Wantrouwen vertrouwen

Joeri Tijdink
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2023;167:B2143

artikel

Nu de coronastofwolken zijn opgetrokken en coronamaatregelen niet meer de dagelijkse sleur beheersen, is het misschien gek om weer over corona te praten. Toch ga ik het doen. Mijn paranoïde-psychotische patiënt Pieter (pseudoniem) heeft me overtuigd om het er weer over te hebben.

Hij vertelde me dat hij niet gevaccineerd wilde worden. Jarenlang had hij onder een zorgmachtiging verplicht maandelijks antipsychotische depotmedicatie toegediend gekregen. Hij was prikmoe. Bovendien vertrouwde hij big pharma voor geen meter en vond hij Rutte lijken op Ken van Barbie. Dat laatste is misschien irrelevant, maar wel een leuk detail. Hoeveel wetenschappelijke kennis over de effectiviteit van vaccins ik ook deelde, een vaccinatieprik zag hij niet zitten.

‘Hij vertrouwde big pharma voor geen meter en vond Rutte op Ken lijken’

Zijn wantrouwen deed me denken aan een bijzondere Britse studie die onderzocht in hoeverre jeugdtrauma van invloed is op het antivaxsentiment. Bij ongeveer de helft van de 2285 deelnemers werd minimaal 1 jeugdtrauma – een zogenoemde Adverse Childhood Experience (ACE) – vastgesteld. Opvallend was dat de deelnemers die meerdere ACE’s hadden meegemaakt (4+), wantrouwender waren tegen de overheid en haar maatregelen (mondmaskers, social distancing) en terughoudend waren ten opzichte van vaccinatie.

Dat komt overeen met mijn klinische ervaring met antivaxpatiënten. Eerst is er boosheid over de beperkingen. Achter die boosheid zit meestal wantrouwen. Wantrouwen tegen de overheid, de wetenschap, de geneeskunde, vaccins en de medemens.

Vergeef me mijn generalisatie: juist dat wantrouwen is belangrijk. Wantrouwen is geen vreemde voor psychiaters. Iets waar we dagelijks mee dealen, vaak in extreme vormen bij paranoïde-psychotische mensen, en in minder extreme vormen bij personen met een verslaving en met persoonlijkheidsproblemen. In die laatste groep patiënten is dat vaak geassocieerd met jeugdtrauma. Dan is het ook niet zo gek dat je weinig vertrouwen hebt, als je in je jeugd vervelende dingen meemaakte die je het vertrouwen in de medemens ontnamen.

Ik denk dat het onderkennen van wantrouwen een belangrijk begin is. Je boos maken over wantrouwende medemensen leidt vaak tot meer wantrouwen. Door frustraties te tonen zullen wantrouwende mensen alleen maar wantrouwender worden. Als je laat zien dat je te vertrouwen bent, wordt wantrouwen minder. Dat betekent dat we de wantrouwende medemens tot op zekere hoogte zullen moeten verdragen en wij ons best moeten doen om het vertrouwen te vergroten, bijvoorbeeld door afspraken na te komen. Bij mijn patiënt had dat geen zin. Hij koketteerde trots met zijn vaccinvrije status. ‘Zie je wel, ook zonder vaccin ga je niet dood.’

Auteursinformatie

Joeri Tijdink is psychiater en onderzoeker bij het Amsterdam UMC en de VU in Amsterdam. Hij is een van de 5 vaste columnisten voor het NTvG.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties