Toets voor nascholing (verlopen)
Aan dit leerartikel was een toets gekoppeld waarmee je nascholingspunten kon verdienen.
Samenvatting
-
Kinderen met aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD) zijn niet alleen motorisch drukker, maar de helft van hen is ook motorisch onhandig.
-
Naast hun drukke en slecht geconcentreerde gedrag hebben ze moeite met schrijven, veters strikken, netjes eten, spel en gymnastiek. Dit wordt dyspraxie of ‘developmental coordination disorder’ (DCD) genoemd.
-
Matige prestaties bij sport en spel zijn, net als ADHD, een belangrijke negatieve voorspeller van de populariteit van een kind in de groep. Kinderen met een combinatie van ADHD en slechte motorische prestatie zijn dubbel benadeeld.
-
Een mogelijke oorzaak van ADHD-DCD ligt in een dopaminegeïnduceerde disbalans in de neuronale netwerken van de basale ganglia en het cerebellum.
-
Op basis van familie- en tweelingstudies zijn er ook aanwijzingen dat ADHD en DCD een gemeenschappelijke genetische achtergrond hebben.
-
In de dagelijkse praktijk is DCD onderbelicht tijdens de diagnostiek en de behandeling van ADHD.
-
Screening op motorische problemen bij kinderen met ADHD met zo nodig doorverwijzing naar een fysiotherapeut of ergotherapeut is zinvol, omdat behandeling met cognitief- en taakgeoriënteerde fysiotherapie kan helpen.
artikel
Aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD) is een veel voorkomende ontwikkelingsstoornis op de basisschoolleeftijd en treft in Nederland ongeveer 5% van de kinderen.1 Kinderen met ADHD hebben concentratieproblemen en problemen met de impulscontrole, en ze zijn dus overbeweeglijk en onnadenkend. Hierdoor zijn ze vaak ook wat ongeremd in hun motoriek, maar daarnaast bestaat er dikwijls een motorische onhandigheid.2,3 Dit wordt dyspraxie of tegenwoordig ‘developmental coordination disorder’ (DCD) genoemd. In tabel 1 worden de diagnostische criteria voor ‘DCD’ – ‘coördinatieontwikkelingsstoornis’ genoemd in DSM-IV – beschreven. In de vorige eeuw was de combinatie van ADHD met DCD bekend onder de parapludiagnose ‘minimal brain dysfunction’(MBD), maar met de komst van de DSM-III in 1980 is de ‘motorische onhandigheid’ bij kinderen met ADHD naar de achtergrond verdwenen.4 Alleen in de Scandinavische literatuur komt de combinatie van ADHD met motorische problemen voor onder de naam DAMP (een afkorting van ‘deficits of attention, motor control and perception’).
Motorische comorbiditeit bij ADHD is relatief weinig onderzocht en er is relatief weinig over gepubliceerd. Het feit dat de motorische problemen ook in de dagelijkse klinische praktijk onderbelicht zijn, heeft er mogelijk mee te maken dat kinderen met ADHD binnen de GGZ over het algemeen door psychologen en psychiaters worden behandeld en lang niet altijd worden gezien door somatisch georiënteerde artsen. Toch kunnen kinderen met ADHD juist vaak veel last hebben van motorische problemen, terwijl deze comorbiditeit goed te behandelen lijkt. In dit artikel lichten wij het vóórkomen van DCD bij kinderen met ADHD toe en bespreken we hoe deze aandoening behandeld kan worden.
Klinisch beeld
De motorische stoornissen bij kinderen met ADHD kunnen zich uiten in problemen met schrijven, veters strikken, en knopen open en dicht maken. Het plannen van een beweging en de timing is voor kinderen met DCD moeilijk, wat bijvoorbeeld resulteert in het niet op tijd zijn met het vangen van een bal. De precieze kracht van een beweging is meestal niet goed afgesteld, waardoor de punt van een potlood voortdurend breekt. Bij kinderen met DCD zien we ook vaak evenwichtsproblemen, waardoor het fietsen moeilijk gaat. Daarnaast duurt het aanleren van nieuwe motorische vaardigheden, zoals zwemmen, extra lang. Kinderen met dit soort stoornissen krijgen waarschijnlijk niet genoeg sensomotorische feedback vanuit hun lichaam, waardoor ze erg moeten vertrouwen op hun ogen en ze bijvoorbeeld in het donker niet kunnen traplopen. Door al deze moeilijkheden zijn ze vaak minder goed in sport en spel.5
Kinderen met ADHD hebben het vaak moeilijk in het dagelijkse leven. Zo zijn zij weinig populair bij hun klasgenoten door hun drukke gedrag en hun impulsiviteit.6 Als ze dan ook niet goed zijn in sport en spel – een goede voorspeller van populariteit onder kinderen –, zijn ze dubbel benadeeld.7,8
Prevalentie van motorische onhandigheid bij ADHD
De prevalentie van motorische onhandigheid bij kinderen met ADHD bedraagt 30-50%; bij kinderen zonder ADHD is dit ongeveer 5%.3,9 Motorische problemen komen bij jongens en meisjes met ADHD in gelijke mate voor, maar bij kinderen zonder ADHD zijn de motorische prestaties van meisjes beter dan van jongens met dezelfde kalenderleeftijd. Meisjes met ADHD hebben dus relatief meer motorische problemen dan jongens met ADHD. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat deze meisjes vaker het subtype ‘aandachtstekortstoornis’ (ADD; ‘ADHD-onoplettendheidtype’ in DSM-IV) hebben, wat inhoudt dat ze vooral last hebben van een slechte concentratie, planning en organisatie, en niet zozeer van hyperactiviteit. Het is bekend, dat juist dit subtype van ADHD is gerelateerd aan motorische problemen.3 Tieners met ADHD hebben in vrijwel dezelfde mate motorische problemen als jonge kinderen, wat impliceert dat DCD niet vanzelf verdwijnt op latere leeftijd.3
Hoewel kinderen met ADHD hun vaardigheden dikwijls overschatten, bijvoorbeeld op het gebied van schoolse prestaties en sociale vaardigheden, ligt dit voor de motorische problemen anders. Bij vergelijking van de zelfperceptie met de daadwerkelijke motorische prestaties tijdens een motoriektest overschatten de kinderen met ADHD ook hun motorische vaardigheid. Wanneer ze echter tot de categorie ‘ADHD-DCD’ behoren, zien ze wel zelf in hoe slecht hun motorische prestaties zijn.10
Pathofysiologie en genetica
ADHD heeft een erfelijke basis, maar ook gen-omgevingsinteractie en omgevingsfactoren, zoals prematuriteit, perinatale asfyxie en vroege verwaarlozing, spelen een rol (tabel 2).1,11,12 Hoewel er nog geen neurobiologische markers bestaan om ADHD aan te tonen bij het individuele kind, zijn er op groepsniveau wel verschillen tussen kinderen met en zonder ADHD. De hersenen van kinderen met ADHD zijn gemiddeld iets kleiner in volume, met name in de frontale gebieden, in de nucleus caudatus en in het cerebellum; het laatste speelt ook een belangrijke rol in de coördinatie en de timing van de motoriek.13 De rijping van de hersenschors van kinderen met ADHD loopt 2-3 jaar achter.14 Bij neuropsychologische testen scoren kinderen met ADHD vaak, maar niet altijd, lager op de executieve functies die te maken hebben met onthouden, plannen en organiseren. Ook de motivatie en de beloningsgevoeligheid zijn bij deze kinderen vaak iets anders dan bij kinderen zonder ADHD. Recent is aannemelijk gemaakt dat er een verstoring van de dopamineroutes in de hersenen bestaat bij kinderen met ADHD, waardoor er sprake is van een verminderde motivatie, met andere woorden: ze hebben sterkere prikkels nodig om dezelfde ‘beloning’ te voelen.15
Het frequent samen vóórkomen van ADHD en motorische onhandigheid (DCD) kan berusten op afwijkingen in hersenstructuren die zowel een rol spelen bij de regulatie van aandacht en motorische acties als bij motorische coördinatie. Er zou sprake kunnen zijn van een dopaminegeïnduceerde disbalans in de neuronale netwerken in de basale ganglia en het cerebellum.16 Een andere verklaring voor het frequent optreden van ADHD-DCD ligt in gemeenschappelijke genetische factoren van deze aandoeningen, zoals aangetoond in familie- en tweelingstudies.17,18 In de etiologie van de ADHD-DCD spelen omgevingsfactoren ook een rol: zowel prematuriteit als perinatale asfyxie verhoogt duidelijk het risico.12,19
Van ADHD is bekend dat het sterk hereditair is, met een ‘heritability’ (statistische maat die aangeeft voor welk deel een eigenschap genetisch wordt bepaald) van 75-91%.11 Bij de ontwikkeling van ADHD is er sprake van vele genetische polymorfismen met elk een klein risicoverhogend effect. Ook is gevonden dat bij een nog onbekend percentage van de patiënten zeldzame genetische varianten met zelfs grotere risicoverhogende effecten een rol kunnen spelen.20 Naast genen betrokken bij dopaminerge, serotonerge en adrenerge/noradrenerge neurotransmissie zijn bij ADHD recent verbanden met genen aangetoond voor basale processen in de hersenontwikkeling, zoals neuronale migratie, cel-celcommunicatie, adhesie, neuronale plasticiteit en extracellulaire matrixregulatie.21,22 In een recente, genoombrede associatiestudie naar motorische problemen bij kinderen met ADHD werden genverbanden gevonden die eveneens te maken hebben met de ontwikkeling van het zenuwstelsel.23 Daarnaast werden genen aangetoond die in de spiercellen tot expressie komen.
ADHD heeft een heterogeen klinisch beeld en ADHD-DCD is mogelijk een subtype daarvan.
Onderbehandeling van motorische problemen
In de dagelijkse praktijk is er weinig aandacht voor de motoriek van kinderen met ADHD. In een groot Nederlands onderzoek bleek slechts de helft van de kinderen met ADHD die ook last hadden van motorische problemen, hiervoor ooit behandeling van een fysiotherapeut te hebben gekregen.24 Het is echter bekend dat kinderen baat kunnen hebben bij interventie. Het meest veelbelovend zijn de cognitief- en taakgeoriënteerde fysiotherapiemethodes, zoals de zogenoemde ‘Cognitive orientation to daily occupational performance’ (CO-OP) en ‘Neuromotor task training’(NTT). Eerder hebben kleine studies aangetoond dat deze 2 therapievormen zinvol zijn, maar de grote variabiliteit in de onderzochte populaties, de interventies en de kwaliteit van de studies maakt het lastig om definitieve conclusies te trekken over de effectiviteit van de specifieke methodes.25 Behandelingen als CO-OP en NTT worden in Nederland door kinderfysiotherapeuten en door kinderrevalidatiecentra in zogenaamde ‘DCD-teams’ aangeboden. Voorafgaand aan verwijzing naar deze teams zouden ‘risicokinderen’ opgespoord kunnen worden met behulp van een screenende vragenlijst, zoals de DCD-questionnaire (DCD-Q), die ook in Nederland gevalideerd is.26
Conclusie
ADHD en motorische onhandigheid komen vaak samen voor. In de dagelijkse praktijk is er te weinig aandacht voor de motorische problemen van kinderen met ADHD, niet alleen in de diagnostische fase, maar ook bij de behandeling. Kinderen kunnen echter veel last hebben van hun motorische problemen en er zijn bovendien aanwijzingen zijn dat cognitief- en taakgerichte kinderfysiotherapie effectief is. Deze interventie moet echter nog verder worden onderzocht. Ook longitudinale studies op het gebied van motoriek en ADHD zouden zinvol zijn. In de klinische praktijk dient meer aandacht te zijn voor de motoriek van kinderen met ADHD, zowel van de kant van huisartsen en kinderartsen als van medewerkers binnen de GGZ.
Leerpunten
-
De helft van de kinderen met aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD) heeft ook last van motorische onhandigheid ofwel ‘developmental coordination disorder’ (DCD).
-
ADHD en DCD – en daardoor matige prestaties bij sport en spel – zijn beide belangrijke negatieve voorspellers van de populariteit van een kind in de groep.
-
Toch is DCD onderbelicht tijdens het diagnostisch onderzoek en de behandeling van ADHD.
-
Afwijkingen in neuronale netwerken in de basale ganglia en het cerebellum, genetische componenten en omgevingsfactoren spelen mogelijk een rol bij de combinatie ADHD-DCD.
-
Behandeling van deze kinderen met cognitief- en taakgeoriënteerde fysiotherapie lijkt effectief.
-
Screening op motorische problemen bij kinderen met ADHD, maar ook meer aandacht van huisartsen, kinderartsen en GGZ-medewerkers voor deze problematiek is van belang.
Literatuur
Fliers EA, Franke B, Buitelaar JK. Erfelijke factoren bij aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:1726-9 Medline.
Gillberg C. Deficits in attention, motor control, and perception: a brief review. Arch Dis Child. 2003;88:904-10 Medline. doi:10.1136/adc.88.10.904
Fliers E, Rommelse N, Vermeulen SH, et al. Motor coordination problems in children and adolescents with ADHD rated by parents and teachers: effects of age and gender. J Neural Transm. 2008;115:211-20 Medline. doi:10.1007/s00702-007-0827-0
Sergeant JA, Piek JP, Oosterlaan J. ADHD and DCD: a relationship in need of research. Hum Mov Sci. 2006;25:76-89 Medline. doi:10.1016/j.humov.2005.10.007
Polatajko HJ, Cantin N. Developmental coordination disorder (dyspraxia): an overview of the state of the art. Semin Pediatr Neurol. 2005;12:250-8 Medline. doi:10.1016/j.spen.2005.12.007
Mrug S, Hoza B, Gerdes AC, et al. Discriminating between children with ADHD and classmates using peer variables. J Atten Disord. 2009;12:372-80 Medline. doi:10.1177/1087054708314602
Piek JP, Rigoli D, Pearsall-Jones JG, et al. Depressive symptomatology in child and adolescent twins with attention-deficit hyperactivity disorder and/or developmental coordination disorder. Twin Res Hum Genet. 2007;10:587-96 Medline. doi:10.1375/twin.10.4.587
Cairney J, Veldhuizen S, Szatmari P. Motor coordination and emotional-behavioral problems in children. Curr Opin Psychiatry. 2010;23:324-9 Medline. doi:10.1097/YCO.0b013e32833aa0aa
Kadesjö B, Gillberg C. Attention deficits and clumsiness in Swedish 7-year-old children. Dev Med Child Neurol. 1998;40:796-804 Medline. doi:10.1111/j.1469-8749.1998.tb12356.x
Fliers EA, de Hoog ML, Franke B, et al. Actual motor performance and self-perceived motor competence in children with attention-deficit hyperactivity disorder compared with healthy siblings and peers. J Dev Behav Pediatr. 2010;31:35-40 Medline. doi:10.1097/DBP.0b013e3181c7227e
Faraone SV, Mick E. Molecular genetics of attention deficit hyperactivity disorder. Psychiatr Clin North Am. 2010;33:159-80 Medline. doi:10.1016/j.psc.2009.12.004
Pearsall-Jones JG, Piek JP, Rigoli D, Martin NC, Levy F. An investigation into etiological pathways of DCD and ADHD using a monozygotic twin design. Twin Res Hum Genet. 2009;12:381-91 Medline. doi:10.1375/twin.12.4.381
Valera EM, Faraone SV, Murray KE, Seidman LJ. Meta-analysis of structural imaging findings in attention-deficit/hyperactivity disorder. Biol Psychiatry. 2007;61:1361-9 Medline. doi:10.1016/j.biopsych.2006.06.011
Shaw P, Rabin C. New insights into attention-deficit/hyperactivity disorder using structural neuroimaging. Curr Psychiatry Rep. 2009;11:393-8 Medline. doi:10.1007/s11920-009-0059-0
Volkow ND, Wang GJ, Newcorn JH, Kollins SH, Wigal TL, Telang F, et al. Motivation deficit in ADHD is associated with dysfunction of the dopamine reward pathway. Mol Psychiatry. 2011;16:1147-54 Medline.
Zwicker JG, Missiuna C, Boyd LA. Neural correlates of developmental coordination disorder: a review of hypotheses. J Child Neurol. 2009;24:1273-81 Medline. doi:10.1177/0883073809333537
Fliers E, Vermeulen S, Rijsdijk F, et al. ADHD and poor motor performance from a family genetic perspective. J Am Acad Child Adolesc Psychiatry. 2009;48:25-34 Medline. doi:10.1097/CHI.0b013e31818b1ca2
Martin NC, Piek JP, Hay D. DCD and ADHD: a genetic study of their shared aetiology. Hum Mov Sci. 2006;25:110-24 Medline. doi:10.1016/j.humov.2005.10.006
Banerjee TD, Middleton F, Faraone SV. Environmental risk factors for attention-deficit hyperactivity disorder. Acta Paediatr. 2007;96:1269-74 Medline. doi:10.1111/j.1651-2227.2007.00430.x
Elia J, Gai X, Xie HM, et al. Rare structural variants found in attention-deficit hyperactivity disorder are preferentially associated with neurodevelopmental genes. Mol Psychiatry. 2010;15:637-46 Medline. doi:10.1038/mp.2009.57
Franke B, Neale BM, Faraone SV. Genome-wide association studies in ADHD. Hum Genet. 2009;126:13-50 Medline. doi:10.1007/s00439-009-0663-4
Poelmans G, Pauls DL, Buitelaar JK, Franke B. Integrated genome-wide association study findings: identification of a neurodevelopmental network for attention deficit hyperactivity disorder. Am J Psychiatry. 2011;168:365-77 Medline. doi:10.1176/appi.ajp.2010.10070948
Fliers EA, Vasquez AA, Poelmans G, Rommelse N, Altink M, Buschgens C, et al. Genome-wide association study of motor coordination problems in ADHD identifies genes for brain and muscle function. World J Biol Psychiatry. 2011 (epub) Medline.
Fliers EA, Franke B, Lambregts-Rommelse NN, et al. Undertreatment of motor problems in children with ADHD. Child Adolesc Ment Health. 2010;15:85-90 Medline. doi:10.1111/j.1475-3588.2009.00538.x
Polatajko HJ, Cantin N. Exploring the effectiveness of occupational therapy interventions, other than the sensory integration approach, with children and adolescents experiencing difficulty processing and integrating sensory information. Am J Occup Ther. 2010;64:415-29 Medline. doi:10.5014/ajot.2010.09072
Schoemaker MM, Flapper B, Verheij NP, Wilson BN, Reinders-Messelink HA, de Kloet A. Evaluation of the Developmental Coordination Disorder Questionnaire as a screening instrument. Dev Med Child Neurol. 2006;48:668-73 Medline. doi:10.1017/S001216220600140X
Reacties