Beeldscherm, oogklachten, brillen

Klinische praktijk
J.P. de Groot
H.J. Bank
R.A. Wouthuis
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:1071-5

Het beeldscherm is al jaren een min of meer obligaat onderdeel van de kantooromgeving. Toch vormt het nog steeds een onderwerp van speciale aandacht voor een ieder die zich bezighoudt met de relatie tussen gezondheid en werk. Een blijk van die speciale aandacht is het Besluit Beeldschermwerk. Dit Besluit vloeit voort uit een Europese richtlijn en is onderdeel van de wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden. Het geeft voorschriften met betrekking tot apparatuur, meubilair, software en organisatie van het werk. Daarnaast schrijft het Besluit (para)medische zorg voor, in de vorm van oogonderzoek en verstrekking van speciale brillen, voor mensen die met een beeldscherm werken.12

Deze aandacht voor gezondheidskundige aspecten van het werken met een beeldscherm lijkt niet gerechtvaardigd te worden door de ernst van de gezondheidsschade. Pathologische veranderingen of achteruitgang van het gezichtsvermogen als gevolg van het werken met een beeldscherm heeft men niet waargenomen.3

Auteursinformatie

Arbodienst Koninklijke PTT Nederland N.V., Groningen.

J.P.de Groot, registerergonoom.

SE Arbo, Amersfoort.

H.J.Bank, bedrijfsarts.

Philips Arbodienst, Eindhoven.

R.A.Wouthuis, bedrijfsarts.

Contact J.P.de Groot, Gorterlaan 69, 9721 ZB Groningen

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Emmen, juni 1995,

Met belangstelling lazen wij het caput selectum van De Groot et al. (1995;1071-5). Net als de auteurs zien wij regelmatig patiënten die hun oogklachten in verband brengen met het werk achter een beeldscherm. Wij vinden het jammer dat in hun artikel de rol van de oogarts bij dit soort klachten slechts summier wordt aangestipt. Wij maken daarom graag enkele aanvullende opmerkingen.

Wij delen de mening van de auteurs dat oogonderzoek bij beeldschermwerkers slechts op indicatie, dat wil zeggen bij oogklachten, moet plaatsvinden. Het is ons niet duidelijk wie het oogonderzoek dat uitgevoerd wordt door of in opdracht van een bedrijfsgezondheidsdienst of Arbodienst verricht. Wij willen suggereren dat dit refractieonderzoek wordt uitgevoerd door een optometrist die op de hoogte is van de werkomstandigheden van de patiënt. Pas als deze de oogklachten van de patiënt niet voldoende weet op de lossen, dient naar onze mening een verwijzing naar de oogarts te volgen.

De oogarts zal het refractieonderzoek herhalen. Vaak zal de refractie ook objectief worden bepaald, waarbij het accommodatiemechanisme door middel van oogdruppels is uitgeschakeld. Het komt herhaaldelijk voor dat hierbij een verklaring voor de klachten van de patiënt wordt gevonden in een aanzienlijk hogere hypermetropie (verziendheid) dan bij subjectieve refractiebepaling was vastgesteld.

Voorts zal de oogarts aandacht besteden aan (latente) oogbewegingsafwijkingen. Ook hierbij wordt regelmatig een verklaring voor de klachten gevonden, bijvoorbeeld een convergentiezwakte die met behulp van gerichte oefeningen verbeterd kan worden. Ten slotte zullen screening op glaucoom, fundusafwijkingen en zo nodig een gezichtsveldonderzoek plaatsvinden.

Wij hopen dat hiermee de rol van de oogarts bij oogklachten van beeldschermwerkers wat duidelijker is geworden.

J.P. Boot
H.K. Hobbel
H. ter Wee
W. van den Brink

Groningen, juli 1995,

In ons caput hebben wij beschreven wat er onzes inziens gebeuren moet in het kader van de oogzorg voor beeldschermwerkers. Wíe een en ander uitvoert, leek ons redelijk voor de hand liggend. Voor alle duidelijkheid:

Een eerste controle of de bril mogelijk verbetering behoeft, kan heel goed uitgevoerd worden door een bedrijfsarts werkzaam bij een Arbodienst. Desgewenst kan de feitelijke test uitgevoerd worden door een goed opgeleide doktersassistente onder supervisie van een bedrijfsarts. Dit is wat wij het eerstelijnsonderzoek noemden.

Een refractieonderzoek volgt wanneer anamnese en (of) uitkomsten van het eerstelijnsonderzoek daar aanleiding toe geven. Dat dit refractieonderzoek wordt uitgevoerd door een optometrist (of opticien) die de werkomstandigheden van de patiënt kent is een suggestie die wij van harte onderschrijven.

Ook met de suggestie van Boot et al. dat pas verwijzing naar een oogarts moet volgen wanneer de optometrist de klachten van de patiënt niet voldoende weet op te lossen, zijn wij het geheel eens. Wel is denkbaar dat in sommige gevallen reeds direct na het eerstelijnsonderzoek verwijzing naar de oogarts volgt, namelijk wanneer het vermoeden van een ernstige oogafwijking bestaat.

Voor de oogarts is dus onzes inziens geen specifieke rol weggelegd waar het om beeldschermwerkers gaat, hij vervult hier dezelfde functie als bij alle andere patiënten bij wie de optometrist er niet uitkomt. Het verdient zelfs aanbeveling dat de oogarts na zijn oftalmologische bemoeienis de patiënt terugverwijst naar de optometrist indien een op de specifieke werkomstandigheden toegesneden werkbril gewenst is.

J.P. de Groot
H.J. Bank
R.A. Wouthuis