Het humane parvovirus B19 en zwangerschap

Klinische praktijk
A.M.W. van Elsacker-Niele
C.J.A.M. van der Burgt
N.G. Hartwig
P.W.J. van Dongen
H. Kragt
M.M.M. Salimans
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:209-11

Zie ook het artikel op bl. 218.

Dames en Heren,

Eerder verscheen in dit tijdschrift een artikel over het humane parvovirus B19 (B19-virus),1 de verwekker van de kinderziekte erythema infectiosum, ook bekend als ‘de vijfde ziekte’.23 Bij volwassenen, vooral bij vrouwen, overheersen gewrichtsklachten. Overigens kan de infectie zowel bij kinderen als bij volwassenen symptoomloos verlopen. De praktijk leert dat het niet mogelijk is uitsluitend op klinische gronden onderscheid te maken tussen erythema infectiosum en rubella. Een ander ziektebeeld dat vaak door het B19-virus wordt veroorzaakt, is de aplastische crisis bij patiënten met verschillende vormen van chronische hemolytische anemie.4-6

Tenslotte, dit virus kan in de zwangerschap problemen veroorzaken. Vanaf 1984 zijn reeds vele gevallen van B19-infectie in de zwangerschap gerapporteerd. Daarbij is melding gemaakt enerzijds van abortus en intra-uteriene vruchtdood, en anderzijds van een ongestoord verloop van de zwangerschap.7-10 Eénmaal is een embryo beschreven met malformaties…

Auteursinformatie

Rijksuniversiteit, Postbus 320, 2300 AH Leiden.

Vakgroep Medische Microbiologie, sectie Virologie: mw.A.M.W.van Elsacker-Niele; dr.M.M.M.Salimans, biochemicus.

Anatomisch-embryologisch Laboratorium: N.G.Hartwig.

Afd. Obstetrie: H.Kragt, gynaecoloog.

Sint-Radboudziekenhuis, Stichting Klinisch Genetisch Centrum, afd. Erfelijkheidsadvisering, Nijmegen.

Mw.C.J.A.M.van der Burgt.

Academisch Ziekenhuis, Instituut voor Obstetrie en Gynaecologie, Nijmegen.

Dr.P.W.J.van Dongen, gynaecoloog.

Contact mw.A.M.W.van Elsacker-Niele

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Rotterdam, februari 1990,

In de klinische les over dit onderwerp stellen mw. Van Elsacker-Niele en medewerkers dat: ‘de praktijk leert dat het niet mogelijk is, uitsluitend op klinische gronden, onderscheid te maken tussen erythema infectiosum en rubella’ (1990;209-11).

Naar mijn ervaring is dit te absoluut gesteld. Tijdens een epidemie van erythema infectiosum verloopt een (zeer) groot aantal gevallen klassiek, waarbij het opmerkelijke karakter van de uitslag – de guirlande-achtige, landkaarttekening (met centrale opbleking) en het gedurende een aantal weken herverschijnen na emotie, inspanning of warmte (baden) – het zeer wel mogelijk maakt de diagnose op klinische gronden te stellen. Dat daarnaast een (groot?) aantal gevallen atypisch verloopt, is een andere zaak; dat geldt waarschijnlijk nog meer buiten een epidemische verheffing. Net als voor rubella zal voor erythema infectiosum gelden dat tijdens een epidemie het merendeel der klinische diagnosen correct is; erbuiten waarschijnlijk het merendeel onjuist.

Om misverstand te voorkomen: bij contact van zwangeren met een kind met uitslag zou ik ondanks het kenmerkende karakter van de uitslag (‘a striking erythema’)1 toch altijd bij het patiëntje rubellaserologie laten verrichten, omdat dit (later) het enige ‘bewijs’ is dat het geen rodehond betrof.

J. Huisman
Literatuur
  1. Benenson AS, ed. Control of communicable diseases in man. 14e druk. Washington: American Public Health Association, 1985: 337.

A.M.W.
van Elsacker-Niele

Leiden, februari 1990,

Naar aanleiding van het commentaar van professor Huisman zou ik het volgende willen opmerken. Professor Huisman stelt terecht dat tijdens een epidemie het klassieke beeld van erythema infectiosum zich goed laat onderscheiden van andere exantheemziekten, waaronder het klassieke beeld van rubella. Wel moet men zich realiseren, dat alle beschrijvingen van epidemieën van erythema infectiosum in haar klassieke vorm dateren van de periode voordat serologische diagnostiek mogelijk was. Sinds de mogelijkheid van B19-diagnostiek bestaat, zijn er B19-epidemieën beschreven waarvan het algemene klinische beeld veel minder klassiek was.1 Daarnaast is het ook niet geheel zonder risico om puur op het klassieke beeld af te gaan bij het stellen van de diagnose B19-infectie, zoals geïllustreerd in het artikel van Balfour et al.2 Deze onderzoekers deden serologisch en virologisch onderzoek bij 102 patiënten met het klassieke beeld van erythema infectiosum. Bij 10 van deze patiënten werd rubellavirus geïsoleerd. Inoculatie van volwassen vrijwilligers met één van deze rubella-isolaten resulteerde weer in het klassieke beeld van erythema infectiosum.

Het is uiteraard niet mogelijk gegevens van grotere groepen van patiënten rechtstreeks te extrapoleren naar individuele patiënten. In het geval van contact van een zwangere met een patiënt met exantheem, al dan niet gelijkend op erythema infectiosum, zal er behoefte zijn aan serologisch onderzoek. Of daarbij dan gezocht moet worden naar een virale verwekker van het exantheem bij de patiënt, of dat men het voldoende acht immuniteit bij de zwangere vast te stellen tegen het rubellavirus én wellicht tegen het B19-virus, zal ongetwijfeld onderwerp van discussie zijn in de nabije toekomst.

A.M.W. van Elsacker-Niele
Literatuur
  1. Plummer FA, Hammond GW, Forward K, et al. An erythema infectiosum-like illness caused by human parvovirus infection. N Engl J Med 1985; 313: 74-9.

  2. Balfour HH, May DB, Rotte TC, Phelps WR, Schiff GM. A study of erythema infectiosum: recovery of rubella virus and echovirus-12. Pediatrics 1972; 50: 285-90.