artikel
Roken is voor zwangere vrouwen extra schadelijk, gezien het verband tussen roken en miskramen, vroeggeboorte, laag geboortegewicht, perinatale sterfte, wiegendood en astma op kinderleeftijd. Diverse interventieprogramma’s zijn matig effectief gebleken om het rookgedrag van zwangeren te veranderen. In deze gerandomiseerde gecontroleerde trial is het effect van ‘motivational interviewing’ (MI) onderzocht, een speciale manier van gespreksvoering voor verandering van verslavingsgedrag. De doelstelling was om zwangeren te laten stoppen met roken, waardoor mogelijk een laag geboortegewicht werd voorkomen.1
Twee ziekenhuizen in Glasgow, Schotland, includeerden alle rokende zwangeren onder 24 weken amenorroe. Naast het verzamelen van standaardinformatie over de gezondheid in de zwangerschap werd de interventiegroep 2-5 keer extra thuis bezocht door speciaal opgeleide verloskundigen voor MI. De controlegroep onderging normale zwangerschapscontroles. De primaire uitkomstmaat werd bepaald na 36 weken amenorroe: gestopt, geminderd, onveranderd rookgedrag of toename. Dit werd gecontroleerd door een cotininebepaling in bloed of speeksel. Cotinine is een metaboliet van nicotine en verschaft informatie over de gemiddelde nicotine-inhalatie van de afgelopen dagen.
Randomisatie werd gestratificeerd voor sigarettenaantal ( 20 sigaretten/dag) en verandering van rookgedrag in de prenatale periode.
In totaal werden 762 zwangeren geïncludeerd met gelijke basiskarakteristieken. Er werden 625 gesprekken gevoerd met 259 zwangeren uit de interventiegroep (75); de mediane gesprekstijd bedroeg 56 minuten (range: 2-219 minuten). MI resulteerde alleen in preventie van méér roken, zowel anamnestisch als bevestigd met bloedonderzoek (5,1 (18/351) versus 10,7 (44/411); RR: 0,48; 95-BI: 0,28-0,81). Dit verschil bleef significant na logistische regressie met de variabelen leeftijd, armoedeniveau, multipariteit en preconceptioneel rookgedrag. Respectievelijk 30 en 28 van de zwangeren uit de interventie- en controlegroep deed een poging tot stoppen, terwijl 44 en 46 trachtte te minderen. Slechts 17/351 (4,8) zwangeren uit de interventiegroep stopten met roken versus 19/411 (4,6) uit de controlegroep. Er was geen significant verschil in geboortegewicht.
MI is duidelijk onvoldoende om zwangeren met roken te laten stoppen. Alleen toename van roken tijdens de zwangerschap wordt erdoor voorkomen.
Toenemende nicotinebehoefte in de zwangerschap wordt verklaard door een verhoogd nicotinemetabolisme bij zwangeren. Bescherming van de foetus tegen teratogene effecten van roken door het verminderen of liever nog staken ervan vergt kennelijk andere interventies dan MI. Nader onderzoek moet uitwijzen of nicotinevervangers hierbij veilig en effectief zijn.
Reacties