Kennistoets of cursus Google?

Goda Choi
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2011;155:B732

artikel

‘Latijns [sic]… is geen moeilijke taal’ zei mijn docent klassieke talen als je een vertaling had verknoeid. Hij gaf je een pepermuntje en een herexamen. In essentie had hij gelijk: de grammatica was consequent en na enig gepuzzel was de zinstructuur altijd te achterhalen. Probleem was dat er veel woorden totaal niet op het Nederlands leken. Deze woorden hadden we ooit moeten leren, maar waren we vergeten gedurende de schoolcarrière. In de bovenbouw mocht je een woordenboek gebruiken, maar het opzoeken kostte veel tijd en het examen ging gepaard met het besef dat het handig was geweest om een grotere woordenschat Latijn te beheersen.

De geneeskunde lijkt in zekere zin op een Latijnse vertaling. De arts wordt geacht de medische grammatica (kennis) te beheersen om de klinische presentatie te vertalen in een diagnose. Elementen van de presentatie die niet direct worden herkend kan de arts opzoeken, ter aanvulling van de beperkte kennis. De hedendaagse technologie faciliteert het opzoeken van informatie. Maar de informatierevolutie is niet gepaard gegaan met een medische revolutie. Dit komt voor een groot deel omdat de kunst van het opzoeken langzaam de kennis verdringt. Onderwijskundigen introduceerden die het ‘nieuwe leren’, waarbij er veel aandacht uitging naar toegang tot en omgang met informatiesystemen, ten koste van het ouderwetse stampen. De geneeskunde is niet aan deze onderwijstrend ontkomen. De nieuwe generatie artsen (mij incluis) gaat extreem goed om met het opzoeken van informatie, maar faalt bij simpele kennistoetsen (DOI: 10.1126/science.1207745). Je zou kunnen beargumenteren dat snelle toegang tot informatie via de computer, smartphone en internet een datanetwerk in het eigen brein onnodig maakt. Wat is de meerwaarde van bijvoorbeeld eponiemen (ziekte van Moschcowitz) ten opzichte van descriptieve diagnosen (trombotische trombocytopenische purpura)? Bovendien, de geneeskunde vereist veel meer dan alleen kennis van zaken.

Maar in de geneeskunde krijg je meestal geen herexamen, laat staan pepermunt. Het verknoeien van een consult kan ernstige gevolgen hebben voor de patiënt. Voor het praktiseren is een bepaald kennisniveau noodzakelijk. En als je specifieke kennis mist, moet je op zijn minst weten wat je moet opzoeken. Klassiek voorbeeld van wat iedere internist moet weten is de bijwerking van agranulocytose na starten van strumazol bij een patiënt met de ziekte van Graves (deze mag je wel weten). Hoe zeldzaam ook, het niet vooraf bespreken van deze bijwerking of tijdig onderkennen van deze complicatie kan leiden tot ernstige schade voor de patiënt. Een weetje dus en géén ‘zoeken-we-opje’.

De geneeskunde moet voorop lopen in een nieuwe onderwijstrend. De beste manier om het kennisniveau te stimuleren is het ontwikkelen van systematische toetsing. Hierbij wordt iedere medicus gestimuleerd om zijn of haar kennis op peil te houden en uit te breiden, ongeacht stadium in carrière. Dit houdt dus ook in dat oudere collega’s na iedere nascholing moeten worden getoetst en niet vertroeteld met een borrel en bitterbal. Het uitgangspunt van de geneeskunde blijft: primum non nocere. Het is niet moeilijk, maar je hebt er wel kennis voor nodig.

Literatuur
  1. Citeer als: Ned Tijdschr Geneesk. 2011;155:B732

Ook interessant

Reacties