Geneesmiddelen in de dokterstas

C.F.H. Rosmalen
C. van Weel
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:54-7

Een belangrijk deel van het medisch handelen bestaat uit toepassing van geneesmiddelen. In de dagelijkse praktijk worden deze door de arts voorgeschreven, waarna de patiënt de medicijnen van de apotheek betrekt, maar in spoedeisende gevallen is hiervoor geen tijd, als ingrijpen terstond noodzakelijk is. Voor adequate hulpverlening bij dergelijke spoedgevallen zal dus een, zo mogelijk beperkt, aantal farmaca binnen handbereik moeten zijn. Smit vond bij zijn onderzoek in een huisartspraktijk, dat in circa 28 van de gevallen waarin hij voor een spoedvisite geraadpleegd werd wegens een scala van aandoeningen, behandeling met een farmacon nodig was.1 In de literatuur is…

Auteursinformatie

Katholieke Universiteit, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Vakgroep Farmacologie, werkgroep klinische farmacologie en farmacokinetiek: C.F.H.Rosmalen.

Vakgroep Huisartsgeneeskunde: prof.dr.C.van Weel, huisarts.

Contact C.F.H.Rosmalen

Verbeteringen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

A.R.J.
van Keimpema

Amsterdam, februari 1989,

In de hoop te kunnen bijdragen aan de zo gunstig mogelijke samenstelling en het gebruik van de inhoud van de dokterstas zou ik gaarne vanuit mijn specialisme longziekten een aantal kanttekeningen plaatsen bij het loffelijke streven van Rosmalen en Van Weel (1989;54-7) hiertoe een voorstel te doen.

Allereerst zou ik willen wijzen op het ontbreken van corticosteroïden bij de diagnose asthma bronchiale. Door longartsen wordt de laatste jaren gewaarschuwd tegen terughoudendheid bij het toedienen van corticosteroïden bij een ernstige astma-aanval, welke niet (blijvend) voldoende reageert op bronchusverwijdende middelen. De reden hiervoor is niet alleen dat hiermee opneming in een aantal gevallen vermeden kan worden en de exacerbatie sneller bestreden wordt,1 maar ook dat er aanwijzingen zijn uit retrospectief onderzoek dat het risico van een dodelijke afloop wordt verminderd.23 In de praktijk zal veelal gekozen worden voor een intraveneuze toediening, hoewel orale toediening vrijwel even effectief lijkt;4 in beide gevallen is effect pas na enkele uren te verwachten.

Theofyllines zouden kunnen worden weggelaten uit de tas. Als monotherapie is het inferieur aan sympathicomimetica en het additieve effect in combinatie hiermee is twijfelachtig, terwijl de kans op toxiciteit niet gering is, zeker van een loading dose.5

Sympathicomimetica worden terecht vermeld; zij zullen altijd moeten worden toegediend, waarbij de voorkeur uitgaat naar inhalatietherapie, welke in vergelijking met subcutane en orale toediening het meest effectief is. In tabel 2 wordt echter een vloeistof voor inhalatie door middel van verneveling aanbevolen. De arts zou dan een elektrisch aangedreven vernevelaar bij zich moeten hebben om deze te kunnen toedienen. Veel eenvoudiger en even effectief is inhalatie door middel van een dosis aërosol, liefst via een zogenaamde spacer (bijv. nebuhaler) in een voldoende hoge dosering (tot 10 puf).6 In dezelfde tabel wordt vermeld dat subcutane toediening pas na een half uur zou werken, dit is echter het tijdstip van maximale werking, een duidelijke verbetering treedt al binnen 15 minuten op, bij inhalatietherapie echter al binnen enkele minuten.7

A.R.J. van Keimpema
Literatuur
  1. Fanta CH, Rossing TH, McFadden jr ER. Glucocorticoids in acute asthma: a critical controlled trial. Am J Med 1983; 74: 845-9.

  2. MacDonald JB, Seaton A. Williams DA. Asthma deaths in Cardiff 1963-74: 90 deaths outside hospital. Br Med J 1976; i: 1493-5.

  3. Ormerod LP, Stableforth DE. Asthma mortality in Birmingham 1975-7: 53 deaths. Br Med J 1980; i: 687-90.

  4. Jonsson S, Kjartansson G, Gislason D, Helgason H. Comparison of the oral and intravenous routes for treating asthma with methylprednisolone and theophylline. Chest 1988; 94: 723-6.

  5. Littenberg B. Aminophylline treatment in severe, acute asthma; a meta-analysis. JAMA 1988; 259: 1678-84.

  6. Morgan MDL, Singh BV, Frame MH, Williams SJ. Terbutaline aerosol given through pear spacer in acute severe asthma. Br Med J 1982; 285: 849-50.

  7. Berg W van den, Leferink JG, Maes RAA, Kreukniet J, Bruynzeel PLB. Correlation between terbutaline serum levels, c-AMP plasma levels and FEV in normals and asthmatics after subcutaneous administration. Ann Allergy 1980; 44: 235-9.

Nijmegen, maart 1989,

Graag willen wij collega Van Keimpema hartelijk danken voor zijn bijdrage aan een zo goed mogelijke geneesmiddelvoorziening in de dokterstas. Ondanks het feit dat wij in tabel 1 het gebruik van corticosteroïden bij de behandeling van asthma bronchiale niet expliciet vermeldden, onderschrijven wij het belang van deze therapie. De aanwezigheid van deze medicamenten in de tas staat, zoals uit beide tabellen in ons artikel mag blijken, dan ook buiten kijf. De kritiek op de theofyllines is begrijpelijk. Gezien het nog wijd verspreide en aanbevolen gebruik van deze middelen bij spoedeisende gevallen in de huisartspraktijk namen wij deze middelen als tweede keuze op in het door ons voorgestelde arsenaal.12 De opmerking met betrekking tot de sympathicomimetica is praktisch zeer nuttig.

C.F.H. Rosmalen
C. van Weel
Literatuur
  1. Commissie praktijkvoering van het Nederlands Huisartsen Genootschap. De inhoud van het ampullenetui. NHG-brochure praktijkvoering nr p 10. Utrecht: Nederlands Huisartsen Genootschap, 1988.

  2. Meyboom WA. Het ampullenetui – een toetsingsobject 1 en 2. Huisarts Wetenschap 1988; 31: 80-8.