Een pleidooi voor influenzavaccinatie van zorgverleners

Het intensieve griepseizoen van 2018

Opinie
Geert H. Groeneveld
Willy J. Spaan
Wim van der Hoek
Jaap T. van Dissel
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2018;162:D3323
Abstract
Download PDF

In de afgelopen winter duurde het griepseizoen 18 weken, twee keer zo lang als gebruikelijk. Ongeveer 340.000 personen consulteerden hun huisarts wegens een griepachtig ziektebeeld. In de periode tussen oktober 2017 en mei 2018 werden in heel Nederland naar schatting 900.000 mensen door het influenzavirus geveld. Veel ziekenhuizen waren overbelast door het hoge aanbod van patiënten. Wat lag aan die overbelasting ten grondslag? En is er een manier om dit te voorkomen?

artikel

Tijdens piekweken van de griepepidemie in februari en maart consulteerden in Nederland tegen de 170 per 100.000 mensen de huisarts wegens griepachtige klachten. Het betrof vooral kleine kinderen tot 4 jaar en ouderen.1 Meer dan 70% van de neuskeelwatten van de patiënten in deze piekweken bleek positief voor het influenzavirus. Veel patiënten moesten worden opgenomen vanwege complicaties van influenza, meestal longontsteking. Dit betrof naar schatting 16.000 personen. Ook overleden er tijdens de uitbraak naar schatting 9500 mensen, wat meer is dan gebruikelijk in het griepseizoen.1 Opmerkelijk was dat mensen vooral ziek werden van het griepvirus type B (Yamagata-lijn), dat niet eerder vanaf het begin van een griepseizoen zo overheerste als in het afgelopen jaar.

Ziekenhuizen overbelast

In de media verschenen berichten over zwaarbelaste huisartsen en ziekenhuizen die het zorgaanbod niet langer aankonden,2 met afdelingen Spoedeisende Hulp die de deuren tijdelijk sloten,3 of uitstel van geplande opnames en operaties.4 Ofschoon ziekenhuizen voor dergelijke situaties noodplannen hebben, stelden zorgverleners ook andere creatieve oplossingen voor om de druk op de zorg tijdens een intensief griepseizoen op te kunnen opvangen. Een voorbeeld daarvan is het instellen van een ‘zorghotel’ voor ouderen die het thuis niet langer kunnen bolwerken, maar die eigenlijk te goed zijn voor opname in het ziekenhuis.5

Welke factoren spelen een rol?

Er is nog geen gedegen analyse van de factoren die verantwoordelijk zijn voor de hoge druk op de ziekenhuiszorgverlening tijdens een intensief griepseizoen zoals afgelopen winter. Waarschijnlijk spelen meerdere factoren een rol. In het LUMC kwamen we voorlopig tot de volgende drie: (a) het hoge aantal patiënten dat opgenomen moet worden als gevolg van griep, (b) het uitvallen van mantelzorgers die geveld zijn door de griep en (c) het uitvallen van zorgverleners die zelf griep krijgen.

Aanbod patiënten Tijdens een griepepidemie stijgt het aantal patiënten dat opgenomen moet worden. De indicatie betreft dan niet alleen complicaties van de griep, zoals longontsteking, maar ook decompensatie van onderliggende ziekten, zoals diabetes mellitus en hartfalen, door griep.

Uitval mantelzorgers Wanneer mantelzorgers van ouderen met griep zelf ook door griep geveld worden, kunnen zij niet langer bijspringen. Niet de ernst van de griep, maar de zorg die de oudere nodig heeft kan dan de reden worden voor ziekenhuisopname. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor het terug naar huis plaatsen van opgenomen kwetsbare ouderen die herstellende zijn van griep, maar nog enige tijd extra hulp en thuiszorg nodig hebben. Als de mantelzorg is uitgevallen, blijven zij langer in het ziekenhuis dan medisch gezien strikt noodzakelijk is. Het fenomeen dat ouderen in een griepseizoen beslag leggen op ziekenhuisbedden zal toenemen, want Nederland vergrijst en steeds meer ouderen blijven met steun van mantelzorgers of thuiszorg langer zelfstandig wonen.

Uitval zorgverleners Ook verpleegkundigen en artsen krijgen griep en vallen uit. Bij absentie van zorgverleners stellen ziekenhuizen hun zorgcapaciteit bij en gaan zij soms noodgedwongen over tot sluiting van de Spoedeisende Hulp en reductie van het aantal opnamebedden in een periode waarin de behoefte daaraan juist het hoogst is (zie info ‘Overbelasting: cijfers uit Leiden’). Het doorverwijzen van patiënten naar andere ziekenhuizen verhoogt bovendien de druk op het regionale netwerk.

Uitval zorgverleners voorkómen

Wordt het niet tijd om alvast één factor aan te pakken, namelijk de uitval van zorgverleners door griep? Vaccinatie tegen influenza biedt daar de mogelijkheid voor.

Influenzavaccinatie: wat is het doel?

Influenzavaccinatie dient meerdere doelen, in willekeurige volgorde: het eigen belang van de zorgverlener, namelijk het voorkómen van griep; een organisatiebelang, namelijk bijdragen aan de continuïteit van de ziekenhuiszorg;6 en een empathisch ideaal dat appelleert aan de professionele norm van zorgverleners, namelijk patiëntveiligheid, in dit geval het voorkómen van overdracht van het influenzavirus op kwetsbare patiënten. Daarmee doelen wij in de eerste plaats op immuungecompromitteerde patiënten, bij wie een vaccinatie geen bescherming biedt en infectie met influenzavirus tot ernstige morbiditeit en sterfte leidt.7

Lage vaccinatiegraad

In Nederland is vaccinatie van zorgverleners tegen influenza bepaald niet vanzelfsprekend. Integendeel, in een onderzoek onder bijna de helft van de Nederlandse ziekenhuizen kwam het RIVM in 2014 tot een vaccinatiegraad onder zorgverleners van slechts 13%.8 Mogelijk is dit percentage de laatste jaren iets gestegen; zo ligt de vaccinatiegraad van zorgverleners in het LUMC de laatste jaren tussen de 23 en 39%.

Nederland staat niet alleen in dit teleurstellend lage percentage. Onderzoek in Europese landen toonde een vaccinatiegraad onder zorgverleners van 6-29%.9 In de Verenigde Staten stelde het Virginia Mason Medical Center in Seattle in 2005 als eerste zorginstelling influenzavaccinatie voor haar verleners verplicht (‘fittness-for-work’). Voor 31 van de ruim 5000 medewerkers werd op verschillende gronden een uitzondering gemaakt; een handvol medewerkers nam ontslag wegens dit ziekenhuisbeleid ten aanzien van influenzavaccinatie.10 Het ziekenhuis verloor later de rechtszaak hierover die was aangespannen door de Washington State Nurses Association, maar de vaccinatiegraad is toch zeer hoog gebleven. In veel Amerikaanse staten hebben ziekenhuizen dit voorbeeld gevolgd, en de gemiddelde vaccinatiegraad onder zorgverleners in de Verenigde Staten ligt nu boven de 80% ( www.cdc.gov/flu/healthcareworkers.htm).

Waarom is de vaccinatiegraad zo laag?

Waarom maken zo weinig zorgverleners gebruik van de mogelijkheid tot een kosteloze influenzavaccinatie? Er zijn veel determinanten die bepalen of een medewerker in de zorg zich al dan niet tegen griep laat vaccineren. Uit kwalitatief onderzoek kwam naar voren dat zorgverleners diverse opvattingen over griep huldigen die maken dat ze afzien van vaccinatie.11-13 Opvattingen als: ‘ik ben nooit ziek’, ‘het risico dat ik griep krijg is laag’, ‘als ik al griep krijg stelt het weinig voor’, ‘handen wassen en een mondmasker bij griep is afdoende om overdracht tegen te gaan’, enzovoort. En dan is er nog de opvatting dat verplichting tot influenzavaccinatie zoals die in de Verenigde Staten is uitgevoerd schade doet aan de persoonlijke autonomie, die door werkgevers gerespecteerd moet worden.

Persoonlijke autonomie?

Er zijn grenzen aan de vrijheid van zorgverleners om zich bij influenzavaccinatie te beroepen op persoonlijke autonomie. Die vrijheid raakt bijvoorbeeld aan patiëntveiligheid, aan de zorgplicht die een ziekenhuis heeft voor alle opgenomen patiënten, en aan een breed gedragen professionele norm van de beroepsgroep. Een kwetsbare patiënt mag verwachten dat hij of zij tijdens een griepseizoen alleen gevaccineerde zorgverleners tegenover zich vindt. Het beginsel van patiëntveiligheid ligt samengebald in ‘primum non nocere’. Bij dit beginsel gaat het er niet om hoeveel nadeel een patiënt ondervindt wanneer de arts iets doet of nalaat, maar het impliceert dat we élke maatregel horen te omarmen die tot grotere patiëntveiligheid leidt. In dat licht is het opmerkelijk is dat de verplichting om tegen hepatitis B te worden gevaccineerd –waarbij patiëntveiligheid ook een belangrijk onderdeel van de argumentatie was – zonder veel ophef is doorgevoerd.

Het influenzavaccin: optimisten en pessimisten

In de discussies over de wenselijkheid om zorgverleners te vaccineren tegen influenza komt ook steevast ter sprake wat de kwaliteit is van het bewijs dat influenzavaccinatie werkt, en hoe de balans is tussen werkzaamheid en schadelijkheid van het vaccin.

Het huidige influenzavaccin is allesbehalve perfect en de effectiviteit is beperkt in vergelijking met andere vaccins. Maar zelfs in het afgelopen jaar, waarin het circulerende influenzavirus type B (Yamagata-lijn) niet in het vaccin vertegenwoordigd was, voorkwam het vaccin in Nederland het optreden van griep bij 44% van de mensen die zich in 2017 hadden laten vaccineren.1 Dat het influenzavaccin gemiddeld grofweg de helft van de gevallen van griep voorkómt, is de afgelopen griepseizoenen het gebruikelijke beeld in Nederland. Ook uit de systematische Cochrane-reviews – met een laatste update in februari 2018 – blijkt dat influenzavaccinatie meer dan de helft van influenzainfecties voorkómt bij gezonde volwassenen (risicoratio: 0,41) en bij ouderen (risicoratio: 0,42).14,15

Als we de werkzaamheid van het influenzavaccin zo beschouwen, ziet de optimist het glas halfvol, en de pessimist het glas halfleeg. Vertegenwoordigers van deze laatste groep bekritiseerden de afgelopen jaren fel de brede toepassing van het vaccin, zoals in een redactioneel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde en in het Geneesmiddelenbulletin .16,17 De insteek van de optimist is dat een halvering van het aantal patiënten met griep een welkom gegeven kan zijn, omdat griep veel voorkomt en optreedt in een relatief korte tijdsbestek.

Voor- en tegenstanders zijn het er doorgaans wel over eens dat de vaccins op basis van geïnactiveerd influenzavirus veilig zijn. En al circuleert er op sociale media foutieve informatie over de veiligheid van vaccins (zie bijvoorbeeld www.theguardian.com/society/2018/aug/23/russian-trolls-spread-vaccine-misinformation-on-twitter?CMP=twt_gu), na ruim 60 jaar toepassing van het vaccin in landen op alle continenten is duidelijk dat ernstige complicaties uiterst zeldzaam zijn. De bijwerkingen blijven veelal beperkt tot een pijnlijke arm ter plaatse van de injectie. In Nederland bevestigt de rapportage van Bijwerkingencentrum Lareb dit beeld.18

Kortom, het is biologisch plausibel dat influenzavaccinatie van zorgverleners leidt tot minder griep in deze groep, en indirect tot minder ziekteverzuim en overdracht naar anderen; bovendien is de vaccinatie veilig. Zo bezien is influenzavaccinatie van zorgverleners een belangrijke pijler onder élk beleid dat gericht is op continuïteit van ziekenhuiszorg tijdens een intensief griepseizoen.

Nosocomiale griep

Patiënten kunnen in het ziekenhuis griep oplopen van zorgverleners die het influenzavirus onder de leden hebben. Deze nosocomiale griepinfecties worden opgemerkt wanneer ze leiden tot lokale uitbraken. Daarvan zijn er meerdere beschreven die sterfte van patiënten tot gevolg hadden, waaronder één in het LUMC.19-24 Daar overleden twee patiënten met een ernstige afweerstoornis op de afdeling Hematologie aan de gevolgen van respiratoir falen door de griep.21

Zorgverleners dragen griep over aan patiënten

Dat zorgverleners door het influenzavirus geïnfecteerd worden staat vast. Waar het virus jaarlijks gemiddeld circa 5 tot soms wel 10% van de bevolking treft, is de incidentie onder zorgverleners die blootstaan aan patiënten met griep ruim 2 keer zo hoog.25 Evenzo staat vast dat zorgverleners het influenzavirus kunnen overdragen aan collegae en patiënten. Natuurlijk hebben de meeste patiënten ook andere contacten tijdens een ziekenhuisopname, zoals familie of bezoekers, maar veel van de directe, intensieve contacten verlopen via zorgverleners.

Hoewel griep in een griepseizoen een belangrijke reden is tot ziekteverzuim onder zorgverleners, blijkt dat lang niet alle zorgverleners met verschijnselen van griep zich ziek melden.25 Het influenzavirus wordt bovendien al overgedragen vóórdat degene die erdoor getroffen is, ziekteverschijnselen heeft.

Beschermende maatregelen om bij griepklachten overdracht naar collegae of patiënten tegen te gaan, zoals het dragen van een mondmasker, voldoen daarmee niet. Strikte naleving van de extra hygiënemaatregelen moet gedurende het gehele griepseizoen – het afgelopen seizoen duurde 18 weken – onverminderd toegepast worden, en zelfs die maatregelen blijken niet afdoende.26

Duidelijk is dat vrijwel elk jaar individuele patiënten een influenzainfectie oplopen tijdens hun verblijf in het ziekenhuis. Om een voorbeeld te geven: in de griepseizoenen 2014/2015 en 2015/2016 waren 6 van de 157 PCR-bevestigde influenzainfecties onder patiënten in het LUMC met zekerheid nosocomiaal overgedragen. Het betrof onder andere een patiënt die enkele dagen vóór zijn griepinfectie een niertransplantatie had ondergaan en sterke immunosuppressiva gebruikte. Dergelijke patiënten met een door medicatie veroorzaakte lymfopenie kunnen het griepvirus slecht klaren en dragen het soms wekenlang met zich mee, wat langdurige verpleging in isolatie noodzakelijk maakt.

Helpt vaccinatie tegen nosocomiale overdracht?

Hoe zouden we de influenzavaccinatie onder zorgverleners kunnen bevorderen? Bij voorkeur zou je over gedegen onderzoeken willen beschikken die aantonen dat zo’n vaccinatieprogramma inderdaad ook nosocomiale overdracht door zorgverleners voorkómt.

In een meta-analyse concludeerden medewerkers van de Centers for Disease Control and Prevention (CDC) dat influenzavaccinatie van zorgverleners bijdraagt aan patiëntveiligheid, omdat het in onderzoeken een belangrijke afname bewerkstelligde van het optreden van influenza-achtige ziektebeelden en sterfte onder opgenomen patiënten.27 De onderzoeken die opgenomen werden in deze meta-analyse zijn daarna op verschillende methodologische punten bekritiseerd en een update van een Cochrane-review over dit onderwerp concludeerde dat er momenteel geen krachtig bewijs is dat influenzavaccinatie van zorgverleners een vermindering geeft van de ziektelast bij opgenomen patiënten.28

Hoewel een krachtig bewijs op dit punt dus ontbreekt, is er wél overtuigend bewijs dat influenzavaccinatie van specifieke groepen of gemeenschappen leidt tot zogenoemde kudde-immuniteit, die niet-gevaccineerde personen binnen die groep beschermt tegen griep.29-31 Dit ‘proof of concept’ maakt het alleszins aannemelijk dat ook vaccinatie van zorgverleners in ziekenhuizen en verpleeginstellingen de kwetsbare patiënten beschermt.32,33

Conclusie

Niet alleen het intensieve griepseizoen van afgelopen winter en de discussies over continuïteit van ziekenhuiszorg die dit seizoen opriep, maar ook de toegevoegde waarde van influenzavaccinatie aan patiëntveiligheid maken dat het hoog tijd is uitvoering te geven aan het Gezondheidsraadadvies uit 2007, te weten: om te komen tot een zo hoog mogelijke – liefst 100% – influenzavaccinatiegraad onder zorgverleners.34

De opgave voor professionals is om samen met de ziekenhuis- en instellingsbestuurders én bedrijfsartsen het gesprek aan te gaan met twijfelende collegae, in ieder geval met alle zorgverleners die contact met patiënten hebben, en hen met de feiten en de juiste argumenten te overtuigen. Omdat zo’n discussie nog onvoldoende breed en indringend gevoerd is, is een vaccinatieplicht – zoals in de Verenigde Staten – op dit moment een te ingrijpend middel. Wel kan nagegaan worden of bij nieuw aan te stellen medewerkers de jaarlijkse influenzavaccinatie, naast de hepatitis B-vaccinatie, als norm verplicht te stellen is.

Met influenzavaccinatie beschermen we onszelf én onze meest kwetsbare patiënten, en dragen we bij aan de continuïteit van de ziekenhuiszorg, ook tijdens een intensief griepseizoen.

Literatuur
  1. Reukers DFM, Van Asten L, Brandsema PS, et al. Annual report. Surveillance of influenza and other respiratory infections in the Netherlands: winter 2017/2018. Bilthoven: RIVM; ter perse.

  2. Visser M. De griep is terug: epidemie duurt nu al meer dan elf weken. Trouw, 28 februari 2018.

  3. Wassenaar S. Spoedeisende hulp CWZ dicht door drukte. De Gelderlander, 4 februari 2018.

  4. Griep noopt verschillende ziekenhuizen tot uitstel operaties. Skipr, 2 maart 2018.

  5. Berdowski J, Willems T. Capaciteitsproblematiek in de acute zorg: Best Practices. Netwerk Acute Zorg Noordwest; 2018.

  6. Pereira M, Williams S, Restrick L, et al. Healthcare worker influenza vaccination and sickness absence – an ecological study. Clin Med. 2017;17:484-9.

  7. Kunisaki KN, Janoff EN. Influenza in immunosuppressed populations: a review of infection frequency, morbidity, mortality, and vaccine responses. Lancet Infect Dis. 2009;8:493-504.

  8. Van Gageldonk-Lafeber AB, Dijkstra F, van ’t Veen H, Orchudesch M, van der Hoek W. Lage influenzavaccinatiegraad onder ziekenhuismedewerkers. Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A7650.

  9. Hoffman F, Ferracin C, Marsch G, Dumas R. Influenza vaccination of healthcare workers: a literature review of attitudes and beliefs. Infection. 2006;34:142-7.

  10. Schnirring L. First hospital to mandate flu vaccination reports on challenges, success. CIDRAP; 2010.

  11. Lorenc T, Marschall D, Wright K, et al. Seasonal influenza vaccination of healthcare workers: systematic review of qualitative evidence. BMC Health Services Research. 2017;17:732-40.

  12. Carter AH, Yentis SM. Ethical considerations in the uptake of influenza vaccination by healthcare workers. Public Health. 2018;158:61-3.

  13. Galanakis E, Jansen A, Lopalco PL, Giesecke J. Ethics of mandatory vaccination for healthcare workers. Euro Surveill. 2013;18:20627.

  14. Demicheli V, Jefferson T, Ferroni E, et al. Vaccines for preventing influenza in healthy adults. Cochrane Database Syst Rev. 2018;(2):CD001269.

  15. Demicheli V, Jefferson T, Di Pietrantonj C, et al. Vaccines for preventing influenza in the elderly. Cochrane Database Syst rev 2018;(2):CD004876.

  16. Zaat J. Griepvaccinatie als vakantiegeld. Ned Tijdschr Geneesk. 2017;161:B1398.

  17. Bijl D. Werkzaamheid en effectiviteit van influenzavaccinatie. Geneesmiddelenbulletin. 2011;45:109-17.

  18. Meldingen van bijwerkingen na influenzavaccinatie. Rapportage influenzaseizoen 2017-2018. ’s-Hertogenbosch: Bijwerkingencentrum Lareb; 2018.

  19. Cunney R, Bialachowski A, Thornley D, et al. An outbreak of influenza A in a neonatal intensive care unit. Infect Control Hosp Epidemiol. 2000;21:449-54.

  20. Tsagris V, Nika A, Kyriakou D, et al. Influenza A/H1N1/2009 outbreak in a neonatal intensive care unit. J Hosp Infect. 2012;81:36-40.

  21. Gooskens J, Jonges M, Claas EC, et al. Morbidity and mortality associated with nosocomial transmission of oseltamivir-resistent influenza A(H1N1) virus. JAMA. 2009;301:1042-6.

  22. Moore C, Galiano M, Lackenby A, et al. Evidence of person-to-person transmission of oseltamivir-resistant pandemic influenza A(H1N1) 2009 virus in a hematology unit. J Infect Dis. 2011;203:18-24.

  23. Chen LF, Dailey NJ, Rao AK, et al. Cluster of oseltamivir-resistant 2009 pandemic influenza A (H1N1) virus infections on a hospital ward among immunocompromised patients--North Carolina, 2009. J Infect Dis. 2011;203:838-46.

  24. Pollara CP, Piccinelli G, Rossi G, et al. Nosocomial outbreak of the pandemic Influenza A (H1N1) 2009 in critical hematologic patients during seasonal influenza 2010-2011: detection of oseltamivir resistant variant viruses. BMC Infect Dis. 2013;13:127-33.

  25. Elder AG, O’Donnell B, McCruden EA, et al. Incidence and recall of influenza in a cohort of Glasgow healthcareworkers during the 1993-4 epidemic: results of serum testing and questionnaire. BMJ. 1996;313:1241-2.

  26. Aiello AE, Murray GF, Perez V, et al. Mask use, hand hygiene, and seasonal influenza-like illness among young adults: a randomized intervention trial. J Infect Dis. 2010;201:491-8.

  27. Ahmed F, Lindley MC, Allred N, et al. Effect of influenza vaccination of healthcare personnel on morbidity and mortality among patients: systematic review and grading of evidence. Clin Infect Dis. 2014;58:50-7.

  28. Thomas RE, Jefferson T, Lasserson TJ. Influenza vaccination for healthcare workers who care for people aged 60 or older living in long-term care institutions. Cochrane Database Syst Rev. 2016;(6):CD005187.

  29. Loeb M, Russell ML, Moss L, et al. Effect of influenza vaccination of children on infection rates in Hutterite communities: a randomized trial. JAMA. 2010;303:943-50.

  30. Reichert TA, Sugaya N, Fedson DS, et al. The Japanese experience with vaccinating schoolchildren against influenza. New Engl J Med. 2001;344:889-96.

  31. Monto AS, Davenport FM, Napier JA, Francis T. Effect of vaccination of a school-age population upon the course of an A2-Hong Kong influenza epidemic. Bull WHO. 1969;41:537-42.

  32. Griffin MR. Influenza vaccination of healthcare workers: making the grade for action. Clin Infect Dis. 2014;58:58-60.

  33. Van den Dool C, Bonten MJ, Hak E, Wallinga J. Modeling the effects of influenza vaccination of health care workers in hospital departments. Vaccine. 2009;27:6261-7.

  34. Gezondheidsraad. Griepvaccinatie: herziening van de indicatiestelling. Publicatienr. 2007/09. Den Haag: Gezondheidsraad; 2007.

Auteursinformatie

Leids Universitair Medisch Centrum, afd. Acute Opname en Infectieziekten: drs. G.H. Groeneveld, internist-infectioloog; Raad van Bestuur: prof.dr. W.J. Spaan, voorzitter en viroloog. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Centrum voor Infectieziektebestrijding, Bilthoven: dr. W. van der Hoek arts-epidemioloog; prof.dr. J.T. van Dissel, internist-infectioloog (tevens: LUMC, afd. Infectieziekten).

Contact J.T. van Dissel (jaap.van.dissel@rivm.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Auteur Belangenverstrengeling
Geert H. Groeneveld ICMJE-formulier
Willy J. Spaan ICMJE-formulier
Wim van der Hoek ICMJE-formulier
Jaap T. van Dissel ICMJE-formulier
Informatiekader
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

In dit stuk staan onbevestigde uitspraken, ongepaste vergelijkingen en uit hun context gerukte citaten.

1. ‘Ook overleden er tijdens de uitbraak naar schatting 9500 mensen, wat meer is dan gebruikelijk in het griepseizoen’. Het rapport waarnaar verwezen is nog niet gepubliceerd, maar de mantra keert jaarlijks weer. Wat is gedefinieerd als een griepseizoen? Wat is de verwachte sterfte, gebruikelijk in het griepseizoen? Wat is 'meer dan gebruikelijk'? Wat is het causale verband? Er is een grote variatie in deelname aan griepvaccinatie door het publiek in de diverse Europese landen. Nederland scoort heel hoog in Europa. Er zou dus tijdens een griepseizoen aantoonbaar minder griep en aan griep toegewezen sterfte moeten zijn in Nederland, vergeleken met landen met een heel lage deelnamegraad. Het is opmerkelijk dat er weinig of geen gegevens zijn over internationale vergelijkingen in oversterfte door griep tussen landen met en zonder hoge deelname.

2. De media spraken van capaciteitstekorten. Bij een bescheiden epidemie zegt dat niets over de vaccinatiegraad, veel over de beperkte capaciteit.

3. 'Maar zelfs in het afgelopen jaar, waarin het circulerende influenzavirus type B (Yamagata-lijn) niet in het vaccin vertegenwoordigd was, voorkwam het vaccin in Nederland het optreden van griep bij 44% van de mensen die zich in 2017 hadden laten vaccineren'. Er wordt bedoeld dat er minder aangegeven griepgevallen zijn bij gevaccineerden dan bij wel gevaccineerden. Dat is even goed als placebo. Bij placebo is er 44% minder sterfte bij zij die placebo trouw nemen vergeleken met zij die dat niet doen. Vergelijkingen tussen gezonde vrijwilligers en weigeraars alsof het gerandomiseerde experimenen betreft zijn nepwetenschap.

4. 'Ook uit de systematische Cochrane-reviews – met een laatste update in februari 2018 – blijkt dat influenzavaccinatie meer dan de helft van influenzainfecties voorkómt bij gezonde volwassenen (risicoratio: 0,41) en bij ouderen (risicoratio: 0,42)'. Dat is een nonsensicale vergelijking. De vergelijking waarvan voordien sprake is nepnieuws: een perverse vergelijking tussen gezonde vrijwilligers en weigeraars bij een ongepast vaccin. De vergelijking in de Cochrane reviews is een gemiddelde van vergelijkingen in gerandomiseerde experimenten over seizoenen en vaccins, waarbij de vaccins soms wel en soms niet passen op het circulerende virus. De relatieve daling is niet interpreteerbaar. De interpreteerbare maat staat ook in de reviews: je moet 71 gezonde volwassen vaccineren om één griepepisode bij volwassenen te voorkomen. Dat cijfer is lager voor de ouderen (65+) maar de Cochrane groep vermeldt daar expliciet 'The available evidence relating to complications is of poor quality, insufficient, or old and provides no clear guidance for public health regarding the safety, efficacy, or effectiveness of influenza vaccines for people aged 65 years or older'.

Luc Bonneux, verpleeghuisarts-epidemioloog

Wim
van der Hoek

Wij danken de heer Bonneux voor zijn commentaar en onderschrijven punt 2 hiervan.

Waarschijnlijk ondervangt 100% griepvaccinatie onder zorgverleners een deel van het capaciteitsprobleem in het griepseizoen, maar niet het volledige probleem. Voor de overige opmerkingen, die overigens niets afdoen aan ons pleidooi voor vaccinatie van zorgverleners, wijzen wij graag op de bronnen waar informatie kan worden gevonden. De methoden die in de surveillance van griep en sterfte worden gebruikt staan beschreven in het rapport dat het RIVM ieder jaar uitbrengt.1 Tijdens de griepepidemie van 2018 was sprake van hogere sterfte dan verwacht op basis van de vijf voorgaande jaren en het normale seizoenpatroon. Daarbij wordt gecorrigeerd voor temperatuur, omdat een koude episode ook tot oversterfte kan leiden. Een causaal verband tussen griep of griepvaccinatie en totale sterfte wordt daarbij niet verondersteld, maar wij horen graag de suggesties over mogelijke alternatieve oorzaken van forse oversterfte tijdens de griepepidemie. Sterfte monitoring vindt plaats in veel Europese landen en de resultaten per land worden wekelijks gepubliceerd op http://www.euromomo.eu/.

De effectiviteit van het griepvaccin wordt ieder jaar in Europa (mede op basis van Nederlandse data), maar ook in Noord Amerika en Australië vastgesteld op basis van de internationaal geaccepteerde ‘test negatieve’ (patiënt controle) methode tegen virologisch bevestigde influenza.2  Hierbij wordt gekeken naar de vaccinatiegraad van patiënten met een influenza-achtig ziektebeeld (IAZ) die een laboratorium bevestigde influenza virus infectie hebben en de vaccinatiegraad van IAZ patiënten die negatief testen op het influenza virus. De getallen die Bonneux citeert uit de Cochrane review zijn afhankelijk van de incidentie van influenza virus infectie die ieder seizoen weer verschilt en die hoger is onder zorgverleners dan onder de algemene bevolking. Hoewel influenza vaccinatie slechts matig effectief is, blijft vaccinatie van risicogroepen en zorgverleners de belangrijkste maatregel om ernstige ziekte en sterfte door influenza virus infectie te voorkomen. Dit is ook het standpunt van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC).

Literatuur

1. Reukers DFM, van Asten L, Brandsema PS, et al. Annual report. Surveillance of influenza and other respiratory infections in the Netherlands: winter 2017/2018. Bilthoven: RIVM, rapport nummer 2018-0049, https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2018-0049.pdf.

2. Rondy M, Kissling E, Emborg HD, et al. Interim 2017/18 influenza seasonal vaccine effectiveness: combined results from five European studies. Euro Surveill. 2018; 23(9) doi: 10.2807/1560-7917.ES.2018.23.9.18-00086.

namens de auteurs,

dr. W. van der Hoek, arts-epidemioloog, afdelingshoofd Respiratoire infecties RIVM