De opvang van slachtoffers van bomaanslagen: logistieke en medisch-inhoudelijke aspecten

Klinische praktijk
R.W.M. Giard
A.J.P.M. Overbeke
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1497-502
Abstract

Samenvatting

- Ook in Nederland is de dreiging van terroristische aanslagen reëel en artsen en ziekenhuizen dienen daarop logistiek en medisch-inhoudelijk voorbereid te zijn.

- De meeste terreuraanslagen worden met explosieven gepleegd. Daarbij vallen doorgaans veel slachtoffers en bij ontploffingen in een min of meer afgesloten ruimten ontstaan bij veel slachtoffers complexe medische problemen.

- De explosie bij een bomaanslag resulteert in 4 verwondingspatronen: de primaire explosieverwonding door de drukgolf, de secundaire verwondingen door projectielwerking, de tertiaire door de explosiewind en tenslotte de quartaire door hitte en brand.

- Belangrijke letsels na een explosie betreffen longschade, neurologische schade, buikletsels, fracturen/skeletschade en crushsyndroom.

- De triage gebeurt op de plaats van de explosie en ook bij binnenkomst in het ziekenhuis. Vooral van belang is de schifting tussen slachtoffers die een grote kans op complexe problemen hebben en die daardoor in een speciaal toegerust centrum agressief dienen te worden behandeld en de groep voor wie de gewone dichtstbijzijnde spoedeisendehulpafdeling volstaat. De triage dient, gezien de mogelijkheid van aanvankelijk verkeerde inschattingen, herhaald te worden.

- Het is nodig steeds bij elke aanslag epidemiologisch onderzoek te doen naar aantallen slachtoffers, de veroorzaakte letsels, beoordeling van de effecten van medische hulp en beoordeling van de effectiviteit van de totale hulpverlening.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1497-502

Auteursinformatie

Medisch Centrum Rijnmond-Zuid, locatie Clara, afd. Klinische Pathologie, Postbus 9119, 3007 AC Rotterdam.

Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, Amsterdam.

Hr.prof.dr.A.J.P.M.Overbeke, chirurg n.p. en uitvoerend hoofdredacteur.

Contact Hr.dr.R.W.M.Giard, patholoog, klinisch epidemioloog en jurist (rwm.giard@xs4all.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

R.H.H.
Groenwold

Utrecht, juli 2006,

Met interesse heb ik het artikel van Giard en Overbeke gelezen (2006:1497-502). Toch wil ik, voor de goede orde, een onjuistheid rechtzetten. Onder ‘primaire explosieverwondingen’ stellen de auteurs dat: ‘de drukgolf exponentieel afzwakt met de afstand tot de plaats van ontploffing’. In een open ruimte heeft een drukgolf echter een bolvormig expansiepatroon. Het oppervlak van deze bol is evenredig met het kwadraat van de straal (de afstand tot het centrum van de ontploffing). Aangezien de energie van de drukgolf zich verspreidt over dit oppervlak, neemt de drukgolf kwadratisch af met de afstand tot de plaats van ontploffing.1 Dit verklaart dat de drukgolf tot op grote afstand een merkbaar effect heeft. Ter vergelijking: op 9 m afstand van de plaats van ontploffing is een kwadratisch afnemende drukgolf een factor 100 krachtiger dan een exponentieel afnemende drukgolf. Het afzwakken van de drukgolf van een explosie opvatten als een exponentieel verschijnsel leidt tot onderschatting van de effecten.

R.H.H. Groenwold
Literatuur
  1. Oosterom A van, Oostendorp TF. Medische fysica. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg; 2001.

R.W.M.
Giard

Rotterdam, juli 2006,

Collega Groenwold constateert terecht het oneigenlijke gebruik van de term ‘exponentieel’: het is in theorie in een vrije ruimte inderdaad een kwadratische afname. Zoals in onze referentie 11 wordt weergegeven, is de praktijk echter complexer en worden aanslagen steeds gepleegd in bewoonde gebieden en vaak in afgeschutte ruimten met weerkaatsingen van schokgolven en daardoor ook interferenties.

R.W.M. Giard
S.I.
Meulensteen-van Esseveld

Bussum, juli 2006,

Het artikel van Giard en Overbeke (2006:1497-502) bevat een interessant overzicht over de verwondingspatronen bij explosies en over de triage daarbij. Ook houden de auteurs een pleidooi voor betere voorbereiding van ziekenhuizen en de daarin werkende professionals. Aan het einde melden zij dat de ‘aandacht voor de opleiding van medisch studenten en voor de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen in ons land toeneemt’. Ter onderbouwing van deze geruststellende constatering verwijzen zij naar een eerder artikel in het Tijdschrift.1

In dit artikel worden de resultaten beschreven van een onderzoek naar de kennis en vaardigheden, op de in de titel gemelde terreinen, van toekomstige artsen van de universiteit van Nijmegen. Tot onze verbazing wordt in het artikel op geen enkele wijze aandacht besteed aan de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR).

Kennelijk bestaat er een behoorlijke kloof tussen de – voor de medische hulpverlening onontbeerlijke – klinisch georiënteerde medische wereld, en de wereld van de GHOR, die overigens veel meer omvat dan alleen medisch-klinische hulpverlening (www.rgf.nl).2 Op deze website is informatie te vinden over de wijze waarop de grootschalige geneeskundige hulpverlening in ons land is georganiseerd en hoe deze zich verhoudt tot de rol en de verantwoordelijkheid van het openbaar bestuur en die van de overige hulpdiensten (met name brandweer en politie). Kennis hieromtrent kan ook voor klinisch-georiënteerde medici relevant zijn.

S.I. Meulensteen-van Esseveld
A.R.J. Stumpel
Literatuur
  1. Severien I, Tan ECTH, Metz JCM, Biert J, Berden HJJM. Het niveau van eerstehulpverlening en basale reanimatie door aankomende artsen. [LITREF JAARGANG="2005" PAGINA="1756-7"]Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:1756-7.[/LITREF]

  2. Meulensteen-van Esseveld SI, Stumpel ARJ. Voorbereid op onheil: geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen in ontwikkeling (beleid). Med Contact. 2006;61:888-90.

R.W.M.
Giard

Rotterdam, augustus 2006,

Het is goed dat de collegae Meulensteen-van Esseveld en Stumpel de aandacht vestigen op het bestaan van de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en verwijzen naar de bijbehorende website. Waar velen terecht op wijzen bij de problematiek die wij in ons artikel hebben behandeld, is dat het op papier bestaan van hulporganisaties en noodplannen alleen zinvol is als deze ook in de praktijk stevig worden getest. De Israëlische ervaring heeft geleerd dat er veel oefeningen nodig zijn alvorens de hulpverlening soepel verloopt. In Nederland hebben wij nog maar nauwelijks een begin daarmee gemaakt.

R.W.M. Giard
A.J.P.M. Overbeke