Kunstmatige inseminatie met donorsperma in Nederland: toekomstbestendig?

Perspectief
P.A.L.(Femke) Kop
Pim M.W. Janssens
Monique H. Mochtar
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A7232
Abstract
Download PDF

Samenvatting

De afgelopen jaren is er veel veranderd binnen de zorg rond kunstmatige inseminatie met donorsperma (KID). Door nieuwe wet- en regelgeving is een groot aantal spermabanken gesloten en is het totale aantal spermadonoren en hun inzetbaarheid afgenomen. Lange wachttijden en het gebruik van spermadonoren van commerciële buitenlandse spermabanken kunnen duiden op een tekort. Het feit dat internet het mogelijk maakt dat vrouwen zelf donorsperma kunnen bestellen en zonder tussenkomst van een spermabank een behandeling kunnen starten, leidt ertoe dat toekomstige donorkinderen de identiteit van hun spermadonor niet kunnen opvragen zoals is vastgelegd in de Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting.

Om deze wet te kunnen handhaven is een actief wervingsbeleid voor Nederlandse spermadonoren gewenst, zodat wachttijden en behandelingen buiten de spermabanken om tegen worden gegaan. Alleen zo kan de huidige Nederlandse KID-zorg worden gewaarborgd voor de toekomst.

artikel

De afgelopen jaren zijn er veel veranderingen opgetreden in de zorg die zich bezighoudt met kunstmatige inseminatie met donorsperma (KID). Wijzigingen in de wet- en regelgeving hebben hier een grote rol in gespeeld en hebben er mede toe geleid dat er een grote daling is opgetreden in het aantal Nederlandse spermadonoren.1 Een nieuwe trend is het gebruikmaken van spermadonoren die worden aangeboden door buitenlandse commerciële spermabanken. Dit donorsperma kunnen vrouwen zelf bestellen via het internet.2 Deze nieuwe ontwikkeling zou kunnen duiden op een tekort aan spermadonoren. Het is echter onbekend of daar momenteel werkelijk sprake van is.

In dit artikel bespreken we welke veranderingen hebben plaatsgevonden binnen de Nederlandse KID-zorg, hoe de huidige stand van zaken is en of de KID-zorg in Nederland toekomstbestendig is.

Minder spermabanken en -donoren

Sinds 1948 wordt KID uitgevoerd in Nederland.3 Dit gebeurt bij paren van wie de man azoöspermie heeft, paren van wie de man drager is van een genetische afwijking, en bij lesbische paren of alleenstaande vrouwen.4 Door de invoering van de Wet Veiligheid en Kwaliteit Lichaamsmateriaal in 2003 werden strengere eisen gesteld aan de spermabanken en moesten zij een erkenning als orgaanbank krijgen.5 Een aantal spermabanken voldeed niet aan deze nieuwe eisen en moest hun deuren sluiten. Dit kwam mede doordat er tegelijkertijd een daling van het aantal spermadonoren plaatsvond: in 1990 waren er 917 spermadonoren beschikbaar, van wie 901 anoniem, vergeleken met slechts 185 spermadonoren in 2005.1

Deze daling werd waarschijnlijk veroorzaakt door de invoering van de Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting in 2004, die stelt dat donorkinderen vanaf de leeftijd van 16 jaar aanspraak kunnen maken op persoonsidentificerende gegevens van de spermadonor. Spermadonoren dienen daarom akkoord te gaan met het registreren van hun gegevens bij de Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (SDKB) en het verstrekken van deze gegevens aan het donorkind als hij of zij 16 jaar wordt.6 Als gevolg hiervan trokken veel spermadonoren die doneerden vanuit het principe van anonimiteit zich terug. De invoering van deze 2 wetten samen heeft erin geresulteerd dat het aantal spermabanken is teruggelopen van 21 in 1990 naar momenteel 8.

In 2010 werd het 'Standpunt infectiescreening' aangepast, waarbij screening van spermadonoren op cytomegalovirus (CMV) verplicht werd. Het huidige standpunt stelt dat sperma van een CMV-positieve spermadonor niet voor een CMV-negatieve vrouw mag worden gebruikt.7 Recent heeft de Gezondheidsraad het advies uitgebracht om het maximum aantal kinderen per spermadonor op 25 te houden, maar een donor kan aangeven voor minder kinderen inzetbaar te zijn.8 Door deze standpunten en adviezen neemt de inzetbaarheid van de nog beschikbare spermadonoren af en kan een tekort optreden.

Tekort aan Nederlandse spermadonoren?

Via een enquête maakten we een inventarisatie van de huidige praktijk. Deze werd ingevuld door 5 van de 8 Nederlandse spermabanken en laat zien dat er in 2010 in totaal 162 Nederlandse spermadonoren beschikbaar waren. Van deze spermadonoren was 57% CMV-negatief en dus volledig inzetbaar. In totaal startten er in dat jaar 644 vrouwen met de eerste donorinseminaties zonder ovariële stimulatie bij de 8 Nederlandse spermabanken. Van deze 644 vrouwen werden 193 (30%) doorgaand zwanger binnen 6 cycli. In 2010 hadden 5 spermabanken een wachtlijst met een gemiddelde wachttijd van 10,5 maanden (spreiding: 0-30 maanden).

Een belangrijke vraag is of er een tekort is aan Nederlandse spermadonoren. Uit de gegevens van de enquête kan een grove berekening worden gemaakt met als uitgangspunt het aantal vrouwen dat startte met een KID-behandeling. Uitgaande van een maximaal aantal van 25 kinderen per donor en een gemiddeld aantal kinderen van 2 per vrouw, zouden voor de 644 vrouwen die in 2010 startten met een KID-behandeling 52 donoren ((2 x 644) / 25) voldoende zijn om aan de vraag te voldoen.

Deze berekening is puur theoretisch en kent een aantal beperkingen. Het is onbekend hoeveel kinderen de 162 beschikbare spermadonoren precies hadden op het moment van de inventarisatie. Als een donor al meerdere kinderen uit eerdere behandelingen heeft, is hij niet langer inzetbaar voor nog 25 kinderen. Tevens kan de donor hebben aangegeven voor minder dan 25 kinderen inzetbaar te willen zijn. De ervaring leert dat een spermadonor 5 jaar inzetbaar is tot het maximum van 25 kinderen is bereikt. Hierdoor is een spermadonor jaarlijks gemiddeld inzetbaar voor 5 nakomelingen. Dit zou betekenen dat er voor de 644 vrouwen 129 spermadonoren (644 / 5) nodig zouden zijn geweest.

Een tweede kanttekening is dat er geen rekening wordt gehouden met de CMV-status en de eventuele matching op uiterlijke kenmerken van de spermadonoren, wat de inzetbaarheid sterk verlaagt. Daarnaast is het onduidelijk hoeveel nieuwe spermadonoren zich jaarlijks aanmelden bij de spermabanken. Als dit er minder dan 52 in totaal zijn, kan dit in de komende jaren leiden tot een tekort.

Andere bronnen van donorsperma

Naast het gebruik van donorsperma van Nederlandse spermadonoren zijn er ook andere bronnen. Een gebruikelijk alternatief is om KID uit te voeren met een eigen donor. Hierbij doneert de spermadonor exclusief voor 1 vrouw. Ook kan donorsperma worden ingekocht van spermabanken in het buitenland door Nederlandse spermabanken of particulier door de vrouwen zelf. Inseminaties met sperma van buitenlandse spermadonoren kan alleen plaatsvinden als deze niet anoniem zijn en dus geregistreerd kunnen worden bij de SDKB. Eén Nederlandse kliniek maakt gebruik van het faire wederkerigheidsprincipe.9 Hierbij staat de vrouw eicellen af in ruil voor het gebruik van donorsperma. Het gebruik van deze andere bronnen van donorsperma kan duiden op een tekort aan spermadonoren of op een specifieke wens van de vrouw die KID ondergaat wat betreft de keuze voor haar spermadonor.

Het internet maakt het mogelijk dat vrouwen zelf donorsperma kunnen bestellen, zowel anoniem als niet-anoniem. Zo kunnen ze zonder tussenkomst van een spermabank een behandeling starten. Dit leidt ertoe dat toekomstige donorkinderen de identiteit van hun spermadonor niet kunnen opvragen, zoals vastgelegd in de Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting, omdat deze donoren niet geregistreerd worden bij de SDKB. Een actief wervingsbeleid voor Nederlandse spermadonoren is dan ook gewenst om wachttijden en behandelingen buiten de spermabanken om tegen te gaan. Alleen zo kan de huidige Nederlandse KID-zorg worden gewaarborgd voor de toekomst.

Conclusie

De afgelopen jaren is er veel veranderd binnen de zorg rond kunstmatige inseminatie met donorsperma. Door nieuwe wet- en regelgeving is in het verleden een groot aantal spermabanken gesloten en is het totale aantal spermadonoren en hun inzetbaarheid afgenomen. Sinds 2005 is het aantal spermabanken en -donoren relatief stabiel gebleven. Lange wachttijden en het gebruik van spermadonoren van commerciële buitenlandse spermabanken kan duiden op een tekort. Om de Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting te kunnen handhaven is het belangrijk voldoende aanbod van Nederlandse spermadonoren te hebben zodat behandelingen buiten de Nederlandse spermabanken om overbodig zijn.

Literatuur
  1. Janssens PMW, Dunselman GAJ, Simons AHM, Kloosterman MD. Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting: inhoud en gevolgen. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:1412-16 Medline.

  2. Cryos. https://dk.cryosinternational.com, geraadpleegd op 19 mei 2014.

  3. Levie LH. Inseminatio Arteficialis. Leiden: Stafleu; 1975.

  4. Advies medisch-technische aspecten van kunstmatige donorinseminatie. Utrecht: Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing (CBO), 1992.

  5. Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal (WVKL). Tweede Kamer vergaderjaar 2000-2001, 27 844, nrs. 1-2 en het (concept) Eisenbesluit lichaamsmateriaal, bij de WVKL. Wet aangenomen door de Eerste kamer der Staten Generaal 28-1-2003.

  6. Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting, houdende regels voor de bewaring, het beheer en de verstrekking van gegevens van donoren bij kunstmatige donorbevruchting. Behandeld in de Eerste Kamer der Staten Generaal, mei 2002, wetsvoorstel 23.207.

  7. Standpunt screening van infectieziekten bij kunstmatige voortplanting. Versie 1.2. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie; 2010.

  8. Het maximum aantal kinderen per spermabankdonor. Evaluatie van de huidige richtlijn. Publicatienr. 2013/18. Den Haag: Gezondheidsraad; 2013.

  9. Standpunt gameetdonatie in een systeem van faire wederkerigheid. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie; 2011.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, Vrouw Kind Centrum, Centrum Voor Voortplantingsgeneeskunde, Amsterdam.

Drs. P.A.L. Kop, arts-onderzoeker; dr. M.H. Mochtar, gynaecoloog.

Rijnstate ziekenhuis, afd. Klinische Chemie, Arnhem.

Dr. P.M.W. Janssens, klinisch chemicus.

Contact drs. P.A.L. Kop (p.a.kop@amc.uva.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Verantwoording

Max H.J.M. Curfs, Roelof J. van Kooij, Marjan Kortman, Annemiek W. Nap, Jacqueline J.P.M. Pieters, Ellen Rijnders, Sjoerd Repping, Jan-Paul Roovers, Henk Ruis, Arnold H.M. Simons en Fulco van der Veen droegen bij aan de totstandkoming van dit artikel.

Auteur Belangenverstrengeling
P.A.L.(Femke) Kop ICMJE-formulier
Pim M.W. Janssens ICMJE-formulier
Monique H. Mochtar ICMJE-formulier

Ook interessant

Reacties