Het beloop van recidiverende urineweginfecties bij niet-zwangere vrouwen in de fertiele levensfase, de gevolgen voor het dagelijks leven en de opvattingen van patiënten

Onderzoek
S. Groen
A.L.M. Lagro-Janssen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:1048-51
Abstract

Samenvatting

Doel

Het onderzoeken van het beloop van recidiverende urineweginfecties bij vrouwen in de fertiele levensfase en het verkrijgen van inzicht in de gevolgen ervan en in de opvattingen van patiënten.

Opzet

Historisch cohortonderzoek en interviews met patiënten.

Methode

Met behulp van gegevens van de ‘Continue morbiditeitsregistratie’ (CMR) in 4 huisartspraktijken in Nijmegen werden alle niet-zwangere vrouwen in de leeftijd van 15-49 jaar geselecteerd die in de periode 1990-1994 ≥ 2 urineweginfecties in 1 jaar doormaakten. De patiëntendossiers werden gebruikt voor aanvullende informatie. De recidiefkans werd berekend met de Kaplan-Meier-methode. Er werd een interview afgenomen bij patiënten die 15-35 jaar oud waren en in de periode 2002-2003 ≥ 2 urineweginfecties in 1 jaar hadden gehad.

Resultaten

Van de 115 vrouwen in de CMR-onderzoeksgroep waren er 70 (61) jonger dan 30 jaar. De mediane volgduur was 10,0 jaar. De kans op een nieuw recidief binnen 1 jaar was 56; de kans om 2 jaar vrij van recidieven te blijven was 33. De 115 patiënten maakten in totaal tijdens de onderzoeksperiode 630 urineweginfecties door; alle keren was een antibioticum voorgeschreven. Bij 2 van de 115 patiënten was een pyelitis/pyelonefritis ontstaan. Bij 1 van de 12 verwezen patiënten was een onderliggende afwijking vastgesteld. Van de 21 geïnterviewde vrouwen bleven 8 (38) tijdens de infectie weg van school of werk, afhankelijk van de klachten. Van de 18 vrouwen die seksueel actief waren, wilden 13 (72) geen seksuele gemeenschap hebben tijdens de infectie. Van de 21 vrouwen maakten 10 (48) zich zorgen over mogelijke complicaties. Een verminderde weerstand, kou op de blaas, stress, menstruatie en een verkeerde lokale hygiëne werden het meest door de vrouwen als oorzaak van de blaasontstekingen genoemd. Als vrouwen met recidiverende urineweginfecties de huisarts consulteren, kan deze onterechte zorgen en attributies ter sprake brengen.

Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:1048-51

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum St Radboud, vakgroep Huisartsgeneeskunde, Vrouwenstudies Geneeskunde, Huispost 229 HSV, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Mw.S.Groen, huisarts in opleiding; mw.prof.dr.A.L.M.Lagro-Janssen, huisarts en hoogleraar Vrouwenstudies Medische Wetenschappen.

Contact mw.prof.dr.A.L.M.Lagro-Janssen (alagro-janssen@hag.umcn.nl)

Verbeteringen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Utrecht, mei 2005,

Het is indrukwekkend dat Groen en Lagro-Janssen via hun bestand patiënten 10 jaar lang hebben kunnen volgen (2005:1048-51). Ik ben het met Thomas (2005:1025-6) eens dat er met de Kaplan-Meier-curve van de auteurs iets mis is, alhoewel ik het anders interpreteer. Als bij de y-as en in het onderschrift had gestaan: ‘de kans op recidiefvrij blijven’, was er mijns inziens niets aan de hand geweest. Normaliter geeft de Kaplan-Meier-curve overleving weer en geen sterfte. Nu klopt het onderschrift niet met de tekst van het artikel, of zie ik dat verkeerd?

G. Donker
A.L.M.
Lagro-Janssen

Nijmegen, mei 2005,

In het onderschrift bij de Kaplan-Meier-curve in ons artikel is inderdaad een fout geslopen. Het moet luiden ‘de kans op het recidiefvrij blijven’ in plaats van ‘de kans op het krijgen van een nieuw recidief’. De tekst van het artikel laat overigens aan duidelijkheid niets te wensen over en kan ook niet anders geïnterpreteerd worden. Er staat: ‘de kans op een nieuw recidief binnen 1 jaar was 56%; de kans om 2 jaar vrij van recidieven te blijven was 33%’.

Met die formulering geven we antwoord op de vraag die door de patiënten in de praktijk het meest wordt gesteld, namelijk: ‘Hoe groot is de kans dat ik in de komende jaren opnieuw een urineweginfectie krijg?’ In dit opzicht zijn we het ook eens met de opmerking van Thomas dat het in de hele context van het artikel gaat om recidieven. Hij had liever in plaats van de geciteerde zin uit ons artikel de volgende tekst gehad: ‘in de eerste 2 jaren krijgt tweederde een recidief, daarna neemt het percentage sterk af’. Met het laatste bedoelt hij waarschijnlijk te zeggen dat na 2 jaar de kans om alsnog een recidief te krijgen sterk afneemt. Het percentage neemt natuurlijk toe. Is dat slechts een kwestie van formulering of toch van interpretatie?

‘Getallen laten weinig ruimte voor interpretatie’, schrijft Thomas eerder in zijn commentaar. Daarover verschil ik sterk van mening met hem. Getallen, berekeningen, gebruikte analysemethoden, afkappunten, het zijn allemaal ingrediënten van kwantitatieve onderzoeken waar men allerminst ‘ontnuchterend snel over is uitgepraat’. De lezer zou de indruk kunnen krijgen dat getallen uit kwantitatief onderzoek voor zich spreken, terwijl bevindingen uit kwalitatief onderzoek veel ruimte voor (subjectieve) interpretatie toelaten.

Thomas wijst er expliciet op dat alleen als ander onderzoek bewijst dat sommige attributies van patiënten onjuist zijn, de huisarts deze kan trachten bij te stellen; bij afwezigheid van bewijs kan dat niet. Ook dat lijkt me niet juist. Zou de huisarts geen betere voorlichting kunnen geven aan een patiënte die meent dat een urineweginfectie door de wc-bril wordt veroorzaakt, of aan een moeder die de minirok van haar dochter aanwijst als oorzaak van dochters urineweginfectie?

Gelukkig hebben artsen naast bewijskracht uit onderzoek ook nog pathofysiologische kennis. Bovendien is bekend dat niet alle ‘evidence’ dezelfde kwaliteit waarborgt.

A.L.M. Lagro-Janssen
S. Groen