Drie adolescenten met pijn in de heup door idiopathische chondrolyse

Klinische praktijk
M.F. Koot
H.A. Berendsen
H. van der Hoeven
W. Keessen
W. Kuis
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1993;137:86-4
Abstract

Samenvatting

De ziektegeschiedenissen worden beschreven van 3 adolescenten bij wie pijn in de heup bleek te berusten op chondrolyse. Bij artroscopie werd steeds chronische synovitis gevonden.

De auteurs stellen dat de synovitis waarschijnlijk ten grondslag ligt aan de gewrichtsbeschadiging en dat de afwijking dient te worden beschouwd als juveniele chronische artritis van het oligoarticulaire type. Behandeling met een intra-articulaire toediening van triamcinolonacetonide en bij 2 patiënten met een antiphlogisticum resulteerde in een nagenoeg volledig herstel van de heupfunctie.

Auteursinformatie

Universitaire Kliniek Wilhelmina Kinderziekenhuis, Postbus 18.009, 3501 CA Utrecht.

M.F.Koot en H.A.Berendsen, medisch studenten.

Afd. Orthopedie: H.van der Hoeven en dr.W.Keessen, orthopedisch chirurgen.

Afd. Kindergeneeskunde: dr.W.Kuis, kinderarts-immunoloog.

Contact dr.W.Keessen

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

W.
Hissink Muller

Oisterwijk, januari 1993,

Het artikel van Koot et al. (1993; 86-90) ontlokte mij de volgende reactie. Een individu, kind of volwassene, bij wie een pijnlijk en in beweging beperkt heupgewricht ontstaat, heeft mogelijk een artritis hiervan. Dit vermoeden, synovitis van het heupgewricht, krijgt steun indien een echogram hydrops van de heup oplevert bij een normale röntgenfoto van het gewricht. Dergelijk eenvoudig onderzoek verdient de voorkeur boven het door straling belastende, kostbare scintigram, dat echter soms nuttig kan zijn.

Als klinische diagnose is de term ‘chondrolyse’ ongewenst; deze beschrijft een vooral röntgenologisch vast te stellen verschijnsel dat kan ontstaan als gevolg van langdurig bestaande artritis.

Chronische, onbegrepen mono-artritis komt op den duur zeker voor artroscopie in aanmerking. Afgezien van de visuele inspectie van het gewricht kan materiaal verkregen worden voor bacteriologisch en histologisch onderzoek van het kapsel. Voorafgaande aan dergelijke invasieve diagnostiek zou echter niet alleen bepaling van reumafactor, antinucleaire factor (ANF) of HLA-B27 (diagnostisch slechts relevant indien afwezig) moeten plaatsvinden, maar bij voorbeeld ook onderzoek naar Lyme-ziekte, asymptomatische darmaandoeningen (Yersinia-infectie?) en psoriasis, of een Mantoux-test. Bij artritis in 2 of meer gewrichten heeft een diagnostische synoviabiopsie vrijwel geen zin; al te vaak is aspecifieke chronische synovitis beschreven. De verschillende vormen van chronische polyartritis zijn helaas (nog) niet met zekerheid te onderscheiden, zelfs niet indien van immunofluorescentie gebruik wordt gemaakt. Bovendien wordt de (symptomatische) therapie er niet door beïnvloed. Therapeutisch verdient het mijns insziens de voorkeur pas intra-articulair corticosteroïden toe te dienen indien behandeling met een niet-steroïdaal anti-inflammatoir geneesmiddel (NSAID) onvoldoende effectief is gebleken.

Al met al valt dergelijke gewrichtsproblematiek ook bij kinderen heel goed te hanteren in een gewoon ziekenhuis, indien aldaar een goede samenwerking bestaat tussen (orthopedisch) chirurg, kinderarts en reumatoloog.

W. Hissink Muller

Utrecht, februari 1993,

Wij danken collega Hissink Muller voor zijn aanvullingen inzake diagnostiek en therapie van de ziekte die wij kennen als chondrolyse. Het doet ons genoegen te vernemen dat hij onze visie dat deze aandoening moet worden beschouwd als het gevolg van een artritis – de strekking van het artikel – deelt. Deze visie heeft zeker nog niet algemeen ingang gevonden.

Gezien de zeldzaamheid van deze ziekte, de daaruit voortvloeiende onmogelijkheid om ervaring met diagnostiek en therapie op te doen, alsmede vanwege de ernstige invaliditeit die de patiënt bedreigt, zijn wij geneigd onze laatste stelling betreffende de zin van samenwerking met een groep waarin expertise bestaat in de multidisciplinaire begeleiding van deze patiënten te handhaven.

W. Keessen
W. Kuis