De chirurgische behandeling van litteken-alopecia op de behaarde hoofdhuid door weefselexpansie

Onderzoek
R. van der Veen
H. J. W. Pulles
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:627-31
Abstract

Samenvatting

Bij 25 patiënten met storende beharingsdefecten op het hoofd als gevolg van littekenvorming na verwonding, bestraling of ontsteking werd chirurgische behandeling toegepast, met gebruikmaking van siliconen ballonnen (‘tissue-expanders’), die het oppervlak aan behaarde hoofdhuid doen toenemen.

Bij de meeste patiënten kon het defect volledig worden opgeheven door twee operaties: eerst plaatsing van de ballon en later verwijderen ervan, met excisie van de verlittekende huid en het inhechten van de verkregen huidlappen. Soms werden ter aanvulling vrije transplantaten toegepast. Bij 2 patiënten deden zich complicaties voor (ballonlekkage door een osteofyt op de schedel; infectie langs een niet volgens het protocol percutaan geplaatste vulslang).

Alle patiënten waren zeer tevreden met het ook objectief goede resultaat. Het laat zich aanzien dat ook op de lange termijn het resultaat goed zal blijven. Mits volgens strikte indicatie en protocolair uitgevoerd, kan de chirurgische behandeling van litteken-alopecia met een minimum aan complicaties verlopen. littekens op de behaarde hoofdhuid kunnen, zeker wanneer deze gepaard gaan met zichtbaar lokaal haarverlies, voor sommige patiënten ernstige problemen oproepen.12 Scalpeerverwondingen bij trauma capitis en verbrandingen zijn ongetwijfeld de meest voorkomende oorzaken van alopecia cicatricialis. Lelijke haarloze littekens na bestraling van scalpdermatitis en (na)bestraling van hersentumoren komen regelmatig voor.3 Omdat in het littekenweefsel de haarfollikels steeds volledig ontbreken, zal conservatieve therapie met medicamenten, zo deze bij andere vormen van kaalhoofdigheid al enig succes zou hebben, zinloos zijn.4

Prothetische haartechnieken, zoals haarstukjes, worden door sommige patiënten uitstekend, door andere echter in het geheel niet geaccepteerd. Slechts chirurgische behandeling kan voor de meeste patiënten weer een nagenoeg normale haardos opleveren.

Auteursinformatie

Ziekenhuis Rivierenland, afd. Chirurgie, Postbus 6024, 4000 HA Tiel.

R.van der Veen, algemeen chirurg; H.J.W.Pulles, orthopedisch chirurg.

Contact R.van der Veen

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Nijmegen, april 1992,

Met interesse heb ik het artikel van de collegae Van der Veen en Pulles gelezen (1992;627-31). Hun lage complicatiefrequentie (8%) is bewonderenswaardig, te meer daar in de literatuur dit percentage oploopt tot 69.1 Wat ik in het artikel mis, is de vermelding van een door anderen vaker gemelde complicatie: erosie van het onderliggende schedelbot.2-6 Het is voor mij dan ook de vraag of het in het artikel genoemde ‘doorschuren van de ballon op een osteofyt’ niet eerder veroorzaakt werd door dit fenomeen dan door ‘een exostose van de schedel, die tijdens het inbrengen niet was opgemerkt’.5

Ph.A. van Damme
Literatuur
  1. Damme PhA van, Heidbüchel KLWM, Kuijpers-Jagtman AM, Maltha JC, Freihofer HPM. Craniomaxillo-facial tissue expansion, experimentally based or clinically empiric? A review of the literature. J Cranio-Max-Fac Surg 1992; 20: 61-9.

  2. Cullen KW, Clarke JA, McLean NR. The complications of tissue expansion in the burned scalp. Burns Incl Therm Inj 1986; 12: 273-6.

  3. Hemmer KM, Marsh JL, Picker S. Calvarial erosion after scalp expansion. Ann Plast Surg 1987; 19: 454-9.

  4. Fudem GM, Orgel MG. Full-thickness erosion of the skull secondary to tissue expansion for scalp reconstruction (letter). Plast Reconstr Surg 1988; 82: 368-9.

  5. Paletta CE, Bass J, Shehadi SI. Outer table skull erosion causing rupture of scalp expander. Ann Plast Surg 1989; 23: 538-42.

  6. Penoff J. Skin expansion – a sword that ‘stretches’ two ways: scalp expansion and bone erosion. J Craniofac Surg 1990; 1: 103-5.

Tiel, april 1992,

Wij zijn collega Van Damme zeer erkentelijk voor zijn waardevolle aanvulling op ons artikel. Terugblikkend achten wij het zeer wel mogelijk dat de door ons gevonden osteofyt, welke leidde tot ballonlekkage, terug te voeren is op een dergelijke erosie van de lamina (tabula) externa. Helaas is het niet meer mogelijk dit bijvoorbeeld door CT-scanning te verifiëren, aangezien de patiënt zich thans in het buitenland bevindt. In de toekomst zullen wij zeker alert zijn op genoemde defecten.

De lage complicatiefrequentie hangt mogelijk samen met het feit dat alle operaties door een enkele operateur (R.v.d.V.) werden verricht en dat niet periodiek, maar dagelijks door de patiënt zelf werd geëxpandeerd. In onze totale patiëntengroep van meer dan 250 scalpreconstructies, merendeels wegens alopecia androgenitalis, ligt de complicatiefrequentie onder de 10%, waarbij het dan tevens nog gaat om relatief onschuldige stoornissen die gemakkelijk kunnen worden behandeld. Bij geen van de patiënten heeft een complicatie verdere behandeling onmogelijk gemaakt of nadelige invloed op het uiteindelijke resultaat gehad.

R. van der Veen
H.J.W. Pulles