Hoofdpijn als een donderslag bij heldere hemel: subarachnoïdale bloeding of onschuldige aandoening?

Klinische praktijk
H. Kerkhoff
E.F.M. Wijdicks
J. van Gijn
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:1881-3
Download PDF

artikel

Hoofdpijn is een klacht waar de huisarts vaak mee te maken krijgt; gemiddeld 20 nieuwe gevallen per 1000 patiënten per jaar.1 Meestal gaat het daarbij om een langer bestaande klacht, die als regel niet tot verwijzing naar een neuroloog leidt. Alarmerend is het echter wanneer een patiënt binnen enkele seconden een ongewone hevige hoofdpijn krijgt, als een donderslag bij heldere hemel. Vaak wordt deze hoofdpijn beschreven als de ‘ergste tot nu toe’, waarbij de patiënt niet zelden bang is om dood te gaan. Vooral als de hoofdpijn langer dan een uur aanhoudt of gepaard gaat met braken, sufheid of nekstijfheid, moet zeker gedacht worden aan een subarachnoïdale bloeding.2-7 Verwijzing naar een neurologisch-neurochirurgisch centrum voor het maken van een CT-scan is dan noodzakelijk. Bij normale bevindingen wordt daar dan tevens lumbale punctie verricht.

Bij een aantal patiënten zal bij dit aanvullende onderzoek geen enkele afwijking aantoonbaar zijn, zodat het dan lijkt te gaan om een vrij onschuldige aandoening. Afhankelijk van de omstandigheden waaronder deze peracute maar goedaardige hoofdpijn zich voordoet, kan een onderscheid gemaakt worden in een aantal typen, waarvan hieronder een overzicht gegeven wordt. Tot slot wordt een leidraad gegeven voor het te volgen beleid.

Peracute, goedaardige hoofdpijn

Acute hoofdpijn bij inspanning

Aan inspanning gebonden hoofdpijn treedt op tijdens of vlak na zware lichamelijke inspanning. De pijn is dreunend van karakter, gaat vaak gepaard met misselijkheid, braken en lichtschuwheid, en duurt een aantal uren. Niet zelden zijn er eerder migraine-aanvallen geweest of komt migraine bij familieleden voor.8-10 In de literatuur wordt deze hoofdpijnvorm uitsluitend in casuïstiek beschreven, zodat de incidentie in de huisartspraktijk onbekend is. De klachten treden soms voorspelbaar op, bijvoorbeeld steevast na afloop van een hockeywedstrijd. De ernst van de hoofdpijn is dikwijls afhankelijk van de mate van inspanning.

Een mogelijke verklaring voor inspanningshoofdpijn is dat door hyperventilatie tijdens inspanning hypocapnie ontstaat met als gevolg vasoconstrictie in het intracraniële vaatbed. De bij inspanning tevens aanwezige hypercirculatoire toestand veroorzaakt vasodilatatie van de extracraniële vaten, wat aanleiding zou zijn tot de migraineuze hoofdpijn.10 Deze verklaring wordt gesteund door de beschrijving van een identieke hoofdpijn bij verblijf op grote hoogte. Door de relatieve hypoxie ontstaat daarbij eveneens hyperventilatie met soms de beschreven hoofdpijn.11

Acute hoofdpijn bij stijging van de veneuze druk in het hoofd

Deze vorm van hoofdpijn, voor het eerst beschreven in 1956 als ‘cough headache’,12 treedt niet alleen bij hoesten op, doch ook bij niezen, persen, tillen van zware voorwerpen, lachen en vooroverbukken. De hoofdpijn komt dreunend of stekend opzetten vanuit de nek of het achterhoofd of vanachter het oog en duurt enkele uren. Het gaat meestal om mannelijke patiënten (verdeling mannenvrouwen: 5:1) tussen de 50 en de 60 jaar oud. Een verband met migraine is niet waarschijnlijk. De frequentie van vóórkomen is ook hier niet nauwkeurig bekend. Een CT-scan is niet alleen nodig om bij twijfel een subarachnoïdale bloeding uit te sluiten, maar ook omdat nogal eens aandoeningen in de achterste schedelgroeve gevonden worden (basilaire impressie, tonsillaire ectopie, ziekte van Paget, subduraal hematoom en tumoren).812-14 Met betrekking tot de twee eerstgenoemde aandoeningen kan ook MRI-onderzoek nodig zijn om de diagnose te stellen.

Bij alle activiteiten die de klachten uitlokken is er toename van de veneuze druk in de schedel, meestal – alleen niet bij bukken – als gevolg van een verhoging van de intra-abdominale druk. Deze hoofdpijn lijkt een rechtstreeks gevolg te zijn van verwijding van veneuze structuren, met prikkeling van pijnreceptoren in de wand van venen en in de hersenvliezen.81315

Acute hoofdpijn bij orgasme

Hoofdpijn juist voor, tijdens of direct na een orgasme wordt voornamelijk bij mannen gezien: 4 maal zo vaak als bij vrouwen. Deze hoofdpijnaanvallen kunnen vrij plotseling ontstaan tussen het 20e en het 60e leeftijdsjaar (gemiddelde leeftijd 40 jaar) en weer even plotseling verdwijnen.16-20 Naar ontstaanswijze en klinische verschijnselen kunnen drie subtypen onderscheiden worden, te weten een vasculair type, een spiercontractietype en een type ten gevolge van onvoldoende vulling van de hersenruimten met liquor cerebrospinalis.

Het vasculaire type kenmerkt zich door een extreem hevige, dreunende, explosief beginnende hoofdpijn in het achterhoofd kort voor of tijdens het orgasme. De aanval duurt enkele minuten tot uren en gaat gepaard met misselijkheid, braken en lichtschuwheid. Bij een kwart van de patiënten komt migraine voor in de familie of in de voorgeschiedenis, en verschillende auteurs zien de vasculaire vorm dan ook als een variant van migraine.192123

Het spiercontractietype begint vroeger tijdens de seksuele opwinding en wordt gekenmerkt door een dof bandgevoel, opkomend vanuit het achterhoofd en vervolgens over het gehele hoofd uitstralend. De pijn duurt langer dan het vasculaire type, namelijk uren tot dagen. De vermoedelijke oorzaak is hypertonie van de nek- en schedelmusculatuur.18

Het derde type orgasme-hoofdpijn is zeer zeldzaam. De klachten zijn houdingsafhankelijk; in verticale houding is er een sterke toename van de hoofdpijn, zoals ook gezien kan worden na lumbale punctie. De pijnklachten kunnen weken aanhouden. Men neemt wel aan dat door lichamelijke inspanning, met intermitterende verhoging van de veneuze druk en van de druk op de liquor, een scheur in de arachnoïdale membraan is ontstaan, met als gevolg lekkage van liquor.17

Acute hoofdpijn zonder aanleiding

Na afzonderen van hoofdpijn bij inspanning, bij persen of bukken, of bij orgasme resteert een grote groep van patiënten met acute hoofdpijn zonder bijzondere omstandigheden, zich voordoend in rust of bij lichte inspanning (‘thunderclap headache’). Het gaat hierbij om ruim 70 van alle patiënten met acute onschuldige hoofdpijn.24 De hoofdpijn, anamnestisch niet te onderscheiden van een subarachnoïdale bloeding, houdt vaak enkele dagen aan en komt bij alle leeftijdsgroepen voor. Vaak worden lichtschuwheid en braken als bijverschijnselen gezien.

De helft van de patiënten heeft migraine in de voorgeschiedenis en eveneens de helft krijgt later aanvallen die duidelijk berusten op migraine of spierspanningshoofdpijn.2426 Derhalve is hier onzes inziens sprake van een variant van migraine (‘crash migraine’) of van spierspanningshoofdpijn.

Beleid bij binnen enkele tellen ontstane hoofdpijn

Bij het onderscheid tussen een subarachnoïdale bloeding en meer onschuldige vormen van acute hoofdpijn moet een maximum aan zekerheid worden gepaard aan een minimum aan overlast voor de patiënt. Wanneer een patiënt zich meldt met ongebruikelijke, overweldigende hoofdpijn die binnen enkele seconden ontstaan is en langer dan een uur duurt, moet onafhankelijk van het moment van ontstaan in de eerste plaats gedacht worden aan een subarachnoïdale bloeding. In al deze gevallen is derhalve in beginsel een neurologisch onderzoek nodig, gevolgd door CT-scan en, bij negatieve bevindingen, lumbale punctie.

– De CT-scan is 100 sensitief voor het aantonen van eventueel aanwezig subarachnoïdaal bloed, mits uitgevoerd binnen 48 uur na het ontstaan van de klachten. Na deze periode neemt de kans op het aantonen van bloed sterk af.27

– Lumbale punctie wordt verricht om mogelijke xanthochromie van de liquor aan te tonen. Xanthochromie ontstaat in een tijdsperiode van 12 uur na een subarachnoïdale bloeding. Met lumbale punctie moet dus liefst een dag gewacht worden. Daarna is de xanthochromie bij alle patiënten tot 2 weken na een bloeding aantoonbaar.28

Indien noch de CT-scan noch het liquoronderzoek, te juister tijd uitgevoerd, afwijkingen laten zien, kan de hoofdpijn als onschuldig worden beschouwd.

– Uitsluitend wanneer de acute hoofdpijn langer dan 2 weken tevoren is ontstaan of wanneer er cerebrale uitvalsverschijnselen zijn geweest, is extra onderzoek in de zin van cerebrale angiografie nodig.

Kort geleden werd deze regel in twijfel getrokken in een tweetal casuïstische mededelingen, waarin melding werd gemaakt van een patiënt met acute hoofdpijn, bij wie negatieve bevindingen werden gedaan bij CT-scan en lumbale punctie, doch bij wie met behulp van cerebrale angiografie een aneurysma met vaatspasme werd vastgesteld.2930 Verschillende vervolgonderzoekingen bij reeksen van dergelijke patiënten konden echter geen subarachnoïdale bloeding aantonen, zodat het bij het vinden van een aneurysma waarschijnlijk gaat om een toevalsbevinding.263132 Cerebrale angiografie is in deze gevallen dan ook niet nodig. Bovendien is dit onderzoek door de weliswaar zeldzame, maar soms ernstige ischemische complicaties niet ongevaarlijk.33 De patiënt kan dus worden gerustgesteld als CT-scan en lumbale punctie niet afwijkend zijn, met de verzekering dat het gaat om een weliswaar hinderlijke, doch onschuldige klacht.

In de tabel wordt een samenvatting gegeven van de – op grond van de omstandigheden waaronder ze voorkomen – onderscheiden vormen van acute, maar onschuldige hoofdpijn.

Literatuur
  1. Post D. De huisarts en zijn hoofdpijnpatiënten.Alphen a.d. Rijn: Stafleu's wetenschappelijke uitgeversmaatschappij,1980.

  2. Okawara SH. Warning signs prior to rupture of anintracranial aneurysm. J Neurosurg 1973; 38: 575-80.

  3. Waga S, Ohtsubo K, Handa H. Warning signs in intracranialaneurysms. Surg Neurol 1975; 3: 15-20.

  4. Duffy GP. The ‘warning leak’ in spontaneoussubarachnoid haemorrhage. Med J Aust 1983; i: 514-6.

  5. Leblanc R, Winfield JA. The warning leak in subarachnoidhemorrhage and the importance of its early diagnosis. Can Med Assoc J 1984;131: 1235-6.

  6. Beks JWF. De ‘warning leak’.Ned Tijdschr Geneeskd 1986; 130:761-2.

  7. Verweij RD, Wijdicks EFM, Gijn J van. Warning headache inaneurysmal subarachnoid hemorrhage – a case control study. Arch Neurol1988; 45: 1019-20.

  8. Rooke ED. Benign exertional headache. Med Clin North Am1968; 52: 801-8.

  9. Dalessio DJ. Effort migraine. Headache 1974; 14:52.

  10. Massey EW. Effort headache in runners. Headache 1982; 22:99-100.

  11. Appenzeller O. Altitude headache. Headache 1972; 12:126-9.

  12. Symonds CH. Cough headache. Brain 1956: 557-68.

  13. Heckl RW. Der Presskopfschmerz(‘Hustenkopfschmerz’) – Begriffsbestimmung und Ueberlegungzur Aetiologie. Fortschr Neurol Psychiatr 1985; 52: 42I-6.

  14. Nightingale S, Williams B. Hindbrain hernia headache.Lancet 1987; i: 731-4.

  15. Paulson GW. Weightlifters headache. Headache 1983; 23:193-4.

  16. Nick J, Bakouche P. Headache related to sexualintercourse. Sem Hop Paris 1980; 56: 621-8.

  17. Paulson GW, Klawans Jr HL. Benign orgasmic cephalgia.Headache 1974; 14: 181-7.

  18. Lance JW. Headaches related to sexual activity. J NeurolNeurosurg Psychiatry 1976; 39: 1226-30.

  19. Porter M, Jankovic J. Benign coital cephalgia. ArchNeurol 1981; 38: 710-2.

  20. Lance JW. Mechanism and management of headache. Woburn,Mass: Butterworth 1982: 78-9.

  21. Lance JW. Benign masturbatory cephalgia. Arch Neurol1983; 40: 393.

  22. Mauser HW, Jansen JJ. Benigne hoofdpijn tijdens decoitus. Ned Tijdschr Geneeskd 1984;128: 844-6.

  23. Martin EA. Severe headache accompanying orgasms. Br Med J1973; iv: 44.

  24. Wijdicks EFM, Kerkhoff H, Gijn J van. Long-term follow-upof 71 patients with thunderclap headache mimicking subarachnoid haemorrhage.Lancet 1988; ii: 68-70.

  25. Salloum A, Lebel M, Reiher J. Accèscéphalalgiques simulant une hémorragie méningée.Rev Neurol 1977; 133: 131-8.

  26. Abbott RJ, Hille PT van. Thunderclap headache andunruptured cerebral aneurysm. Lancet 1986; ii: 1459.

  27. Gijn J van, Dongen KJ van. The time course of aneurysmalhaemorrhage on computed tomograms. Neuroradiology 1982; 23: 153-6.

  28. Vermeulen M, Hasan D, Blijenberg BG, Hijdra A, Gijn Jvan. Xanthochromia after subarachnoid haemorrhage needs no revisitation. JNeurol Neurosurg Psychiatry; Ter perse.

  29. Day JW, Raskin NH. Thunderclap headache: symptom ofunruptured cerebral aneurysm. Lancet 1986; ii: 1247-8.

  30. Clarke CE, Shepherd DI, Christi K, Victoratas G.Thunderclap headache. Lancet 1988; ii: 625.

  31. Fisher CM. Painful states: a neurological commentary.Clin Neurosurg 1984; 31: 32-53.

  32. Wijdicks EFM, Kerhoff H, Gijn J van. Cerebral vasospasmand unruptured aneurysm in thunderclap headache. Lancet 1988; i:1020.

  33. Dion JE, Gates PC, Fox AJ, Barnett HJM, Blom RJ. Clinicalevents following neuroangiography. A prospective study. Stroke 1987; 18:997-1004.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Neurologie, Heidelberglaan 100, 3584 CX Utrecht.

H.Kerkhoff, medisch student; dr.E.F.M.Wijdicks en prof.dr.J.van Gijn, neurologen.

Contact dr.E.F.M.Wijdicks

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Antwerpen, oktober 1989,

Het te voeren beleid bij een ‘thunderclap’-hoofdpijn die nieuw is voor de patiënt, is steeds een punt van discussie geweest. Omtrent dit beleid, voorgesteld door collegae Kerkhoff et al. (1989;1881-3), hadden wij graag enkele kanttekeningen gemaakt. Bij vermoeden van een subarachnoïdale bloeding moet onmiddellijk het onderzoek begonnen worden met een CT-scan. De sensitiviteit van CT voor een subarachnoïdale bloeding, is de kans dat bloed ontdekt zal worden als er daadwerkelijk bloed is. Deze bereikt wegens fout-negatieve bevindingen niet de 100%, zelfs niet binnen de 48 uur. In het beste geval lijkt 82% haalbaar.1 Daarenboven zal een CT-scan van de hersenen negatief zijn voor hoofdpijn door een subarachnoïdale bloeding van cervicale oorsprong. Ook de specificiteit, de kans dat een CT-scan het niet aanwezig zijn van een bloeding als negatief aanduidt, is geen 100%, daar de onderzoeker fout-positief een bloeding kan veronderstellen. Wat de auteurs vermoedelijk bedoelen, is dat als er grote hoeveelheden subarachnoïdaal bloed gezien worden, dit inderdaad om een bloeding gaat en een lumbale punctie overbodig kan zijn. Wanneer men zich echter alleen baseert op een ‘positieve’ CT-scan om een panarteriografie uit te voeren, kunnen er problemen ontstaan wanneer geen vasculaire malformatie of aneurysma wordt waargenomen. De vraag is dan of de patiënt wel gebloed heeft. Om dergelijke discussies te vermijden, voert men daarom het best, zelfs bij de minste twijfel aan de CT-scan, een lumbale punctie uit. De diagnose van een bloeding wordt trouwens het meest accuraat gesteld door liquoronderzoek waarvan de uitslag slechts nu en dan negatief is. In eerste instantie vindt men rode bloedcellen die na enkele uren desintegreren, waardoor xanthochromie kenmerkend wordt. Reeds na 4 dagen vindt men erytrofagen. Een traumatische punctie kan van een subarachnoïdale onderscheiden worden door de 3-proefbuizentest, spectrofotometrie en cytologie. De discussie omtrent het tijdsmoment voor het uitvoeren van dit liquoronderzoek is daardoor weinig belangrijk en wordt het best niet te laat uitgevoerd. Indien CT-scan en liquor normaal zijn, is dit meestal een uitsluiting van een bloeding, doch niet van een (zich ontwikkelend) aneurysma. Indien de klinische verschijnselen het vermoeden blijven wekken, kan men een CT-scan met contrast verrichten. De kans om zo een aneurysma op te sporen, zal afhangen van de grootte en de plaats, en van het resultaat van de CT-scan. Een aneurysma zal het best aangetoond worden door panangiografie, waarbij ook gemiddeld 10% fout-negatieven en ook fout-positieven (kronkelend bloedvat) worden gevonden.2 Indien de resultaten van de angiografie het beleid veranderen, moet de angiografie zelfs herhaald worden. Daarenboven heeft de helft van de patiënten met een subarachnoïdale bloeding voordien een ‘warning’-headache (kleine lek?) gehad die soms niet erg genoeg was om een arts te consulteren. Herkenning van dit aneurysma op dat ogenblik had een potentieel fatale bloeding kunnen voorkomen door interventie op een op dat ogenblik in goede toestand verkerende patiënt. Indien een aneurysma wordt gevonden, moet men voor de zekerheid van ‘clipping’ kiezen.

Het argument dat men de complicaties van een angiografie zwaar moet laten doorwegen in de beslissingsboom is weinig relevant, aangezien deze momenteel met een minimum aan risico's (0,3%) moet kunnen worden verricht. Deze risico's wegen echter niet op tegen het verlies van het aantal statistisch te verwachten levensjaren, conform de Years of Life Lost (YLL-)index, veroorzaakt door een geruptureerd aneurysma. Dat sommige aneurysmata niet (her)bloeden, is bekend doch deze bevinding mag onzes inziens niet van overwegend belang zijn bij het algemene beleid. De auteurs zullen het met ons eens zijn dat zelfs de meest waakzame clinicus patiënten zal verliezen door een onverwachte ruptuur van een al dan niet gekend aneurysma.

W. Verslegers
P. de Deyn
E. Moens
A. Lowenthal
Literatuur
  1. Tsementzis SA, Hitchcock ER, DeCothi A, Gill JS. Comparative studies of the diagnostic value of cerebrospinal fluid spectrophotometry and computed tomographic scanning in subarachnoid hemorrhage. Neurosurgery 1985; 17: 908-12.

  2. Juul R, Frederiksen TA, Ringkjob R. Prognosis in subarachnoid hemorrhage of unknown etiology. J Neurosurg 1986; 84: 359-62.

Utrecht, november 1989,

De kanttekeningen van collegae Verslegers et al. bij ons artikel geven aanleiding enkele hoofdzaken nog eens te verduidelijken.

Bij zeer acuut optredende hoofdpijn, zonder bijgaande neurologische verschijnselen, sluit een normale CT-scan gecombineerd met heldere, kleurloze liquor (bevestigd door spectrofotometrie) een subarachnoïdale bloeding uit. De hoge sensitiviteit van de CT-scan (95 %) is alleen gedurende de eerst 2 dagen van toepassing; daarna neemt de kans op het aantonen van bloed sterk af.1 Deze bevinding is in overeenstemming met de resultaten van Tsementzis et al., die een veel lagere sensitiviteit voor de CT-scan vonden bij patiënten die werden onderzocht tussen 24 uur en 21 dagen na de bloeding.2 Het tijdstip van lumbale punctie is – anders dan de inzenders menen – juist van zeer groot belang. Xanthochromie ontwikkelt zich pas na een aantal uren en indien een lumbale punctie na 12 uur wordt uitgevoerd, is de sensitiviteit van dit onderzoek bijna 100%.34 Wordt de lumbale punctie te vroeg, d.w.z. binnen 12 uur, verricht en vindt men daarbij bloederige liquor zonder xanthochromie, dan is de kans om een traumatische punctie te onderscheiden van een echte bloeding voor eeuwig verkeken.

Bij heldere liquor blijft theoretisch de vraag bestaan of er dan toch niet een groeiend aneurysma bestaat, of een bloeding uitsluitend in de wand van een aneurysma. Dit is zeer onwaarschijnlijk, daar uit een recent groot follow-up-onderzoek (71 patiënten, gemiddeld 3,3 jaar) gebleken is dat geen van deze patiënten later een subarachnoïdale bloeding kreeg.56 Een aantal patiënten had later opnieuw dezelfde aanvallen; de uitslagen van CT-scan, lumbale punctie en zelfs angiografie waren opnieuw negatief. Dit maakt het toch erg onaannemelijk, dat het gaat om een niet herkend aneurysma. Het als regel verrichten van cerebrale panangiografie bij deze overigens zeldzame categorie patiënten lijkt ons niet goed verdedigbaar.

H. Kerkhoff
E.F.M. Wijdicks
J. van Gijn
Literatuur
  1. Gijn J van, Dongen KJ van. The time course of aneurysmal haemorrhage on computed tomograms. Neuroradiology 1982; 23: 153-6.

  2. Tsementzis SA, Hitchcock ER, DeCothi A, Gill JS. Comparative studies of the diagnostic value of cerebrospinal fluid spectrophotometry and computed tomographic scanning in subarachnoid hemorrhage. Neurosurgery 1985; 17: 908-12.

  3. Vermeulen M, Hasan D, Bleyenberg BG, Hijdra A, Gijn J van. Xanthochromia after subarachnoid haemorrhage needs no revisitation. J Neurol Neurosurg Psychiatry 1980; 52: 826-8.

  4. Anonymus. Xanthochromia. Lancet 1989; ii: 658-9.

  5. Wijdicks EFM, Kerkhoff H, Gijn J van. Long-term follow-up of 71 patients with thunderclap headache mimicking subarachnoid haemorrhage. Lancet 1988; ii: 68-70.

  6. Wijdicks EFM, Kerkhoff H, Gijn J van. Cerebral vasospasm and unruptured aneurysm in thunderclap headache. Lancet 1988; ii: 1020.