Perinatale sterfte en morbiditeit tot 28 dagen bij geplande thuis- en ziekenhuisbevallingen*

Onderzoek
Dubbelpublicatie
Caroline C. Geerts
Ank de Jonge
Birgit Y. van der Goes
Ben Willem J. Mol
Simone E. Buitendijk
Jan G. Nijhuis
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:A8482
Abstract

Samenvatting

Doel

Vergelijken van de incidentie van perinatale sterfte en morbiditeit tot 28 dagen na de geboorte bij geplande thuisbevallingen met die bij geplande ziekenhuisbevallingen.

Opzet

Landelijk cohortonderzoek.

Methode

Analyse van de gegevens uit de 3 landelijke perinatale en neonatale registers over de jaren 2000-2009. Wij selecteerden vrouwen met een laagrisicozwangerschap die bij aanvang van de baring eerstelijnszorg ontvingen. Uitkomstmaten waren sterfte intra partum en neonataal tot 28 dagen, apgarscore 5 minuten na geboorte en NICU-opname binnen 7 dan wel 28 dagen na geboorte.

Resultaten

Van 814.858 vrouwen met een laag risico planden er 466.041 (57,2%) een thuisbevalling en 276.908 (34,0%) een ziekenhuisbevalling. Van de overige 71.909 (8,8%) vrouwen was de geplande setting onbekend. De gecombineerde sterfte tijdens de bevalling en tot 28 dagen na geboorte was voor primiparae bij thuisbevalling 1,02 en bij ziekenhuisbevalling 1,09 per 1000 bevallingen (gecorrigeerde OR: 0,99; 95%-BI: 0,79-1,24); voor multiparae was dit 0,59 versus 0,58 (gecorrigeerde OR: 1,16; 95%-BI: 0,87-1,55). Kinderen van multiparae hadden na een ziekenhuisbevalling vaker een apgarscore < 7 (gecorrigeerde OR: 0,77; 95%-BI: 0,69-0,86) en werden vaker binnen 28 dagen op de NICU opgenomen (gecorrigeerde OR: 0,79; 95%-BI: 0,66-0,93). Voor primiparae waren er geen verschillen.

Conclusie

Voor vrouwen bij wie het risico op perinatale complicaties toch al gering is, is er geen verhoogd risico op slechte perinatale uitkomsten als zij een thuisbevalling plannen. Deze bevindingen gelden echter alleen binnen een systeem van verloskundige zorg waarin de thuisbevalling goed is ingebed, met adequate risicoselectie, geschoolde verloskundigen en een goed verwijssysteem naar de tweede lijn.

Auteursinformatie

Vrije Universiteit medisch centrum, EMGO Instituut voor onderzoek naar Gezondheid en Zorg, afd. Midwifery Science, Amsterdam.

Dr. C.C. Geerts, arts-epidemioloog; dr. A. de Jonge, verloskundige-onderzoeker (beiden tevens: Academie Verloskunde Amsterdam Groningen).

Amsterdam Medisch Centrum, afd. Obstetrie en Gynaecologie, Amsterdam.

Drs. B.Y. van der Goes, verloskundige-onderzoeker.

University of Adelaide, The Robinson Institute/School of Paediatrics and Reproductive Health, Adelaide, Australia.

Prof.dr. B.W.J. Mol, gynaecoloog-perinatoloog.

Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden.

Prof.dr. S.E. Buitendijk, arts-epidemioloog.

Maastricht Universitair Medisch Centrum, afd. Obstetrie en Gynaecologie, Maastricht.

Prof.dr. J.G. Nijhuis, gynaecoloog.

Contactpersoon: dr. A. de Jonge (ank.dejonge@vumc.nl).

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: ICMJE-formulieren zijn online beschikbaar bij dit artikel.

Auteur Belangenverstrengeling
Caroline C. Geerts ICMJE-formulier
Ank de Jonge ICMJE-formulier
Birgit Y. van der Goes ICMJE-formulier
Ben Willem J. Mol ICMJE-formulier
Simone E. Buitendijk ICMJE-formulier
Jan G. Nijhuis ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties