Een landelijk overzicht

Praktijkvariatie in aanvullend onderzoek bij dementie

Onderzoek
Melanie Hafdi
Edo Richard
Sophie E. van Gool
Eric P. Moll van Charante
W.A. (Pim) van Gool
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2021;165:D5315
Abstract

Samenvatting

Doel

Inzicht krijgen in de mate van praktijkvariatie in het gebruik van aanvullend onderzoek in Nederlandse ziekenhuizen voorafgaand aan de diagnose ‘dementie’.

Opzet

Beschrijvend, retrospectief onderzoek op basis van declaratiegegevens van zorgverzekeraars.

Methode

Wij gebruikten gegevens uit de landelijke verzekeringsdatabase van Vektis van alle verzekerden bij wie in 2018 de diagnose ‘dementie’ was gesteld, gebaseerd op 3 aan dementie gerelateerde dbc’s. Vervolgens gingen wij na voor welk percentage van deze verzekerden aanvullend onderzoek werd vergoed in de periode van 1 januari 2015-31 december 2018. In de analyses keken wij alleen naar ziekenhuizen waar in 2018 meer dan 50 keer de diagnose ‘dementie’ werd gesteld. Om mogelijke oorzaken van praktijkvariatie in kaart te brengen, verrichtten wij aanvullende analyses op grond van praktijkvolume, leeftijd en ziekenhuistype (perifeer ziekenhuis, topklinisch ziekenhuis en umc). Ook keken wij naar de correlaties tussen de verschillende diagnostische methoden.

Resultaten

In 2018 werden in 71 ziekenhuizen 20.073 patiënten (53% vrouw, 41% in de leeftijd van 71-80 jaar) gediagnosticeerd met dementie. MRI/CT werd het vaakst uitgevoerd (76,7%), gevolgd door neuropsychologisch onderzoek (31,8%), SPECT/PET (6,2%), eeg (5,8%) en liquoronderzoek (2,4%). De praktijkvariatie was groot tussen ziekenhuizen binnen één specifiek type, maar opvallend gering tussen ziekenhuistypen. Voor alle diagnostische methoden nam de frequentie sterk af naarmate patiënten ouder waren. Er waren geen statistisch significante verschillen in het gebruik van aanvullend onderzoek op basis van praktijkvolume. Het gebruik van eeg en liquoronderzoek was het sterkst gecorreleerd (R2 = 0,097).

Conclusie

Er is grote praktijkvariatie in het gebruik van aanvullend onderzoek in Nederlandse ziekenhuizen voorafgaand aan de diagnose ‘dementie’. De oorzaak van deze variatie is onduidelijk, maar er spelen waarschijnlijk meer factoren een rol dan alleen verschillen in de samenstelling van de patiëntenpopulatie.

Auteursinformatie

Amsterdam UMC, locatie AMC, Amsterdam. Afd. Neurologie: M. Hafdi, MSc, arts-onderzoeker. Afd. Public and Occupational Health: prof.dr. E. Richard, neuroloog (tevens: Radboudumc, afd. Neurologie, Donders Institute for Brain, Cognition and Behaviour, Nijmegen); prof.dr. E.P. Moll van Charante, huisarts-senior onderzoeker (tevens: Afd. Huisartsgeneeskunde); prof.dr. W.A. van Gool, neuroloog. Moonshot, Amsterdam: S.E. van Gool, MSc, econoom.

Contact M. Hafdi (m.hafdi@amsterdamumc.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Verantwoording

Henri van den Pol, MSc, senior data-analist, en dr. Ronald Luijk, consultant (beiden: Vektis, Zeist), leverden een waardevolle bijdrage in de totstandkoming van de database.

Auteur Belangenverstrengeling
Melanie Hafdi ICMJE-formulier
Edo Richard ICMJE-formulier
Sophie E. van Gool ICMJE-formulier
Eric P. Moll van Charante ICMJE-formulier
W.A. (Pim) van Gool ICMJE-formulier
Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Gezonde Zorg
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties