Behandeling van laryngitis subglottica (pseudokroep): steroïden in plaats van stomen

Klinische praktijk
R.J. Roorda
Ch.M. Walhof
P.L.P. Brand
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:1658-62
Abstract
Download PDF

Samenvatting

Voor de behandeling van laryngitis subglottica (pseudokroep) werd van oudsher stomen met warme vochtige lucht aangeraden. Een gunstig effect is echter nooit aangetoond. Stomen kan dan ook niet langer worden geadviseerd.

Systemische corticosteroïden, eerder al van waarde gebleken bij ernstige vormen van laryngitis subglottica, blijken ook effectief indien toegediend in een eenmalige orale dosis bij matig ernstige vormen. Daarnaast is verneveling van het inhalatiecorticosteroïd budesonide per jetvernevelaar effectief gebleken (dit middel is inmiddels ook in ons land geregistreerd voor de behandeling van laryngitis subglottica). Onderzoek naar een dosis-effectrelatie is nog niet verricht.

Corticosteroïden in een eenmalige dosis, hetzij systemisch toegediend, hetzij per inhalatie met behulp van een jetvernevelaar, verdienen een centrale plaats bij de behandeling van matig-ernstige en ernstige laryngitis subglottica. In milde gevallen is in het algemeen geen specifieke behandeling noodzakelijk.

artikel

Laryngitis subglottica (pseudokroep), uitgelokt door een virale verwekker, komt bij kinderen tot ongeveer 6 jaar veelvuldig voor (incidentie ongeveer 30 per 1000 kinderen per jaar). De piekincidentie ligt in het 2e en 3e levensjaar. Talrijke virussen kunnen dit ziektebeeld veroorzaken, waaronder para-influenzavirus type 1 en 2, influenzavirus type A, adenovirus, respiratoir syncytieel virus en enterovirussen. De diagnose wordt meestal gesteld op grond van het klinisch beeld, waarbij een acuut ontstane inspiratoire stridor, benauwdheid en blafhoest, met in het algemeen slechts matige temperatuurverhoging zonder hoge koorts, de belangrijkste symptomen vormen. De meeste patiënten hebben een mild verlopend ziektebeeld en herstellen spontaan in enkele dagen, zonder dat specifieke therapie nodig is. In ernstigere gevallen is opname in het ziekenhuis nodig om de progressie van de luchtwegobstructie te controleren en deze zo nodig te behandelen.

Een algemeen aanvaarde behandeling van laryngitis subglottica bestond tot voor enige jaren niet. In 1994 werd in dit tijdschrift een klinische les gepubliceerd waarin een aantal patiënten met laryngitis subglottica werd beschreven en de toentertijd vigerende inzichten met betrekking tot de behandeling van dit ziektebeeld werden uiteengezet.1 Als behandelingsopties werden genoemd: rust in combinatie met stomen met warme vochtige lucht, medicamenteuze behandeling met xylometazolineverneveling of systemisch toegediende corticosteroïden, en, zo nodig, intubatie om in de ernstigste gevallen een vrije luchtweg te garanderen.

De inzichten ten aanzien van de behandeling van laryngitis subglottica zijn de laatste jaren veranderd. Het effect van stomen met warme vochtige lucht, dat in ons land van oudsher bij de behandeling van laryngitis subglottica werd geadviseerd, is wetenschappelijk nooit onderbouwd.2 De rustgevende situatie die door deze behandeling voor het kind wordt gecreëerd is waarschijnlijk belangrijker dan het stomen zelf.3 Stomen is dus geen adequate behandeling en dient niet langer geadviseerd te worden, omdat hierdoor een andere, effectieve behandeling uitgesteld dreigt te worden. Door dit uitstel wordt de kans op het eventueel optreden van respiratoire insufficiëntie vergroot. Verneveling met epinefrine, vooral in Amerika in klinische situaties wel toegepast bij de behandeling van laryngitis subglottica, laat in het algemeen slechts een kortdurende verbetering zien, met een toename van symptomen nadien. In de laatste 8 jaar is een groot aantal onderzoeken gepubliceerd waarin een gunstig effect van corticosteroïden op het beloop van laryngitis subglottica is beschreven. Het gaat hierbij om laryngitis subglottica in verschillende graden van ernst, behandeld met systemisch toegediende of geïnhaleerde corticosteroïden. In dit artikel geven wij een overzicht van de resultaten van deze onderzoeken.

uitkomstvariabelen in klinische onderzoeken

Bij onderzoeken naar de effecten van verschillende behandelwijzen voor laryngitis subglottica zijn weinig objectieve beoordelingscriteria voorhanden. Daardoor is het moeilijk een objectief waardeoordeel over een bepaalde behandeling te geven. In de meeste onderzoeken is met name de ernst van de symptomen beoordeeld, gemeten volgens een ‘pseudokroepscore’. De meest gehanteerde score is die volgens Westley et al. (tabel).4 Bij deze methode worden gescoord: de mate van stridor (0-2), het aanwezig zijn van intercostale en (of) subcostale intrekkingen (0-3), het ademgeruis over de longen (0-2), kleur en eventuele cyanose (0-5) en veranderingen in het bewustzijn (0-5). Hoewel de maximale score aldus 17 bedraagt, hebben de meeste kinderen met laryngitis subglottica geen cyanose of verminderd bewustzijn en komen zij zodoende hooguit tot een totaalscore van 7. Dit is van belang, omdat daarmee de ruimte voor verbetering door een medicamenteuze of andere interventie relatief klein is. In de meeste onderzoeken wordt een verbetering van tenminste 2 punten klinisch relevant geacht.

Andere uitkomstvariabelen die gebruikt worden, zijn: algemene klinische indruk, transcutaan gemeten zuurstofverzadiging, noodzaak tot ziekenhuisopname, duur van de ziekenhuisopname en noodzaak tot intubatie.

systemische corticosteroïden

Er zijn talrijke onderzoeken verricht naar de effecten van corticosteroïden bij laryngitis subglottica. Aanvankelijk kon geen effectiviteit worden aangetoond, maar methodologische fouten leken hierbij een belangrijke verklaring.5 Enige jaren geleden werd een meta-analyse met betrekking tot de effectiviteit van systemische corticosteroïden bij ernstige gevallen van laryngitis subglottica gepubliceerd. In deze analyse werden duidelijk gunstige effecten gezien van intramusculaire toediening van dexamethason (0,6 mg/kg) ten aanzien van de klinische verbetering op korte termijn; ook bleken intubatie en reïntubatie minder vaak noodzakelijk en kon de duur van intubatie worden beperkt.6 In een recent placebogecontroleerd onderzoek werd een gunstig effect aangetoond van een eenmalige gift dexamethason (0,15 mg/kg) per os op het beloop van de symptomen bij 100 kinderen met matig ernstige laryngitis subglottica, die ambulant behandeld werden.7 Door dezelfde onderzoekers werden tevens verschillende doseringen (0,15 mg/kg, 0,3 mg/kg en 0,6 mg/kg) dexamethason oraal toegediend en vergeleken bij 120 opgenomen kinderen met laryngitis subglottica, waarbij alle doseringen even effectief bleken te zijn.8

inhalatiecorticosteroïden

Acute laryngitis subglottica

Inhalatiecorticosteroïden

De eerste berichten over het gebruik van inhalatiecorticosteroïden bij laryngitis subglottica komen uit Hongarije.9 Karoliny et al. behandelden 29 kinderen met de aandoening door middel van verneveling van beclometason.9 In hun publicatie noemen zij de gebruikte doseringen niet. Bij 14 kinderen verbeterde het klinisch beeld binnen één uur. Bij 15 van de 18 kinderen die geen behandeling met inhalatiecorticosteroïden kregen, trad een doorgaande verslechtering op. Dit onderzoek was echter noch placebogecontroleerd, noch dubbelblind van opzet. Sinds 1993 is ook in de westerse literatuur een aantal onderzoeken verschenen dat wel aan deze voorwaarden voldoet.10-12

In deze onderzoeken werd telkens eenmalige behandeling met 2000 ?g budesonide, toegediend per jetvernevelaar, vergeleken met placebo. De conclusies zijn eensluidend: een statistisch significante, alsook klinisch relevante verbetering van de pseudokroepscore werd gezien in de met budesonide behandelde groepen, waarbij ziekenhuisopname minder vaak of korter nodig was. Het is opvallend dat deze drie onderzoeken eenzelfde opzet kennen met een vaste dosering budesonide toegediend per jetvernevelaar. Dosis-effectonderzoeken, waarin een optimaal doseringsschema van budesonide bij laryngitis subglottica wordt vastgesteld, zijn tot op heden niet verricht. Johnson et al. verrichtten een onderzoek waarbij dexamethason werd verneveld in verschillende doseringen (10, 15 of 20 mg), naargelang het lichaamsgewicht ( 12 kg).13 Hoewel een klinische verbetering werd waargenomen na 4 uur, hield dit niet lang aan en werd geen vermindering van de noodzaak tot ziekenhuisopname gezien. De auteurs concludeerden daarom dat een dergelijke therapie met dexamethasonverneveling niet aangeraden moet worden.

In een onderzoek waarin 17 patiënten met matig ernstige symptomen van laryngitis subglottica werden behandeld met het inhalatiecorticosteroïd fluticason (toegediend als dosisaërosol: 2 × 1000 ?g met een interval van 30 min met behulp van een voorzetkamer met neus-mondmasker (Babyhaler; Glaxo Wellcome, Zeist)), konden wij geen gunstig therapeutisch effect van deze behandeling ten opzichte van placebo vaststellen.14 De waarschijnlijkste verklaring voor het ontbreken van een dergelijk effect moet volgens ons gezocht worden in onvoldoende depositie van medicatie in de subglottische regio bij de gekozen toedieningsvorm.

Inhalatiecorticosteroïden versus systemische corticosteroïden

In een onderzoek, waarin dexamethason oraal (0,6 mg/kg) werd vergeleken met budesonideverneveling (2000 ?g) bij in het ziekenhuis opgenomen kinderen met laryngitis subglottica, bleken beide behandelregimes even effectief wat betreft symptoomreductie en vereiste ziekenhuisopnameduur.15

In een ander placebogecontroleerd onderzoek werd onderzocht of toevoeging van budesonideverneveling (2000 ?g) aan oraal toegediend dexamethason (0,6 mg/kg) zinvol was.16 Vier uur na verneveling werd in de met budesonide behandelde groep bij 86 van de kinderen een klinisch en statistisch significant lagere symptoomscore gevonden tegenover een verbetering bij 56 van de kinderen die alleen dexamethason per os hadden gekregen.

Inhalatiecorticosteroïden versus epinefrineverneveling

Fitzgerald et al. deden een vergelijkend onderzoek naar de effecten van behandeling met epinefrineverneveling (4 mg) versus verneveling van budesonide (2000 ?g) bij kinderen met laryngitis subglottica.17 De kinderen uit beide onderzoeksgroepen toonden een vergelijkbare verbetering van het symptomenbeeld. Eerder werd aangenomen dat het effect van epinefrineverneveling slechts kortdurend aanhoudt, zodat de kinderen tenminste 6 uur nadien geobserveerd moesten worden. In een aantal onderzoeken ging men het gebruik na van epinefrineverneveling in combinatie met systemische steroïden.18-20 De toegevoegde waarde van epinefrine bij de behandeling met corticosteroïden bleek slechts gering.

Inhalatiecorticosteroïden versus xylometazolineverneveling

Hoewel in de dagelijkse praktijk enige jaren geleden wel toegepast, zijn er met betrekking tot verneveling van xylometazoline bij laryngitis subglottica geen gepubliceerde gegevens beschikbaar. Vergelijkende onderzoeken van xylometazolineverneveling versus corticosteroïden ontbreken eveneens.

Recidiverende laryngitis subglottica

Inhalatiecorticosteroïden

Osvath et al. bestudeerden het nut van inhalatiecorticosteroïden als preventief toegediende medicatie bij kinderen met recidiverende episoden met laryngitis subglottica.21 Er kregen 43 kinderen ofwel onderhoudstherapie 2 maal daags gedurende een langere periode ofwel, naar het inzicht van de ouders, vanaf de eerste prodromi van een mogelijk nieuwe episode met laryngitis subglottica. Tweederde van het aantal aldus behandelde kinderen kreeg geen aanvallen van laryngitis subglottica meer en ook het aantal ziekenhuisopnamen bij kinderen die nog wel laryngitis-subglottica-aanvallen kregen, nam sterk af.

In dit onderzoek suggereren de auteurs dat onderhoudstherapie met inhalatiecorticosteroïden voor enkele kinderen met frequent recidiverende laryngitis subglottica wellicht een optie is. Het onderzoek is echter niet placebogecontroleerd uitgevoerd. Gezien het gunstige en snelle effect van steroïden bij een acuut recidief lijkt tussentijdse preventieve behandeling in het algemeen niet aangewezen.

werkingsmechanisme

De aangehaalde onderzoeken laten duidelijk de effectiviteit van corticosteroïden bij de behandeling van laryngitis subglottica zien. Hun werkingsmechanisme daarbij is niet goed bekend. De anti-inflammatoire effecten van steroïden berusten waarschijnlijk op de remming van de synthese van verscheidene inflammatoire eiwitten, waardoor de inflammatoire kettingreactie wordt tegengegaan. Hiervoor is beïnvloeding van de eiwitsynthese nodig via de intracellulaire glucocorticoïdreceptor. Het duurt tenminste 2 uur alvorens een dergelijk effect via de veranderde eiwitsynthese kan worden waargenomen.22-24 Opvallend is echter het snelle effect van steroïden bij laryngitis subglottica (binnen 30 min). Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de belangrijke vasoconstrictieve eigenschappen van steroïden. De afname van het subglottische oedeem zou dan berusten op het afnemen van de capillaire verwijding en de doorlaatbaarheid. Ook hierdoor zal de concentratie van pro-inflammatoire factoren afnemen. Er kan dus sprake zijn van een combinatie van enerzijds een snelwerkend mechanisme (vasoconstrictie), dat de snelle verbetering teweegbrengt, en anderzijds een trager mechanisme (uitdoven van de inflammatoire cascade), dat de aanhoudende verbetering bewerkstelligt. 2526 Het is mogelijk dat, wanneer de corticosteroïden in voldoende concentratie lokaal worden toegediend, met name vasoconstrictie nog sneller intreedt. Indien dit zo is (onderzoeken wijzen dit vooralsnog niet uit), verdient verneveltherapie de voorkeur boven systemische toediening van steroïden.

conclusie

Behandeling met stomen met warme vochtige lucht bij laryngitis subglottica dient niet langer te worden geadviseerd. In milde gevallen van laryngitis subglottica is in het algemeen geen specifieke behandeling noodzakelijk. In ernstiger gevallen dient een behandeling met corticosteroïden te worden gestart. Enigszins arbitrair kan hierbij een pseudokroepscore van 4 of hoger worden aangehouden (zie de tabel). Een eenmalige dosis corticosteroïden is meestal effectief. Hierbij zijn dexamethason per os (0,15 mg/kg lichaamsgewicht) en budesonideverneveling met een jetvernevelaar (2 mg) even effectief. Het effect van andere corticosteroïden bij acute laryngitis subglottica is onvoldoende onderzocht. Op theoretische gronden werken inhalatiecorticosteroïden wellicht sneller dan systemische steroïden en hebben ze minder bijwerkingen. In een eenmalige lage orale dosis is dexamethason echter volkomen veilig, meestal gemakkelijk toe te dienen en veel goedkoper dan budesonideverneveling.

Na toediening van corticosteroïden is observatie van het kind door ouders en (of) arts aangewezen, zodat men zich kan overtuigen van het gunstige effect van de ingestelde therapie. Dit wordt in het algemeen snel bereikt (uiterlijk binnen 2 h, maar veelal binnen 30 min). Indien echter verbetering van de symptomen na toediening van corticosteroïden uitblijft of zelfs verdere progressie van respiratoire symptomen optreedt, is opname in het ziekenhuis geïndiceerd.

Literatuur
  1. Kerstjens JM, Hoekstra MO, Roorda RJ, Aalderen WMC van.Pseudokroep opnieuw bezien. NedTijdschr Geneeskd 1994;138:545-7.

  2. Geelhoed GC. Croup. Pediatr Pulmonol1997;23:370-4.

  3. Henry R. Moist air in the treatment of laryngotracheitis.Arch Dis Child 1983;58:577.

  4. Westley CR, Cotton EK, Brooks JG. Nebulized racemicepinephrine by IPPB for the treatment of croup: a double-blind study. Am JDis Child 1978;132:484-7.

  5. Tunnessen jr WW, Feinstein AR. The steroid-croupcontroversy: an analytic review of methodologic problems. J Pediatr1980;96:751-6.

  6. Kairys SW, Olmstead EM, O'Connor GT. Steroidtreatment of laryngotracheitis: a meta-analysis of the evidence fromrandomized trials. Pediatrics 1989;83:683-93.

  7. Geelhoed GC, Turner J, Macdonald WBG. Efficacy of a smallsingle dose of oral dexamethasone for outpatient croup: a double blindplacebo controlled clinical trial. BMJ 1996;313:140-2.

  8. Geelhoed GC, Macdonald WBG. Oral dexamethasone in thetreatment of croup: 0.15 mg/kg versus 0.3 mg/kg versus 0.6 mg/kg. PediatrPulmonol 1995;20:362-8.

  9. Karoliny G, Osvath P, Horvath A. Laryngitis subglotticakezelese belegzett corticosteroiddal. Orv Hetil 1990;131:2257-8.

  10. Husby S, Agertoft L, Mortensen S, Pedersen S. Treatmentof croup with nebulised steroid (budesonide): a double blind, placebocontrolled study. Arch Dis Child 1993;68:352-5.

  11. Klassen TP, Feldman ME, Watters LK, Sutcliffe T, Rowe PC.Nebulized budesonide for children with mild-to-moderate croup. N Engl J Med1994;331:285-9.

  12. Godden CW, Campbell MJ, Hussey M, Cogswell JJ. Doubleblind placebo controlled trial of nebulised budesonide for croup. Arch DisChild 1997;76:155-8.

  13. Johnson DW, Schuh S, Koren G, Jaffee DM. Outpatienttreatment of croup with nebulized dexamethasone. Arch Pediatr Adolesc Med1996;150:349-55.

  14. Roorda RJ, Walhof CM. Effects of inhaledfluticasone-propionate administered with metered-dose-inhaler and spacer inmild to moderate croup. A negative preliminary report. Pediatr Pulmonol 1998;25:114-7.

  15. Geelhoed GC, Macdonald WBS. Oral and inhaled steroids incroup: a randomized, placebo-controlled trial. Pediatr Pulmonol1995;20:355-61.

  16. Klassen TP, Watters LK, Feldman ME, Sutcliffe T, Rowe PC.The efficacy of nebulized budesonide in dexamethasone-treated outpatientswith croup. Pediatrics 1996;97:463-6.

  17. Fitzgerald D, Mellis C, Johnson M, Allen H, Cooper P,Asperen P van. Nebulized budesonide is as effective as nebulized adrenalinein moderately severe croup. Pediatrics 1996;97:722-5.

  18. Ledwith CA, Shea LM, Mauro RD. Safety and efficacy ofnebulized racemic epinephrine in conjunction with oral dexamethasone and mistin the outpatient treatment of croup. Ann Emerg Med 1995; 25:331-7.

  19. Prendergast M, Jones JS, Hartman D. Racemic epinephrinein the treatment of laryngotracheitis: can we identify children foroutpatient therapy? Am J Emerg Med 1994;12:613-6.

  20. Kelley PB, Simon JE. Racemic epinephrine use in croup anddisposition. Am J Emerg Med 1992;10:181-3.

  21. Osvath P, Kelenhegyi K, Szantho A. Gyermekkoripseudocroup kezelese inhalativ budesoniddal. Orv Hetil1994;135:2535-7.

  22. Barnes PJ, Pedersen S. Efficacy and safety of inhaledcorticosteroids in asthma. Report of a workshop held in Eze, France, October1992. Am Rev Respir Dis 1993;148(4 Pt 2):S1-26.

  23. Munck A, Mendel DB, Smith LI, Orti E. Glucocorticoidreceptors and actions. Am Rev Respir Dis 1990;141(2 Pt 2):S2-10.

  24. Miesfeld RL. Molecular genetics of corticosteroid action.Am Rev Respir Dis 1990;141(2 Pt 2):S11-7.

  25. Phillipps GH. Structure-activity relationships oftopically active steroids: the selection of fluticasone propionate. RespirMed 1990;84(Suppl A):19-23.

  26. Rehder S, Würthwein G, Rohdewald P. Fluticasonepropionate, a topically applied glucocorticoid with high intrinsic activity.Eur Respir J 1991;4(Suppl 14):444.

Auteursinformatie

Ziekenhuis De Weezenlanden en St. Sophia Ziekenhuis, afd. Kinderlongziekten, Postbus 10.500, 8000 GM Zwolle.

Dr.R.J.Roorda en dr.P.L.P.Brand, kinderartsen.

Academisch Ziekenhuis, Beatrix Kinderkliniek, Kinderintensive-careafdeling, Groningen.

Mw.Ch.M.Walhof, kinderarts.

Contact dr.R.J.Roorda.t

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

W.M.
van Stempvoort

Zeist, september 1998,

De stelligheid van de titel wordt in het artikel enigszins afgezwakt, maar de boodschap van Roorda et al. lijkt duidelijk: doe niets of geef een steroïd en stoom nooit meer (1998:1658-62). Ook in de na hun literatuuroverzicht gepubliceerde onderzoeken wordt een gunstig effect van steroïden gevonden.12

Betekent dit nu voor de huisarts een radicale koerswijziging? Voorheen voldeden geruststelling en een stoom- en observatieadvies bij het overgrote deel van de patiënten. Het stoomadvies was weliswaar niet goed wetenschappelijk onderbouwd, maar het hielp de ouders weer greep te krijgen op de situatie en hun kalmte te hervinden. Van deze spanningsreductie gaat misschien het grootste effect uit.

Een suggestie voor farmacotherapie is welkom bij aandoeningen waarvan het natuurlijk beloop niet gunstig is. Bij pseudokroep ontstaat er een spanningsveld tussen de relatieve tevredenheid over de huidige behandeling van de vaak mild verlopende aandoening en de stelligheid waarmee een ander behandelregime wordt bepleit. Het primaat ligt niet meer bij de zelfzorg, maar bij de medische interventie.

Een verklaring voor het verschil in ervaren noodzaak tot medicamenteus ingrijpen kan gevonden worden in de opgetreden selectiebias. Geen van de door de auteurs geciteerde onderzoeken is uitgevoerd in de huisartsenpraktijk. Het is denkbaar dat in de (poli)kliniek zich een selectie van de pseudokroeppatiënten presenteert die gekenmerkt wordt door een minder gunstig natuurlijk beloop. Daarnaast leert een nadere analyse van een aantal onderzoeken dat het beginpunt van de meeste onderzoeken een gemeten pseudokroepscore was nadat er eerst een stoombehandeling was gegeven.1-3 De conclusie kan dan voor mij hoogstens zijn: geef steroïden als er na het stomen nog sprake is van matig-ernstige tot ernstige pseudokroep. De relevantie van deze nuancering wordt bepaald door de grootte van de patiëntengroep waarvoor na het stomen een zodanige verbetering is opgetreden, dat er geen verdere behandeling meer noodzakelijk is. Hierover bestaan geen duidelijke onderzoeksresultaten. Een indicatie dat het om een substantieel deel van de patiëntenpopulatie gaat, kan gevonden worden in het onderzoek van Johnson et al.2 Van de 3424 kinderen die naar het ziekenhuis kwamen met pseudokroep en in principe aan het onderzoek konden meedoen, vielen er 3206 (95%) af, omdat bij het vaststellen van de pseudokroepscore (na 30 min stomen) de symptomen te mild waren. Stomen werkt misschien niet, het helpt vaak wel.

W.M. van Stempvoort
Literatuur
  1. Klassen TP, Craig WR, Moher D, et al. Nebulized budesonide and oral dexamethasone for treatment of croup. JAMA 1998;279:1629-32.

  2. Johnson DW, Jacobson S, Edney PC, Hadfield P, Mundy ME, Schuh S. A comparison of nebulized budesonide, intramuscular dexamethasone, and placebo for moderately severe croup. N Engl J Med 1998;339:498-503.

  3. Klassen TP, Feldman ME, Watters LK, Sutcliffe T, Rowe PC. Nebulized budesonide for children with mild-to-moderate croup. N Engl J Med 1994;331:285-9.

Zwolle, september 1998,

Wij danken collega Van Stempvoort voor zijn kanttekeningen bij onze adviezen ten aanzien van de behandeling van pseudokroep, waarbij hij meent dat het stomen bij milde gevallen van dit ziektebeeld wel degelijk zinvol is. Met hem zijn wij van mening, dat, als er een effect van het stomen wordt gezien, het creëren van een rustgevende situatie op zich (‘spanningsreductie’) hier het belangrijkst is. Ook in de klinische setting hebben wij in het verleden deze ervaring wel opgedaan. Echter, nogmaals, er zijn geen wetenschappelijke onderzoeken die het effect van stomen per se rechtvaardigen. De vraag blijft of de rustgevende situatie op zich, dus zonder stomen, in milde gevallen van pseudokroep niet een even goed resultaat heeft.

Belangrijker is o.i. het voortschrijdend inzicht dat steroïden, hetzij systemisch, hetzij per jetvernevelaar toegediend, een effectieve therapie voor pseudokroep zijn en als zodanig moeten worden gegeven in niet-milde gevallen (een pseudokroepscore > 4). Hiermee kunnen verdere progressie en onnodige vertraging, juist ook in de eerste lijn, worden voorkomen.

R.J. Roorda
Ch.M. Walhof
P.L.P. Brand
M.A.M.J.
Engels

Gouda, oktober 1998,

Roorda et al. geven een helder overzicht van de behandeling van laryngitis subglottica (1998;1658-62). Zij stellen dat in ernstige gevallen een eenmalige dosering met corticosteroïden (oraal of via verneveling) een effectieve therapie zou zijn, met een goed resultaat binnen 2 uur.

Wij deden een retrospectief onderzoek naar het effect van verneveling met xylometazoline in de acute fase van laryngitis subglottica. In totaal hebben wij bij 21 kinderen in deze fase verneveling met xylometazoline toegepast, met of zonder corticosteroïden (oraal, intramusculair of via verneveling). De opnamediagnose was gesteld op ‘laryngitis subglottica (met of zonder bronchiale hyperreactiviteit)’, ‘astma’, ‘bovensteluchtweginfectie’ of ‘pneumonie’.

Bij opname waren er 14 kinderen behandeld met xylometazolineverneveling en corticosteroïden (onder hen 7 kinderen met uitsluitend laryngitis subglottica). Van hen knapten 9 kinderen binnen 1 uur redelijk tot goed op. De andere 5 kinderen, van wie 2 met uitsluitend laryngitis subglottica, kregen later (> 8 uur) wederom corticosteroïden oraal toegediend, wegens aanhoudende klachten. Er waren 7 kinderen in de acute fase alleen met xylometazoline behandeld (van wie 5 kinderen met uitsluitend laryngitis subglottica). Bij allen was er binnen 1 uur een duidelijke afname waarneembaar van de stridor en de benauwdheid. Slechts 1 kind kreeg later alsnog corticosteroïden oraal in verband met aanhoudende klachten.

Op grond van deze retrospectieve gegevens lijkt xylometazolineverneveling effectief te zijn bij de behandeling van laryngitis subglottica. Er is bij deze kleine aantallen geen onderscheid aantoonbaar ten aanzien van de effectiviteit van xylometazolinebehandeling met en zonder corticosteroïden in de acute fase.

Verneveling met epinefrine voor de behandeling van laryngitis subglottica zou even effectief zijn als verneveling met budesonide.1 Epinefrine geeft net als xylometazoline een snelle verbetering van de klachten, echter, het effect zou slechts kortdurend zijn.2 Xylometazoline lijkt langer te werken.

Xylometazoline zou volgens ons een goede aanvullende behandeling kunnen zijn bij acute laryngitis subglottica naast de behandeling met corticosteroïden. Het kan de acute periode overbruggen, alvorens het effect van de behandeling met corticosteroïden optimaal is.

M.A.M.J. Engels
F.G.A. Versteegh
Literatuur
  1. Fitzgerald D, Mellis C, Johnson M, Allen H, Cooper P, Van Asperen P. Nebulized budesonide is as effective as nebulized adrenaline in moderately severe croup. Pediatrics 1996;97:722-5.

  2. Kristjansson S, Berg-Kelly K, Winso E. Inhalation of racemic adrenaline in the treatment of mild and moderately severe croup. Clinical symptom score and oxygen saturation measurements for evaluation of treatment effects. Acta Paediatr 1994;83:1156-60.