artikel
Ik zag hem een aantal maanden geleden voor het eerst. Mark, 28 jaar, werkte op een groot kantoor, en kwam op mijn spreekuur omdat hij moe en duizelig was en steeds hoofdpijn had. Hij was ervan overtuigd dat hij ‘neuroborreliose’ had, alleen niemand die het zag. Naast zijn huisarts had hij inmiddels twee internisten geconsulteerd. Routinebloedonderzoek, het ecg en de longfoto waren alle normaal, en de tests op borrelia-antilichamen in het bloed waren bij herhaling negatief. Ik voegde daar nog een lumbaalpunctie aan toe. Ook de liquor toonde geen enkel teken van infectie. Ik had geen verklaring.
Zo zaten we tegenover elkaar, de patiënt met zijn klachten en de dokter zonder verklaring. Geen ongebruikelijke situatie. Natuurlijk, ik kon hem wegsturen met de mededeling ‘Ik weet het niet’, maar dat was geen oplossing. Dan zocht hij zijn heil weer elders. Ik besloot niet langer op zoek te gaan naar de oorzaak van de klachten, maar te focussen op Marks beleving ervan.
Aan het einde van de 19e eeuw maakte de Duitse filosoof Dilthey (1833-1911) reeds een onderscheid tussen ‘erklären’ en ‘verstehen’. ‘Erklären’, zo stelde Dilthey, is het beredeneren van gebeurtenissen in termen van oorzaak en gevolg. Dat is waar de medische wetenschap zich op de eerste plaats mee bezighoudt: een hypovolemische shock veroorzaakt een snellere pols, en een hernia op niveau Lv-Si zorgt voor een verlaagde achillespeesreflex. ‘Verstehen’ daarentegen zoekt aansluiting bij de beleving van de patiënt. De vraag is dan niet langer wat de symptomen veroorzaakt, maar wat ze betekenen. Dat vraagt meer van de dokter dan empathie alleen. De kern van het ‘verstehen’ is de interpretatie, het bepalen van de plaats van de symptomen in de ‘mallemolen van het leven’. Dit is echter niet zonder gevaar: interpretaties zijn speculatief en enkel te toetsen aan de ervaringen van de patiënt.
In het geval van Mark was er nogal wat aan de hand. Hij had een drukke baan en het overlijden van één van zijn ouders een halfjaar eerder, had uiteraard veel verdriet met zich meegebracht. Zelf vond hij het echter moeilijk verband te leggen tussen spanningen en lichamelijke klachten. Het overlijden was verwerkt en hij was toch niet de enige met een drukke baan? Hij ontkende. Maar hoe goed kende hij zichzelf eigenlijk? Ik stuurde hem voor verdere analyse naar de psycholoog, die startte met cognitieve gedragstherapie. Ook schreef ik paroxetine voor om de ‘zenuwen wat te kalmeren’. De aanpak leek te werken. De daaropvolgende maanden ging het beter. ‘Wij zijn dan ook tevreden’, schreef ik aan de huisarts. Op een zeker moment verloor ik Mark uit het oog.
Ik vergat het verhaal, tot ik een verzoek om informatie kreeg van een reumatoloog uit een ziekenhuis 200 km verderop. Mark had zich gemeld met pijn over het hele lichaam. Hij was ervan overtuigd dat hij reuma had. Zijn en mijn interpretatie van de symptomen waren nog steeds niet dezelfde, ook al leek het aanvankelijk zo mooi te kloppen.
Onverklaarde klachten? Ach, zo gaat het soms.
Reacties