artikel
Sommige romanhelden eindigen hun literaire bestaan op hun buik in de modder van de loopgraven in de Eerste Wereldoorlog, zoals Hans Castorp uit De Toverberg van Thomas Mann. Andere helden beginnen hun literaire carrière juist in deze modder, ook al is het aan de andere kant van het front. Bardamu, de hoofdpersoon uit Reis naar het einde van de nacht van Louis-Ferdinand Céline, begint zijn reis in de loopgraven en eindigt als illusieloze arts in Clichy, vlak bij Parijs. Op een van de laatste bladzijden van deze omvangrijke roman lezen we: ‘[…] en dan moet je niet vergeten dat zo’n stervende veeleisend is. Met de dood worstelen is niet voldoende. Je moet ook nog klaarkomen, terwijl je de pijp uitgaat, met je laatste snik moet je ook nog ’s klaarkomen, helemaal beneden in het leven, met je slagaderen vol ureum.’ Het is een passage die kenmerkend is voor Céline: staccato en rauw. ‘Mijn ideeën over de mensen waren nu eenmaal niet fraai’, zo schrijft hij. ‘Onderweg was ik inderdaad alles kwijtgeraakt, ik vond niets meer terug van wat je nodig hebt om iemand te helpen als-ie crepeert, ik had alleen nog maar gemenigheid in me.’
Dit boek van Louis Ferdinand Destouches, de echte naam van Céline, kwam in 1932 uit en was vrijwel onmiddellijk een sensatie, maar ook een schandaal vanwege de gebezigde straattaal. Lang leek het erop dat het boek de Prix Goncourt zou winnen, de prestigieuze prijs voor het meest verbeeldingsvolle proza van een bepaald jaar in Frankrijk. De prijs ging echter op het laatste moment aan zijn neus voorbij. In de aanloop daar naartoe wordt Destouches geïnterviewd door een journalist van de krant Paris-Midi. Het wordt al snel bekend dat Céline praktiserend arts is en de journalist komt hem in zijn ‘wijkplaats voor smarten’ opzoeken. Hij woont, aangekondigd als een collega, een spreekuur bij. Daar komt hij tot de overtuiging dat dokter Céline erg geliefd is bij de patiënten, niet alleen door de trefzekerheid van zijn diagnostiek, maar ook door de genegenheid en toewijding waarmee hij zijn patiënten behandelt. Het moet die week nogal druk geweest zijn in de praktijk van Céline, want een dag later verschijnt ook een interview in Le Monde. Deze journalist heeft een week lang zijn spreekuur bijgewoond en constateert dat je in zijn praktijk ‘leert wat menselijkheid en lijden is, zowel geestelijk als lichamelijk, je ziet er de droefgeestige en schrikwekkende optocht van door ziekte getekende armoede’.
In 1936 publiceert Céline Dood op krediet, waarin de straattaal nog meer op de voorgrond staat en waarin de beroemde 3 puntjes aan het einde van een zin worden geïntroduceerd. Met dit boek is zijn naam als schrijver definitief gevestigd, maar dat feit wordt al snel volledig overschaduwd door de publicatie van een aantal antisemitische pamfletten. Na de invasie in Normandië vlucht hij eerst naar Duitsland en later naar Denemarken. In 1950 wordt hij veroordeeld wegens collaboratie. Hij krijgt amnestie in 1951 en keert terug naar Frankrijk. Hij blijft als arts werken, maar als schrijver is hij een paria geworden.
Reacties