HIV-infectie in de regio Rijnmond, 1985-1993: meer transmissie door heteroseksueel contact en drugsgebruik, en meer vrouwelijke patiënten

Onderzoek
M.E. van der Ende
I.C. Gyssens
S. de Marie
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:188-92
Abstract

Samenvatting

Doel

Vaststellen van kenmerken van de voor het humane immunodeficiëntievirus (HIV) positieve patiëntengroepen in de regio Rijnmond in de periode 1985-1993.

Opzet

Descriptief.

Plaats

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt (AZR).

Methode

Bestudering van de medische dossiers vanaf 1988 (prospectief) en tussen 1985-1987 retrospectief van alle HIV-positieve patiënten die door een internist werden onderzocht.

Resultaten

In het AZR werden in de periode 1985-1993 510 HIV-positieve patiënten gezien (8 geïnfecteerd met HIV-2). De helft (255) kreeg in de onderzochte periode AIDS. Van de nieuwe met HIV geïnfecteerde patiënten sinds 1991 waren minder dan 50 homo- en biseksuele mannen. Meer dan de helft van de nieuwe patiënten was besmet als gevolg van intraveneus drugsgebruik of heteroseksueel contact. De helft van de door heteroseksueel contact geïnfecteerde patiënten was afkomstig van landen waar HIV endemisch is. Het toenemend aantal door heteroseksueel contact verspreide HIV-infecties ging gepaard met een hoger aantal geconstateerde HIV-infecties bij vrouwen.

Conclusie

In de regio Rijnmond vond de laatste jaren een duidelijke verschuiving plaats van de risicogroepen met een HIV-infectie: heteroseksuele transmissie en besmetting via intraveneus drugsgebruik namen toe en veroorzaakten in 1992 en 1993 meer dan de helft van de HIV-infecties. Bij counseling, behandeling en begeleiding moet men rekening houden met een verscheidenheid van culturele achtergronden.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, Dr. Molewaterplein 40, 3015 GD Rotterdam.

Afd. Inwendige Geneeskunde II: mw.M.E.van der Ende, internist.

Afd. Klinische Microbiologie: mw.I.C.Gyssens en dr.S.de Marie, internisten.

Contact mw.M.E.van der Ende

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Rotterdam, maart 1995,

Van der Ende et al. schetsen een beeld van de patiënten die in de jaren 1985-1993 vanwege een HIV-infectie door de internisten van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt zijn gezien (1995;188-92). Dat in de regio Rijnmond de laatste jaren een snellere diversificatie van de groep mensen met HIV/AIDS is opgetreden dan in de rest van Nederland, is een constatering die wij in het voorjaar van 1994 met de 25 in het AIDS-platform samenwerkende instanties hebben besproken. Pluriformiteit is dan ook een centraal thema in de Rotterdamse AIDS-preventie. Terwijl het artikel van Van der Ende et al. lijkt te suggereren dat een gedifferentieerde benadering van doelgroepen bij wijze van spreken nog ontdekt moet worden, is de werkelijkheid gelukkig anders. Zo is de GGD Rotterdam en omstreken al sinds het eind van de jaren tachtig betrokken bij de ontwikkeling van methoden en materialen voor diverse migrantengroepen in ons land. De GGD beschikt inmiddels over een team van 16 medewerkers met een niet-Nederlandse achtergrond die zijn opgeleid om in hun eigen taal (in totaal 7) volgens hun eigen culturele waarden AIDS-voorlichting te geven. De GGD hanteert het uitgangspunt om preventiestrategieën zoveel mogelijk met de doelgroep samen te ontwikkelen en de voorlichting door hen zelf uit te laten voren (‘peer group education’) ook als leidraad bij projecten ten behoeve van mannen met homoseksuele contacten, prostitué(e)s en jongeren. Drugsgebruikers kunnen al sinds lange tijd bij de drugshulpverlening terecht voor condooms, het omruilen van spuiten en informatie over veilig vrijen en veilig spuiten.

Van der Ende et al. presenteren een aantal interessante epidemiologische gegevens. Dit ondanks het feit dat zij niet konden beschikken over informatie betreffende de 50 HIV-positieve patiënten van de polikliniek Geslachtsziekten. Indien de groep waarover Van der Ende et al. rapporteren desondanks representatief is voor de situatie in de regio Rijnmond, willen wij toch enkele kanttekeningen maken bij hun conclusie als zouden de verschillen tussen Rotterdam en de rest van het land de afgelopen jaren zijn toegenomen. De verdeling naar risicogedrag van nieuwe patiënten met HIV in het Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt laat over de jaren 1991-1993 een vrij constant beeld zien: bijna de helft is (waarschijnlijk) geïnfecteerd via homoseksueel contact, een kwart via intraveneus drugsgebruik en een kwart via heteroseksueel contact. Vergelijkbare gegevens over de rest van Nederland ontbreken, doch de analyse van de gegevens van de tussen 1982 en 1994 aangemelde AIDS-patiënten door Houweling et al. biedt enig soelaas.1 Ten aanzien van de jaren 1991-1993 laat deze analyse zien dat homoseksuele contacten in steeds mindere mate de oorzaak zijn van HIV-transmissie (een afname van 74% in 1991 naar 66% in 1993) en dat het aandeel van de transmissiecategorieën ‘heteroseksuele contacten’ en ‘intraveneus drugsgebruik’ verder toeneemt (respectievelijk van 10% naar 16% en van 10% naar 13%).

De conclusie dat de wijze waarop de HIV-epidemie zich in Rotterdam ontwikkelt enigszins vooruitloopt op de landelijke ontwikkelingen en dat de verschillen tussen deze stad en de rest van Nederland met de tijd zullen afnemen, lijkt derhalve meer voor de hand te liggen. Dat laat onverlet dat het nieuwe, veelkleurige gezicht van de HIV-epidemie in ons land dringend een adequaat antwoord van zorgverleners en beleidmakers behoeft.

N. Tamsma
O. de Zwart
P.J.H.J. van Gerven
Literatuur
  1. Houweling H, Heisterkamp SH, Wijngaarden JK van, Wiessing LG, Coutinho RA, Jager JC. Analyse van de AIDS-epidemie in Nederland, 1982-1993. [LITREF JAARGANG="1994" PAGINA="1954-9"]Ned Tijdschr Geneeskd 1994;138:1954-9.[/LITREF]

M.E.
van der Ende

Rotterdam, maart 1995,

Wij hebben geen behoefte gehad om tekortkomingen in de huidige opvang van HIV-seropositieven aan te wijzen. Het was ons erom te doen erop te wijzen dat de verschuivingen in Rotterdam een gedifferentieerde aanpak vereisen. De in ons artikel aangetoonde verschillen tussen Rotterdam-Dijkzigt en de rest van Nederland worden extra ondersteund door nieuwe cijfers van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam over het jaar 1994 betreffende de indeling naar transmissiegroepen van 95 nieuwe HIV-seropositieven: slechts 33% werd waarschijnlijk geïnfecteerd via homo- of biseksueel contact, 24% via intraveneus drugsgebruik en 43% via heteroseksueel contact. Er waren 68 mannen en 27 vrouwen; het land van herkomst was in 44% van de gevallen niet Nederland. Onzes inziens is dit patroon redelijk uniek voor de regio Rijnmond in vergelijking met de rest van Nederland.

M.E. van der Ende
I.C. Gyssens
S. de Marie