Weinig ruimte voor transvaginale matjes

Opinie
Ivo A.M.J. Broeders
Steven E. Schraffordt Koops
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2013;157:A6598

Op 3 december 2012 werd in het televisieprogramma Radar aandacht besteed aan de complicaties van het gebruik van ‘meshes’ (ofwel ‘matjes’) bij transvaginale prolapschirurgie. De reporter verwees daarbij naar meldingen die de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) in 2008 en 2011 publiceerde over dit onderwerp. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) kondigde onderzoek aan en bracht op 2 juli 2013 een rapport uit over dit onderzoek.1 De uitzending leidde tot een golf van onrust, niet alleen bij patiënten die prolapschirurgie zouden ondergaan, maar ook bij mensen bij wie om andere redenen een kunststof mesh ingebracht zou worden, of waarbij al een matje geplaatst was.

Dr. Milani en zijn collega’s geven elders in het NTvG op heldere wijze een overzicht van de resultaten van onderzoek naar de behandeling van prolaps met een transvaginaal geplaatste mesh.2 Zij concluderen dat er nog plaats is voor het gebruik van deze meshes…

Auteursinformatie

Meander Medisch Centrum, Amersfoort.

Afd. Chirurgie: prof.dr. I.A.M.J. Broeders, chirurg.

Afd. Gynaecologie: dr. S.E. Schraffordt Koops, urogynaecoloog.

Contact prof.dr. I.A.M.J. Broeders (iamj.broeders@meandermc.nl)

Verantwoording

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 17 juni 2013

Auteur Belangenverstrengeling
Ivo A.M.J. Broeders ICMJE-formulier
Steven E. Schraffordt Koops ICMJE-formulier
Het gebruik van ‘matjes’ bij vaginale verzakkingen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Jean paul
Roovers

De lezer van het commentaar van collega Broeders en Schraffordt Koops zou, onterecht, kunnen concluderen dat de laparoscopische sacrocolpopexie hèt alternatief is voor vaginale prolaps chirurgie met een mat, en dat dit alternatief bovendien effectiever èn veiliger zou zijn. 

Het complicatie percentage van de sacrocolpopexie is minder goed in kaart gebracht dan het complicatie percentage van operaties met een transvaginaal matje. Recent verscheen in de JAMA een artikel met de lange termijn resultaten van de sacrocolpopexie [1]. Het mesh exposure percentage bleek 10 % te zijn: aanmerkelijk hoger dan algemeen verwacht. Uit het recent verschenen IGZ rapport bleek dat van de 294 meldingen over ‘matjes’, het hier 50 meldingen van burgers betrof met een sacrocolpopexie of rectopexie (www.igz.nl).

De sacrocolpopexie is dus minder vrij van complicaties dan verondersteld en dus niet a priori veiliger! En masse overstappen van de vaginale mesh behandeling  naar de (laparoscopische) sacrocolpopexie is niet verstandig. Beide procedures hebben hun eigen indicaties en hun eigen complicaties.

Er is één trial, waarin een vaginaal matje -dat wel een voor- of achterwand verzakking herstelt maar niet een verzakking van de apex (ie uterus of vaginatop)- werd vergeleken met een laparoscopische sacrocolpopexie ten gunste van de laatste [2].  De resultaten uit deze trial, verricht door zeer ervaren laparoscopisten, dienen ook door anderen te kunnen worden gereproduceerd, alvorens echt generaliseerbaar te zijn.

Van de laparoscopische rectopexie is ons géén gerandomiseerd onderzoek bekend, waarin deze operatie wordt vergeleken met een ingreep zonder implantaat.

Wij delen de mening van Broeders en Schraffordt volledig waar het gaat om het recht van de patiënt op informatie, geheel conform de WGBO. Maar ook omtrent alle alternatieven: bij een overwegend apicale prolaps van de vagina is de sacrocolpopexie een aangetoond effectieve behandeling. Vaginale alternatieven voor apicale prolaps zijn o.a. sacrospinale fixatie, Manchester-Fothergill en sacro-uterine plicatie.

Het indicatiegebied voor vaginale operaties met een matje beperkt zich naar onze mening voornamelijk tot de recidief verzakking van de vagina voor- en/of achterwand; daarvoor is noch de sacrocolpopexie, noch de rectopexie een beter alternatief.

Mesh exposures zullen afnemen naarmate de ervaring van de operateurs toeneemt [3], het materiaal nog beter wordt en de kwaliteit van de zorg wordt georganiseerd conform de aanbevelingen van het NVOG standpunt en IGZ rapport. Of er betere alternatieven voorhanden zijn moet worden vastgesteld in prospectieve onderzoek.

 

Jean Paul Roovers, gynaecoloog, AMC

Astrid Vollebregt,

Fred Milani,

Mariëlla Withagen

 

 

JAMA (2013) 309:2016-24
AJOG (2011) 204:360-7
Obstet Gynecol (2011) 118:629-36