwassenen met een gemiddelde leeftijd van inmiddels 28 jaar opnieuw, volgens onder meer het gestructureerde klinische interview voor as-I-stoornissen uit de DSM-IV (SCID).
De meeste deelnemers (72%) hadden op 28-jarige leeftijd tenminste 1 psychiatrische ziekte doorgemaakt, meestal een depressie (54% van het totaal). Bij een derde hadden de depressies een recidiverend karakter. Tweederde ging gepaard met comorbiditeit, vooral angststoornissen, middelengebruik en gedragsproblemen. Slechts 3% ontwikkelde een bipolaire stoornis type I. De bipolaire stoornis type II – depressieve en hypomane episoden – kwam vaker voor (9%).
De onderzoekers zien 2 verklaringen voor de lage prevalentie van de bipolaire stoornis type I in het cohort. De eerste is dat kinderen van hun bipolaire ouder vooral de stemmingsinstabiliteit erven, en niet zozeer de kwetsbaarheid voor een manie. Aan de andere kant zien ze dat de eerste manische of hypomane episode zich in het cohort pas gemiddeld 5 jaar na de eerste sombere periode voordoet. Het zou dus kunnen dat de deelnemers met recidiverende depressies later nog een bipolaire stoornis type I ontwikkelen. Hoe het ook zij, het lijkt de moeite waard om deze kwetsbare groep goed te volgen.
Reacties