Eerder dit jaar verschenen in dit tijdschrift drie artikelen gewijd aan de niet-scrotale testis (NST).1-3 Ze hebben tot veel discussie geleid binnen de Werkgroep Kinderurologie (WGKU) van de Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU), hetgeen resulteerde in dit commentaar. Vooral de artikelen van HiraSing en Van Leerdam en van Hack et al. bevatten een aantal stellingen die aanvechtbaar zijn en die niet overeenkomen met recente literatuur over het onderwerp.1 2
te veel orchidopexieën in nederland?
HiraSing en Van Leerdam en Hack et al. stellen dat in Nederland te veel orchidopexieën worden verricht. Zij laten echter na om naar verklaringen voor het hoge cijfer te zoeken en vermelden slechts dat er veel orchidopexieën ten onrechte zouden worden verricht.1 2 Toch is er een aantal redenen te noemen voor het hoge aantal verrichte orchidopexieën.
- Hack et al. gaan bij de berekening van het aantal verwachte orchidopexieën uit van een…
(Geen onderwerp)
Alkmaar, september 2008,
Collega De Gier (2008:1606-9) stelt dat prepuberale orchidopexie (ORP) geïndiceerd is bij de verworven niet-scrotale testis (NST). Naar onze mening dient men hierbij echter zeer terughoudend te zijn. In 1986 is de consensus ‘Beleid bij de niet-scrotale testis’ opgesteld in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Urologie. Hierbij is afgesproken om geen behandeling in te stellen in geval van een later niet in het scrotum gelegen testis wanneer deze bij de geboorte of in de eerste levensjaren ingedaald is geweest.1 Behandeling wordt eventueel pas ingesteld bij een puberteitstadium P3G3. Daarnaast is nooit aangetoond dat prepuberale ORP gunstig is voor de latere fertiliteit. Uit eigen onderzoek blijkt dat bij 51% van prepuberaal geopereerde verworven NST’s het volume achterblijft.2 Inmiddels is duidelijk dat 57-76% van de verworven vormen spontaan indaalt in de puberteit, waarbij het testisvolume binnen de normale spreiding valt.3 4 Bovendien hebben Chilvers et al. aangetoond dat vroege (< 9 jaar) versus late (≥ 9 jaar) operatie in de leeftijd van 4-14 jaar geen effect heeft op de toekomstige fertiliteit.5 Tot slot kan ORP tot iatrogene schade op de lange termijn leiden.6
Ons voorlopige behandeladvies blijft derhalve onverminderd van kracht. Wel zijn wij ons er terdege van bewust dat het hier, door het ontbreken van voldoende longitudinale follow-upgegevens, een voorlopig behandeladvies betreft. Longitudinaal prospectief onderzoek is noodzakelijk, waarbij samenwerking tussen de verschillende vakgebieden onontbeerlijk is. Het opzetten van een nationaal testiscentrum vanwaaruit behandeling, follow-up en onderzoek van jongens met een NST gecoördineerd worden, zou een aanzet hiertoe kunnen zijn.
Muinck Keizer-Schrama SMPF de. Consensus beleid bij de niet in het scrotum gelegen testis. [LITREF JAARGANG="1987" PAGINA="1817-21"]Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:1817-21.[/LITREF]
Meijer RW, Hack WWM. Acquired undescended testis. Ch 5.2. Adverse effect of orchidopexy on long-term testicular growth in acquired undescended testis [proefschrift]? Amsterdam: Vrije Universiteit; 2005. p. 128-34.
Eijsbouts SW, Muinck Keizer-Schrama SM de, Hazebroek FW. Further evidence for spontaneous descent of acquired undescended testes. J Urol. 2007;178(4 Pt 2):1726-9.
Hack WWM, Meijer RW, Voort-Doedens LM van der, Bos SD, Haasnoot K. Natural course of acquired undescended testis in boys. Br J Surg. 2003;90:728-31.
Chilvers C, Dudley NE, Gough MH, Jackson MB, Pike MC. Undescended testis: the effect of treatment on subsequent risk of subfertility and malignancy. J Pediatr Surg. 1986;21:691-6.
Docimo SG. The results of surgical therapy for cryptorchidism: a literature review and analysis. J Urol. 1995;154:1148-52.
(Geen onderwerp)
Nijmegen, september 2008,
Collegae Hack et al. wijken met hun standpunt over het te volgen beleid bij een verworven NST volledig af van alle recente richtlijnen over NST. Hun belangrijkste argument is dat een deel van de verworven NST’s vóór de puberteit alsnog indaalt, maar zij kunnen de in het becommentarieerde artikel aangevoerde argumenten voor prepuberale orchidopexie niet inhoudelijk weerleggen. Het argument dat orchidopexie vóór de leeftijd van 9 jaar niet beter zou zijn dan daarna is ook weinig overtuigend, omdat deze bij voorkeur al veel jonger uitgevoerd wordt. Mijns inziens heeft men, ook uit medicolegale overwegingen, veel sterkere argumenten nodig om internationaal aanvaarde richtlijnen naast zich neer te leggen dan Hack et al. nu aanvoeren. De redenen dat longitudinaal onderzoek moeilijk uitvoerbaar is, zijn eveneens in het becommentarieerde artikel uiteengezet: onderzoek dat nu zou starten, geeft pas over 25 jaar resultaten, en de noodzakelijke randomisatie levert onoverkomelijke bezwaren op. De werkgroep Kinderurologie handhaaft dus onverkort het advies om ook een verworven NST operatief te behandelen.