Samenvatting
Het vaststellen van de aanwezigheid van paraneoplastische antistoffen is van belang om, vaak ernstige, neurologische syndromen te kunnen benoemen als paraneoplastisch en daarmee de zoektocht naar een onderliggende tumor te sturen. Bij 3 patiënten werd een paraneoplastisch neurologisch syndroom vastgesteld. De eerste was een 64-jarige vrouw bij wie paraneoplastische encefalomyelitis werd gevonden. Deze diagnose werd sterk ondersteund door een hoge titer van anti-Hu-antistoffen. Daarentegen waren biopten van een mediastinale massa tot drie maal toe negatief. Patiënte stierf aan een non-convulsieve status epilepticus. Bij obductie werd afgezien van de paraneoplastische encefalomyelitis een kleincellig longcarcinoom gevonden. De tweede patiënt was een 55-jarige vrouw met metastatische borstkanker. Drie jaar lang vertoonde zij progressieve neurologische achteruitgang. Tenslotte werd een hoge titer van anti-CRMP5/CV2-antistoffen gedetecteerd, waarop kon worden vastgesteld dat het ging om een paraneoplastisch beeld. Zij kreeg immunotherapie en haar toestand stabiliseerde zich. De derde patiënt was een 41-jarige man met ernstige limbische encefalitis. Biopsie van een para-aortale massa was positief voor ongedifferentieerd carcinoom. Hij bleek een hoge titer van anti-Ma2-antistoffen te hebben en daarna een positieve serumuitslag voor α-foetoproteïne (AFP) en β-humaan choriongonadotrofine (β-HCG). Hij kreeg chemotherapie voor een non-seminoomtestistumor waarop de limbische encefalitis zowel klinisch als radiologisch verminderde, maar de patiënt overleed door toxiciteit van de behandeling.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:874-80
Reacties