Het hyperglykemisch dehydratiesyndroom

Klinische praktijk
P.H.G.J. Melief
P.H.E.M. de Meijer
A.E. Meinders
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:1585-8
Abstract

Dames en Heren,

De patiënt met diabetes mellitus wordt bij onvoldoende regulering van het koolhydraatmetabolisme niet alleen bedreigd door de langetermijncomplicaties van de ziekte. Op korte termijn bestaat het gevaar van acute ontregelingen. De hypoglykemie en de diabetische ketoacidose zijn voldoende bekend en worden doorgaans snel herkend. Veel minder bekend is een andere vorm van ontregeling: het hyperglykemisch dehydratiesyndroom ofwel de hyperglykemische hyperosmolaire niet-ketoacidotische ontregeling (HHNKO). Het kan de eerste presentatie zijn van een nog niet bekende diabetes mellitus. Herkenning is daardoor moeilijk. HHNKO treedt op bij type-2-diabetes (niet van insuline afhankelijke vorm). De jaarlijkse incidentie is 2 à 3 per 100.000 in de algemene populatie.1 Bekendheid met dit syndroom is van belang vanwege de hoge morbiditeit en sterfte. Deze klinische les gaat dieper in op dit ziektebeeld aan de hand van 2 ziektegeschiedenissen.

Patiënt A, een 47-jarige onderwijzer, had sedert een jaar last van vermoeidheid, geduid als een…

Auteursinformatie

Leids Universitair Medisch Centrum, afd. Algemene Interne Geneeskunde, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

P.H.G.J.Melief, co-assistent; dr.P.H.E.M.de Meijer en prof.dr.A.E. Meinders, internisten.

Contact dr.P.H.E.M.de Meijer

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

G.I.J.M.
ter Braak

Ammerzoden, juli 1998,

Met belangstelling las ik de klinische les van Melief et al. (1998:1585-8). Enige tijd geleden zagen wij, bij een op een psychiatrische afdeling opgenomen 42-jarige vrouw, een soortgelijk beeld. Bij opname, vanwege een ernstige psychotische depressie bij een posttraumatische-stressstoornis, had patiënte een normale glucosewaarde. Zij werd o.a. behandeld met clomipramine (150 mg/dag) en olanzapine (10 mg/dag). Na enkele weken begon patiënte te klagen over veel transpireren, verhoogde eetlust enveel dorst. In eerste instantie weten wij dit aan bijwerkingen van de psychofarmaca. Toen na enkele weken alsnog de glucosewaarde gecontroleerd werd, bleek deze tot onze schrik 33,4 mmol/l te zijn. Tevens was er sprake van elektrolytstoornissen, hypertriglyceridemie en hypercholesterolemie. Patiënte werd opgenomen bij de internist, waar haar diabetes mellitus met orale antidiabetica redelijk onder controle gekregen werd.

Patiënt B uit de klinische les was in dagbehandeling vanwege een depressie. Gebruikte deze patiënt wellicht ook psychofarmaca, die mogelijk de behandelaar op een dwaalspoor hebben gebracht?

G.I.J.M. ter Braak
P.H.G.J.
Melief

Leiden, september 1998,

De door collega Ter Braak beschreven patiënt illustreert een valkuil bij het herkennen van het hyperglykemisch dehydratiesyndroom. Een droge mond is een bekende bijwerking van het gebruik van bepaalde geneesmiddelen. Zoals Ter Braak al suggereert, werd patiënt B inderdaad behandeld met amitriptyline en werd in het plasma een benzodiazepine aangetoond. Het is niet bekend of de patiënt zijn klachten aan de behandelend artsen heeft gemeld.

P.H.G.J. Melief
P.H.E.M. de Meijer
A.E. Meinders

Haarlem, juli 1998,

Melief et al. beschreven het hyperglykemisch dehydratiesyndroom (1998:1585-8). Door het sluipend begin van de klachten hierbij worden die laat opgemerkt en niet altijd op de juiste wijze geduid. Toch viel mij in de beide ziektebeschrijvingen op dat er in de anamnese duidelijke aanwijzingen waren voor pathologische afwijkingen en dat zelfs diabetes mellitus vermoed kon worden. Beide patiënten waren al langere tijd moe, plasten veel en dronken veel, terwijl één enkele kilo's wasafvallen. Is de uiteindelijke dramatische ontsporing nu veroorzaakt door onachtzaamheid van de patiënt of door een verkeerde inschatting door de huisarts?

G.J. Hafkamp
P.H.G.J.
Melief

Leiden, september 1998,

Collega Hafkamp heeft gelijk wanneer hij opmerkt dat de prodromen van een hyperglykemische ontregeling bij beide patiënten al geruime tijd aanwezig waren. Hoewel bij patiënt A de klachten al circa 1 jaar tevoren waren begonnen, heeft hij hiervoor nooit de hulp van een arts gezocht. In het geval van patiënt B is ons niet bekend of hij zijn overigens korter bestaande klachten aan huisarts of psychiater heeft gemeld.

P.H.G.J. Melief
P.H.E.M. de Meijer
A.E. Meinders

Vught, juli 1998,

In de interessante klinische les van de collegae Melief et al. wordt nog eens de aandacht gevestigd op het hyperglykemisch hyperosmolair coma bij diabetes (1998:1585-8). De literatuurlijst gaat terug tot 1973. Toch is het jammer dat er niet vermeld is dat vanuit dezelfde Leidse kliniek dit syndroom voor het eerst in de Nederlandse literatuur beschreven is door de latere hoogleraar J.de Graeff en ondergetekende.1 De eerste patiënt zagen wij in 1954. In die tijd kwamen uitslagen van natriumbepalingen pas na een etmaal als mosterd na de maaltijd binnen en deze werden daarom niet vaak aangevraagd. De toen sinds kort beschikbare vlamfotometer maakte het wél mogelijk de diagnose binnen enkele uren te stellen. De Graeff en ik zijn de hele nacht bezig geweest de patiënt water te laten drinken (totaal 5 l), intussen intensief filosoferend over de etiologie van dit voor ons nieuwe ziektebeeld.

J. Lips
Literatuur
  1. Lips JB, Graeff J de. Hypernatriëmie als complicatie van diabetes mellitus. [LITREF JAARGANG="1956" PAGINA="3623-32"]Ned Tijdschr Geneeskd 1956;100:3623-33.[/LITREF]