Het idiopathische hypermobiliteitssyndroom; vèrstrekkende gevolgen?

Klinische praktijk
J.J. van Hilten
M.F.H. Dielwart
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1986;130:1139-43

Een voorbijgaande motorische ontwikkelingsachterstand, spier- en gewrichtsklachten en (recidiverende) dislocaties mogen op het eerste gezicht weinig overeenkomst vertonen, maar de basis daarvan kan het bij de differentiële diagnostiek zelden overwogen idiopathische hypermobiliteits(IHM-)syndroom zijn. Dit syndroom werd in 1967 door Kirk et al. voor het eerst omschreven als algemene gewrichtshypermobiliteit bij patiënten met spier- en gewrichtsklachten zonder verschijnselen van een hereditair bindweefselsyndroom.1 Tot op heden staat niet vast of het een ‘forme fruste’ is van een pathologisch syndroom, of een uiterste variant van de normale toestand.

Wanneer spreken we van hypermobiliteit van gewrichten?

Er bestaan vele mogelijkheden om het bewegingstraject van gewrichten te bepalen en om eventuele gewrichtshypermobiliteit vast te stellen. Enerzijds zijn er snelle en eenvoudige klinische schattingen, die in de dagelijkse praktijk hun nut bewijzen, anderzijds zijn er de exacte meetmethoden met behulp van goniometers en röntgenonderzoek. Over het algemeen komen de uitkomsten van verschillende meetmethoden goed met…

Auteursinformatie

Ministerie van Defensie, Centrale Herkeuringsraad, 's-Gravenhage.

J.J.van Hilten (thans: Academisch Ziekenhuis, afd. Neurologie, Postbus 9600, 2300 RC Leiden) en M.F.H.Dielwart (thans: Academisch Ziekenhuis der Vrije Universiteit, afd. Radiotherapie, Amsterdam), reserve eerste luitenant-artsen.

Contact J.J.van Hilten

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties