Consensus diagnostiek van het atopisch syndroom

– At a consensus meeting on 8th May 1987, the diagnostic procedures in connection with the atopic syndrome were discussed. Attention was paid to the terminology. The term ‘atopic syndrome’ was accepted, with some restriction in regard to its application to diseases of the lower airways.

The anamnestic findings of the general practitioner were considered decisive for the further course of the diagnostic procedure. In this, the procedure for identification of the responsible allergen is of paramount significance. Skin tests and IgE immunoassay are available as methods for identification of the allergen. Both methods give similar information.

The provocation test is only indicated to assess the importance of the allergic component and the necessity of (local) corticosteroid therapy or of drastic changes in the immediate environmental situation of the patient.

Samenvatting

Op een consensusbijeenkomst op 8 mei 1987 werd de diagnostiek van het atopisch syndroom besproken. Er werd veel aandacht besteed aan de terminologie. Een voorstel om de diagnostische term ‘atopisch syndroom’ te gebruiken, werd aanvaard met enkele kanttekeningen ten aanzien van de toepassing van het gebruik bij klinische symptomen van de onderste luchtwegen. Bij de diagnostiek werd de informatie, verkregen door de anamnese van de huisarts, als bepalend gezien voor het verdere beloop van de diagnostische procedure. Bij dat verdere onderzoek staat de identificatie van het verantwoordelijke allergeen op de voorgrond door middel van huidtests of immuno-assay. Men was er over eens dat beide methoden gelijkwaardige informatie verschaffen. Het provocatie-onderzoek is alleen geïndiceerd om de ernst van de allergische component te kunnen vaststellen of ter ondersteuning van de indicatie van ingrijpende sanering of medicamenteuze maatregelen.