Samenvatting
Doel
Het onderzoeken van de effectiviteit en veiligheid van een transcervicale foleykatheter ten opzichte van vaginale prostaglandine E2-gel voor inleiden van de aterme baring.
Opzet
Multicentrische, gerandomiseerde, open-label onderzoek in 12 Nederlandse ziekenhuizen in de periode 10 februari 2009-17 mei 2010.
Methode
Aterme vrouwen gepland voor inleiding met een eenlingzwangerschap in hoofdligging, staande vliezen en een onrijpe cervix (bishopscore < 6) werden middels een online-systeem gerandomiseerd tussen rijping van de cervix met een transcervicale foleykatheter dan wel met vaginale prostaglandine E2-gel. De primaire uitkomstmaat was sectio caesarea, secundaire uitkomstmaten waren maternale en neonatale morbiditeit en tijd van begin van de inleiding tot geboorte.
Resultaten
Er werden 824 vrouwen gerandomiseerd tussen foleykatheter (n = 412) en prostaglandine E2-gel (n = 412). Het percentage sectio’s was vergelijkbaar tussen de groepen (23 vs. 20%; RR: 1,13; 95%-BI: 0,87-1,47). Er werden in totaal minder kunstverlossingen vanwege foetale nood uitgevoerd in de groep met de foleykatheter (12 vs. 18%; RR: 0,68; 95-% BI: 0,49-0,95). De mediane tijd tot bevalling was langer (mediaan: 29 vs. 18 h; interkwartiele uitersten: 15-35 vs. 12-33). De maternale uitkomstmaten waren niet verschillend, behoudens minder patiënten met verdenking op maternale infectie durante partu in de groep met een foleykatheter (2 vs. 4%; RR: 0,41; 95%-BI: 0,17-0,98). Na inleiding met een foleykatheter werden significant minder neonaten opgenomen op de kinderafdeling (12 vs. 20%; RR: 0,60; 95%-BI 0,43-0,83).
Conclusie
Inleiden van de baring à terme met een foleykatheter leidt niet tot minder sectio’s dan inleiden met prostaglandine E2-gel, maar wel tot minder bijwerkingen.
Reacties