Betere therapietrouw bij preventief medicatiegebruik

Klinische praktijk
B.J.F. (Bart) van den Bemt
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2020;164:D4206
Abstract

Toets voor nascholing (verlopen)

Aan dit leerartikel was een toets gekoppeld waarmee je nascholingspunten kon verdienen.

Bekijk de toets

Samenvatting

  • Het voorschrijven van geneesmiddelen is één van de meest voorkomende medische interventies.
  • Slechts de helft van de patiënten gebruikt een voorgeschreven preventief geneesmiddel conform het voorschrift van de arts; dit leidt tot een kleiner effect van het geneesmiddel, meer bijwerkingen en hogere zorgkosten.
  • Therapieontrouwe patiënten zijn nauwelijks te herkennen op basis van klinische, demografische of geneesmiddel-gerelateerde kenmerken.
  • Om er achter te komen of een patiënt therapieontrouw is, kan de voorschrijver gebruikmaken van apotheekgegevens, vragenlijsten of technologische hulpmiddelen, of het gesprek aangaan met de patiënt.
  • De redenen om therapieontrouw te zijn worden grofweg onderverdeeld in non-intentionele of praktische redenen en intentionele redenen.
  • Op basis van de onderliggende redenen kan een interventie op maat worden aangeboden.
Auteursinformatie

Sint Maartenskliniek, afd. Farmacie, Nijmegen: prof.dr. B.J.F. van den Bemt, apotheker-klinisch farmacoloog (tevens: Radboudumc, Apotheek).

Contact B.J.F. van den Bemt (b.vandenbemt@maartenskliniek.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Auteur Belangenverstrengeling
B.J.F. (Bart) van den Bemt ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Mooi, praktisch en relevant overzichtsartikel, zeker m.b.t. orale medicatie. Bij de astma casus echter, waarbij sprake is van inhalatie medicatie, is de werkelijkheid vaak wat complexer dan simpelweg therapietrouw bepalen middels apotheek aflevergegevens.

Ten eerste zie je bij echt ongecontroleerde astma (met veel SABA gebruik) vaak juist meer afleveringen en lijkt de patient dus heel therapietrouw (er is sprake van een inverse relatie: minder controle=meer gebruik, zie o.a. Papi et al. J Allergy Clin Immunol Pract. 2018;6(6):1989-1998).

Ten tweede zit het probleem vaak in de inhalatie techniek (een onderdeel van de "implementatie" fase) welke altijd aandacht verdient (naast het bevestigen van de diagnose astma en het vermijden van prikkels). Rond de 70% maakt hierbij fouten (zie LAN, http://www.longalliantie.nl/projecten/inhalatie-instructie/).

Ten derde werken veel apotheken met zogenaamde "herhaalservices" waardoor een recept automatisch wordt herhaald en de afleverfrequentie minder goed het gedrag van de patiënt weerspiegelt. Dit maakt de apotheekdata steeds minder geschikt als goede therapietrouw indicatie.

Nieuwe ontwikkelingen, waar we o.a. in het UMCG in het Therapietrouw Expertise Centrum MAECON en het Groningen Research Institute for Asthma and COPD (GRIAC) onderzoek naar doen zijn de "smart inhalers" die zowel inname als techniek kunnen meten. Daarnaast werken we aan non-invasieve objectieve methodes zoals het bepalen van geneesmiddelconcentratie in hoofdhaar, welke voor bepaalde middelen een goede indicatie geven van lange termijn bloedconcentraties. Beide technieken lijken veelbelovend echter meer onderzoek en validatie is nodig.

Job van Boven, universitair docent Doelmatig Geneesmiddelengebruik, UMC Groningen

Geachte heer Van Boven, beste Job,

Allereerst dank voor de mooie woorden over mijn overzichtsartikel over therapietrouw bij chronisch preventieve medicatie en dank ook voor de waardevolle reactie op het artikel. In deze reactie wordt terecht aangegeven dat het meten van therapietrouw niet eenvoudig is. Het is daarom ook sterk toe te juichen dat het UMCG onderzoek doet naar “Smart Inhalers”.  Zoals beschreven in mijn artikel is implementatie therapietrouw (zoals ook in deze casus) het betrouwbaarste te meten met electronische monitoring.

Echter, ook andere gegevens (zoals apotheekdata) kunnen een duidelijke aanwijzing geven dat iemand therapieontrouw is. Zoals ook in deze casus. Immers, wanneer er minder geneesmiddelen opgehaald worden bij de apotheek dan je zou verwachten op basis van de actuele dosering, is dit een duidelijk signaal, dat er mogelijk sprake is van therapie-ontrouw (tenzij de patiënt meerdere apotheken bezoek). Andersom kan echter niet gesteld worden, dat het regelmatig ophalen bij de apotheek betekent dat de patiënt therapietrouw is. Een mooie voorbeeld hiervan staat in deze reactie op het artikel.

Prof dr BJF (Bart) van den Bemt