Het ongeboren kind als patiënt; een advies van de Gezondheidsraad

Opinie
T.K.A.B. Eskes
G.H.M. ten Velden
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:2076-7

Zie ook het artikel op bl. 2080.

In 1986 werd bij de Gezondheidsraad een commissie belast met het opstellen van een advies over het onderwerp ‘invasieve diagnostiek en behandeling van het ongeboren kind’. De commissie, bestaande uit deskundigen op het gebied van de obstetrie, kindergeneeskunde, kinderchirurgie, neurochirurgie, teratologie, klinische genetica, gezondheidsethiek en -recht stelde na 9 vergaderingen in juni 1990 haar advies vast.1 Ter onderbouwing van haar rapport hoorde de commissie verschillende buitenlandse deskundigen en hield zij (eind 1987) een vertrouwelijke enquéte onder de verloskundige afdelingen van 37 academische en algemene ziekenhuizen in ons land.

Invasieve diagnostische en therapeutische ingrepen bij de ongeborene zijn omgeven met medische, ethische en juridische vraagtekens. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de indicatie van dergelijke ingrepen, waarbij meespelen: de afweging van risico's voor moeder en foetus, het onderscheid in hun individuele belangen en de prognose voor de kwaliteit van leven van…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Obstetrie en Gynaecologie, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Prof.dr.T.K.A.B.Eskes, gynaecoloog.

Gezondheidsraad, 's-Gravenhage.

Dr.G.H.M.ten Velden, secretaris Gezondheidsraad.

Contact prof. dr.T.K.A.B.Eskes

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, november 1990,

In het artikel van Eskes en Ten Velden is een advies geformuleerd van de Gezondheidsraad over het ongeboren kind als patiënt (1990;2076-7). In dit commentaar wordt op overzichtelijke wijze weergegeven dat een groot aantal heroïsche ingrepen bij het ongeboren kind geen gunstig effect op de prognose voor dat kind heeft. De commissie komt dan ook tot de conclusie dat wat gesloten behandelingsvormen betreft alleen de behandeling wegens bloedgroepantagonisme een therapievorm is met bewezen waarde. De andere behandelingsvormen verkeren nog in een experimenteel stadium.

Uit de voorgaande tekst blijkt dat ook indirecte (via de moeder) toediening van geneesmiddelen bij onvoldoende longrijping tot de gesloten behandelingsvormen wordt gerekend. Het is niet juist dat prenatale foetale behandeling met glucocorticostereoïden ter bevordering van de foetale longrijpheid nog in een experimentele fase verkeert. Op grond van een groot aantal zorgvuldige onderzoeken is aangetoond dat er voor deze behandeling bij spontaan dreigende vroeggeboorte bij een amenorroe van minder dan 33 weken wel degelijk plaats is.12

M.F. Schutte
Literatuur
  1. Schutte MF, Treffers PE, Koppe JG, Breur W, Filedt Kok JC. Klinische toepassing van glucocorticosteroïden ter bevordering van de foetale longrijpheid. [LITREF JAARGANG="1979" PAGINA="420-7"]Ned Tijdschr Geneeskd 1979; 123: 420-7.[/LITREF]

  2. Crowley P. Promoting pulmonary maturity. In: Chalmers, I, Enkin M, Keirse MJNC, eds. Effective care in pregnancy and childbirth. Oxford; Oxford University Press, 1989: 746-64.