artikel
Bijna 40 jaar geleden stuurde ik aan een oude tante mijn eerste nota: eerste consult, herhalingsconsulten, ziekenhuisverblijf en verrichtingen. Alles bij elkaar 400 gulden, een bedrag dat heel hoog was vergeleken met mijn maandsalaris van 1200 gulden in het academisch ziekenhuis. De richtlijnen voor het declareren waren eenvoudig en er was nimmer discussie met ziektekostenverzekeraars. De ziekenfondspatiënten werden via verwijskaart en herhalingskaarten bij de ziekenfondsen gedeclareerd. Erg veel problemen waren er nooit, afgezien van een enkele patiënt, die niet wilde of kon betalen.
Na invoering van de nieuwe zorgverzekeringswet in 2006 en dus de afschaffing van het ziekenfonds volgde de invoering van de dbcs. Een systeem waarover ik nog nooit een collega positief heb horen spreken. Aanvankelijk waren er tienduizenden dbcs, maar geleidelijk aan werd het aantal minder en leverden ze vooral bij patiënten met eenmalige consulten zonder al te veel verrichtingen veel geld op.
Tot 2012 verliep dat systeem heel redelijk al waren er erg veel problemen met parallelle dbcs als bijvoorbeeld een patiënt met diabetes een coloncarcinoom kreeg. Maar vanaf 2012 is het geheel mis, want nu moet men alle consulten en verrichtingen opgeven aan een grouper. Dat is een centrale computer, die aan de hand van het opgegeven verrichte werk tot een declaratie komt: eerste consult, vervolgconsulten, ecg, laboratoriumonderzoek, beeldvormend onderzoek, et cetera. Die worden allemaal beoordeeld en daaruit volgt dan een berekening van de declaratie. Centraal staat daarin nog steeds de dbc, ook niet erg praktisch, want de patiënt komt wegens moeheid, maar blijkt een ijzergebreksanemie te hebben, die weer berust op een coloncarcinoom. Zo verandert de dbc in korte tijd dus 3 keer, hetgeen dan aan de computer moet worden toevertrouwd. In eerste instantie lijkt het systeem heel redelijk, want nu wordt het werkelijke werk gehonoreerd. Maar die grouper produceert nu een nota, die zowel voor de behandelaar als de patiënt volstrekt onbegrijpelijk is en die buitengewoon veel vragen oproept. Meestal krijgt de behandelaar die nota niet te zien, want die gaat rechtstreeks naar de zorgverzekeraar die ook uitbetaalt, hetzij aan de behandelaar, hetzij aan de verzekerde. Wanneer de patiënt of de dokter de nota wel onder ogen krijgt ontstaat er soms een discussie tussen arts en patiënt, die bij voorbaat hopeloos is vanwege de hiërogliefen die vaak meerdere regels in beslag nemen.
Ook de diagnose klopt vaak niet en het valt dan niet goed te achterhalen waaraan dat precies ligt. Veel klagende patiënten verliezen zo het vertrouwen in hun dokter, die geen uitleg kan geven over die absurde nota. Zo verschijnen de verhalen in de pers over frauderende artsen en ziekenhuizen. Er zullen er vast wel een paar zijn, maar het zijn zeker ook de technische problemen, waar arts, ziekenhuis noch patiënt iets aan kunnen doen.
Het eind van de ellende is gelukkig in zicht, want onze minister van Volksgezondheid heeft aangekondigd dat zowel de patiënt/cliënt als de arts/behandelaar de nota weer moeten kunnen begrijpen. Dan denk ik: vroeger was dat toch beter geregeld.
Reacties