Levensbeëindiging op verzoek: wie stelt de norm?

Opinie
Johan Legemaate
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2013;157:A6372
Abstract

Eind 2012 werden de resultaten openbaar gemaakt van de tweede evaluatie van de Wet Toetsing Levensbeëindiging op Verzoek en Hulp bij Zelfdoding, beter bekend als de Euthanasiewet. Een van de uitkomsten was dat zich in de onderzoeksperiode (2007-2012) enkele malen de situatie voordeed dat de standpunten van de regionale toetsingscommissies en die van de KNMG niet synchroon liepen. In het evaluatierapport wordt daarover opgemerkt dat verschillen tussen de standpunten van de toetsingscommissies en die van de KNMG tot onduidelijkheid onder artsen kan leiden over de in acht te nemen normen.1 De vraag is: wie stelt eigenlijk de norm als het gaat om de interpretatie van de wettelijke zorgvuldigheidseisen voor levensbeëindiging op verzoek?

Aanvankelijk ruime interpretatie Euthanasiewet

De Euthanasiewet schrijft voor dat artsen gevallen van euthanasie en hulp bij zelfdoding moeten melden bij de 'regionale toetsingscommissie euthanasie'. De commissie beoordeelt of de arts aan alle wettelijke zorgvuldigheidseisen heeft voldaan. Van…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum-Universiteit van Amsterdam, afd. Sociale geneeskunde, Amsterdam.

Contact Prof.mr. J. Legemaate, gezondheidsjurist (j.legemaate@amc.uva.nl)

Verantwoording

Belangenconflict en financiële ondersteuning voor dit artikel: de auteur ontving een onderzoeksubsidie van ZonMw voor een evaluatie van de Euthanasiewet.
Aanvaard op 22 april 2013

Auteur Belangenverstrengeling
Johan Legemaate ICMJE-formulier
Waarom de KNMG de toetsingscommissies niet lijdzaam volgt
Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Dementie
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties