artikel
Het Leids Universitair Medisch Centrum en het biotechnologiebedrijf Prosensa hebben toestemming gekregen om zes patiëntjes met de spierziekte van Duchenne te behandelen met anti-‘sense’-RNA. De hoop is dat zij daardoor weer voorzien worden van een beetje werkend spiereiwit dystrofine. De behandeling is een primeur, schrijft Bionieuws (12 mei 2006).
De ziekte van Duchenne is een spierdystrofie die bij ongeveer één op de 3500 jongens voorkomt. Door een mutatie in het dystrofine-gen op het X-chromosoom kunnen deze jongens geen dystrofine maken. Dit eiwit is nodig om de spieren veerkracht en stevigheid te geven. Zonder dystrofine beschadigen de spiercellen en op den duur sterven ze af; ze verdwijnen en er komt bindweefsel voor in de plaats. De patiëntjes zitten doorgaans al voor hun 11e jaar in een rolstoel en overlijden vaak voordat ze 30 zijn.
De mutatie, meestal een deletie, verstoort het leesraam van mRNA. Daardoor stopt de translatie en wordt het eiwit dystrofine maar half afgemaakt, waardoor het onwerkzaam is. Met antisense-RNA wordt geprobeerd de deletie te veranderen waardoor een eiwit ontstaat dat weliswaar ook niet helemaal af is, maar dat wel werkzaam is. De duchennepatiëntjes veranderen dan in beckerpatiëntjes, die over het algemeen minder zijn aangedaan en een normale levensverwachting hebben.
De patiëntjes worden 4 weken behandeld met een stukje RNA van 18 tot 30 nucleotiden dat in de M. tibialis anterior, aan de voorkant van het been, wordt ingespoten. In dit eerste experiment gaat het erom of lokaal dystrofine geproduceerd gaat worden, en dat natuurlijk zonder bijwerkingen. Eerdere dierexperimenten lieten zien dat het principe werkt. Als het ook bij de mens blijkt te werken, dan volgen in 2007 proeven met systemische toediening in de bloedbaan of subcutaan, want injecteren in de spieren over het hele lichaam is bij duchennepatiëntjes geen optie.
Reacties